Vraag en antwoord algemeen - vergunningen
Vergunningsprocedure
Artikel 394/2, §4 Omgevingsvergunningsdecreet kan toegepast worden voor alle ingedeelde inrichtingen en activiteiten die stikstofemissies veroorzaken. Het gaat dus niet alleen over ingedeelde inrichtingen of activiteiten waarvan de vergunningstermijn werd verlengd met toepassing van artikel 394/2.
Voor VEN zijn er geen drempelwaarden beschikbaar. Bovendien is het zo dat indien het VEN niet overlapt met het Habitatrichtlijngebied, de impactscoretool ook geen informatie biedt over de bijdrage aan de depositie in VEN. De verscherpte natuurtoets moet dan per dossier bekeken worden.
Ja, het Stikstofdecreet is ook van toepassing op aanvragen waarover de bevoegde overheid nog geen beslissing heeft genomen op 23 februari 2024 (datum van inwerkingtreding van het Stikstofdecreet) en die met andere woorden nog lopende zijn. (artikel 90 Stikstofdecreet)
Onder lopende omgevingsvergunningsaanvragen wordt begrepen:
- alle aanvragen ingediend vóór de inwerkingtreding van dit decreet waarover de bevoegde overheid nog geen vergunningsbeslissing heeft genomen op 23 februari 2024, de datum van inwerkingtreding van het Stikstofdecreet
- vergunningsaanvragen die opnieuw moeten worden behandeld na een vernietigingsarrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Voor de behandeling van die dossiers kan de bevoegde overheid beslissen om de beslissingstermijn te verlengen met:
- 60 dagen als geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is
- 120 dagen als een advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is.
De termijnverlenging wordt vóór de einddatum van de beslissingstermijn meegedeeld aan de aanvrager en desgevallend de beroepsindieners.
Die verlengingstermijn maakt het mogelijk dat:
- de exploitant indien nodig, zijn aanvraag wijzigt of aanvult
- er een openbaar onderzoek wordt georganiseerd over de gewijzigde aanvraag
- de bevoegde overheid opnieuw het advies van de omgevingsvergunningscommissie of de betrokken adviesinstanties inwint.
Het Omgevingsvergunningendecreet noch het Stikstofdecreet voorzien een administratief beroep bij loutere meldingen. Een aanpassingsmogelijkheid is dan ook niet aan de orde.
Het kan wel dat een vergunningsaanvraag meldingsplichtige elementen omvat of zou moeten omvatten. In dat geval is er administratief beroep mogelijk tegen de beslissing over de vergunningsaanvraag.
Het Stikstofdecreet wijzigde artikel 64 van het Omgevingsvergunningendecreet, waardoor in administratief beroep documenten aan het aanvraagdossier kunnen worden toegevoegd.
Door de wijziging aan artikel 13 van het Omgevingsvergunningendecreet, doorgevoerd door artikel 83 van het Stikstofdecreet, kan de bevoegde overheid de administratieve lus ook in beroep toepassen. Waar nodig kunnen dus ook meldingsplichtige elementen in beroep worden toegevoegd aan de aanvraag.
Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, kortweg DBRC-decreet(opent in nieuw venster), voorziet geen mogelijkheid om lopende de procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen een dossier aan te passen.
Voor een vergunningsaanvraag voor de exploitatie van een veehouderij is geen passende beoordeling (van de effecten van stikstofdepositie t.a.v. SBZ-H) vereist als de impactscore kleiner of gelijk is aan de drempelwaarde van 0.025% (art. 36, 1ste lid).
Artikel 5, tweede lid, van het Stikstofdecreet bepaalt:
“Een varkens-, pluimvee- of rundveehouderij kan, in afwijking van het eerste lid [de PAS-referentie 2030], uitsluitend een hogere maximale ammoniakemissie dan de PAS-referentie 2030 verkrijgen op basis van een omgevingsvergunning die wordt verleend met toepassing van artikel 36 of 38, derde lid.”
Bijgevolg is het voor vergunningsaanvragen waarbij de impactscore in de aangevraagde situatie kleiner of gelijk is aan de drempelwaarde (0.025%) mogelijk om een hogere maximale ammoniakemissie dan de PAS-referentie 2030 vergund te krijgen.
Het is in die gevallen niet nodig om beroep te doen op de vrijstellingsregeling die is opgenomen in artikel 12, §1, eerste lid, 1°, van het Stikstofdecreet.
Zolang de impactscore in de aangevraagde situatie kleiner of gelijk is aan de drempelwaarde van 0.025% (bijgevolg voldaan aan artikel 36, eerste lid, van het Stikstofdecreet) kan een hernieuwing of een uitbreiding (waarbij impactscore ≤ drempelwaarde) worden aangevraagd waarbij niet wordt voldaan aan de PAS-referentie 2030 (toepassing van artikel 5, tweede lid, Stikstofdecreet).
Concreet voor dit voorbeeld is voor wat betreft het aspect Natuurtoets een hernieuwing voor onbepaalde duur mogelijk als de impactscore in de aangevraagde situatie ≤ 0.025%.
Er dient geen beroep gedaan op de vrijstellingsregeling.
De verlenging van de beslissingstermijn van artikel 90, §3, van het Stikstofdecreet(opent in nieuw venster) kan inderdaad cumulatief toegepast worden met de huidige verlenging via wijzigingslus, vermeld in artikel 32 OVD(opent in nieuw venster).
Het is de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 of 52 van het OVD, die de beslissing over de termijnverlenging kan nemen wanneer zij oordeelt dat dit nuttig is voor de toepassing van de beoordelingskaders.
Dit wordt ook zo uiteengezet in de toelichting:
“In de derde paragraaf van dit artikel wordt voorzien in de mogelijkheid voor de bevoegde overheid om een verlenging van de beslissingstermijn te voorzien voor hangende omgevingsvergunningsaanvragen als zij dit nuttig acht voor de toepassing van de beoordelingskaders van dit decreet. Dit kan zowel toegepast worden in eerste aanleg als in beroep. De toepassing van de beoordelingskaders van dit decreet kan vereisen dat de omgevingsvergunningsaanvraag wordt aangepast of aangevuld. Dikwijls zal de aanpassing van een passende beoordeling of MER vereist zijn en zullen opnieuw adviezen gevraagd moeten worden. Aangezien de kaders onmiddellijk van toepassing zijn, kan de bevoegde overheid zich bijvoorbeeld voor een dossier dat zich in een eindfase van de procedure bevindt, geconfronteerd zien met de situatie dat niet alle elementen in het dossier aanwezig zijn om de nieuwe beoordelingskaders te kunnen toepassen. In dat geval zal een, desgevallend bijkomende, termijnverlenging nuttig zijn voor de toepassing van de nieuwe beoordelingskaders. De bevoegde overheid krijgt aldus de mogelijkheid tot termijnverlenging en zij brengt de aanvrager en desgevallend de beroepsindiener hiervan op de hoogte.
Alle nodige stappen voorzien in het omgevingsvergunningsdecreet kunnen tijdens deze verlenging toegepast worden. Zelfs als in het dossier al één of meerdere lussen werden toegepast (administratieve lussen of zogenaamde wijzigingslussen) biedt dit decreet zo een rechtsgrond voor een termijnverlenging waardoor een bijkomende lus in de hangende procedure kan worden ingepast. Evenwel is het duidelijk dat deze derde paragraaf enkel kan gebruikt worden in functie van de toepassing van de nieuwe beoordelingskaders. Er wordt hiermee geen rechtsgrond gecreëerd om een bijkomende lus te voorzien los van de toepassing van de nieuwe beoordelingskaders. Om eventuele twijfel of nieuwe adviezen gevraagd kunnen worden weg te nemen, wordt dit uitdrukkelijk bepaald in het tweede lid. Dit verhindert dus niet dat andere procedurele bepalingen van het omgevingsvergunningsdecreet eveneens worden toegepast. Door gebruik van de bewoording “met behoud van de toepassing” in het derde lid van deze paragraaf, wordt beoogd te verduidelijken dat deze termijnverlenging in functie van toepassing van de beoordelingskaders, naast de overige door het omgevingsvergunningsdecreet voorziene verlengingen wordt voorzien. De termijn van de verlenging is gedifferentieerd in overeenstemming met de hangende procedure. Een voorbeeld is dat het MER aangepast wordt, dat is een situatie waarin een advies van de omgevingsvergunningscommissie vereist is; dergelijke aanpassing vraagt enige tijd en daarnaast moeten alle nodige formele stappen herhaald worden, daarom wordt hier voorzien in een verlenging van 120 dagen. Waar nodig zal ook een nieuw openbaar onderzoek georganiseerd moeten worden. Daarvoor kan de geldende regelgeving van het omgevingsvergunningsdecreet en -besluit toegepast worden binnen de voorziene termijnverlenging. De termijnverlenging is uiteraard een maximum, de bevoegde overheid hoeft deze niet volledig uit te putten.”
Wanneer een landbouwer nu zijn vergunning moet hernieuwen en nog wat tijd wil kopen, kan hij een tijdelijke vergunning krijgen tot eind 2030. Wanneer hij uiteindelijk beslist om toch een vergunning van onbepaalde duur aan te vragen en de vereiste maatregelen toch wil uitvoeren, moet hij de vergunning dan ook op zak hebben tegen 30 september 2029? Of mag hij de vergunning aanvragen een jaar vóór het verval van zijn vergunning?
Als een landbouwer wil verder exploiteren na 31 december 2030, dient hij tegen 30 september 2029 over een vergunning te beschikken die conform zijn PAS-ref 2030 is of met toepassing van de depositietool (dalende depositietrend van NH3 niet hypothekeren). Dit is beide in het geval de impactscore >0.025%.
Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen enerzijds bedrijven die meteen een vergunning onbepaalde duur aanvragen en anderzijds bedrijven die dit doen in 2 stappen (eerst een tijdelijke vergunning tot 31 december 2030 en nadien een vergunning onbepaalde duur).
Het is immers de bedoeling dat de voorziene maatregelen om de emissie/depositie te doen dalen effectief in uitvoering zijn vanaf 1 januari 2031.
Volgens artikel 394/2 van het Omgevingsvergunningsdecreet(opent in nieuw venster) volstaat het voor het behoud van het recht op exploitatie tijdens de procedure dat de hernieuwingsaanvraag uiterlijk op de einddatum van de vergunning ingediend wordt. Dat geldt voor de hernieuwing van alle ingedeelde inrichtingen of activiteiten die stikstofemissies veroorzaken.
De regeling van artikel 394/2 van het Omgevingsvergunningendecreet wijkt af van de algemene regeling van artikel 70, §1, tweede lid van het decreet die voor het behoud van het recht op verdere exploitatie tijdens de procedure vereist dat de hernieuwingsaanvraag 12 maanden voor het einde van de vergunning wordt ingediend. Dat neemt niet weg dat hernieuwingsaanvragen die niet onder artikel 394/2 vallen, ook later kunnen worden ingediend. In dat geval is er evenwel geen recht op verdere exploitatie meer tijdens de procedure.
Wanneer de vergunningstermijn verstreken is, kan in ieder geval geen vraag tot hernieuwing van de vergunning meer worden ingediend en verliest de ingedeelde inrichting of activiteit haar karakter van bestaande ingedeelde inrichting of activiteit.
Volgens artikel 90, §3, van het Stikstofdecreet is het de bevoegde overheid die moet beslissen over een termijnverlenging. Er is geen delegatie voorzien naar de Omgevingsambtenaar.
In het omgevingsloket kan je enerzijds de actie doen “ingeven of aanpassen van de uiterste beslissingstermijn” en eventueel verwijzen naar artikel 90,§3 van het stikstofdecreet EN vervolgens via een bericht aan de aanvrager (in voorkomend geval de beroepsindiener) de ondertekende brief opladen.
De beoordelingskaders van het Stikstofdecreet zijn niet van toepassing op louter meldingsplichtige projecten.
Indien het echter gaat om een vergunningsplichtig project dan zal men de stikstofemissies van het volledige project in kaart moeten brengen inclusief deze van meldingsplichtige onderdelen (art. 22 van Stikstofdecreet).
Volledige vraag: Artikel 90, §3. Stikstofdecreet voorziet dat de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 of 52 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, bij de behandeling van een vergunningsaanvraag, vermeld in paragraaf 1 van artikel 90, kan beslissen om de beslissingstermijn te verlengen wanneer zij oordeelt dat dit nuttig is voor de toepassing van de beoordelingskaders, vermeld in dit decreet. Kan deze verlengingsmogelijkheid meerdere keren worden toegepast voor 1 dossier?
De verlengingsregeling in artikel 90 van het stikstofdecreet kan meerdere keren toegepast worden. Er werd hier in de regelgeving geen beperking op gesteld. De toepassing moet uiteraard gebeuren conform artikel 90 van het stikstofdecreet, zo is dit artikel enkel van toepassing op dossiers die op 23 februari 2024 reeds ‘hangende’ waren (zoals omschreven in de eerste paragraaf).
Het Stikstofdecreet is niet van toepassing indien stikstofemissies enkel vrijkomen door verkeer tijdens de aanlegfase of door het inzetten van niet-stationaire bronnen tijdens de aanlegfase. Zie ook het schema op de webpagina ‘Stikstof en vergunningen’.
Indien stikstofemissies daarentegen vrijkomen door extra verkeer na de aanlegfase en de aanvraag uitsluitend een stedenbouwkundige handeling betreft, dan is het beoordelingskader mobiliteitsgerelateerde projecten van toepassing. De stikstofemissies van alle verkeer worden in rekening gebracht en getoetst aan de drempelwaarde van 1%. Voor het bepalen van de impactscore voor mobiliteit is een drietrapsbenadering uitgewerkt in de praktische wegwijzer stikstofdepositie(PDF bestand opent in nieuw venster).
De bouw van een loods is normaal gezien een verkeersgenererend project omdat deze meer stikstofemissiegenererende vervoersbewegingen zal veroorzaken, aangezien er meer aan- en afvoer naar de loods komt.
Als de aanvraag evenwel ook betrekking heeft op een vergunningsplichtige IIOA en de IIOA omvat een stationaire bron met stikstofoxiden die is ingedeeld (vergunnings- of meldingsplichtig), dan is het beoordelingskader voor stationaire bronnen van toepassing. Dit geldt ook als de stationaire bron geen voorwerp uitmaakt van de aanvraag. Overeenkomstig artikel 22 van het Stikstofdecreet moet het geheel van de stikstofdeposities (verkeer + stationaire bronnen in aanlegfase en exploitatiefase), van het project in kaart worden gebracht.
Als stationaire bronnen van stikstofoxiden worden enkel beschouwd de ingedeelde inrichtingen of activiteiten (cf. bijlage 1 van VLAREM II) die stikstofoxiden emitteren. Stationaire motoren en andere stookinstallaties zijn ingedeeld vanaf een nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW. Werfmachines zoals graafmachines, bouwkranen, bulldozers e.d. zijn niet ingedeeld. Niet-stationaire motoren en motoren die opgesteld zijn op een bouwplaats voor de uitvoering van eigenlijke bouw-, sloop- of wegenwerken zijn (conform de uitzonderingen in rubrieken 12.1 en 31.1) eveneens niet ingedeeld. Die worden bijgevolg niet beschouwd als stationaire bronnen die stikstofoxiden emitteren.
Het Stikstofdecreet is inderdaad enkel van toepassing voor vergunningen.
De drempelwaarde van 1% is niet opgesteld om de impact van plannen te beoordelen. De beoordeling van de mogelijke effecten van een plan wat betreft stikstofdepositie moet per dossier bekeken en verantwoord worden.
De PAS – en bij uitbreiding het Stikstofdecreet - heeft enkel betrekking op effecten van stikstofdepositie binnen de Speciale Beschermingszones in het kader van de passende beoordeling. De verscherpte natuurtoets dient opgemaakt te worden conform artikel 26bis van het Natuurdecreet(opent in nieuw venster). Voor nieuwe aanvragen dient ook rekening te worden gehouden met het VEN-besluit.
Het Stikstofdecreet is enkel van toepassing op SBZ-H (=habitatrichtlijngebieden). Het is echter ook mogelijk dat er buiten deze gebieden, vegetatie voorkomt die habitatwaardig is. Dit wil zeggen dat deze vegetaties voldoen aan de typering uit de Habitatrichtlijn en waardevol zijn. Echter is het Stikstofdecreet niet van toepassing op habitatwaardige vegetatie buiten SBZ-H.
De kaartlaag Habitatrichtlijngebieden moet gebruikt worden.
Het Stikstofdecreet is van toepassing op habitats, zoekzones en habitats onder passend beheer in Habitatrichtlijngebied. De biologische waardingskaart en de Natura 2000 Habitatkaart geven de habitats over heel Vlaanderen weer, ook buiten habitatrichtlijngebieden. Echter voor de beoordeling van de stikstofemissies conform het Stikstofdecreet dient er enkel naar de habitats in Habitatrichtlijngebied gekeken te worden.
De aftoetsing moet door de aanvrager aangeleverd worden. De omgevingsvergunningsaanvraag moet immers de relevante potentiële effecten op mens en milieu bevatten.
Voor de projecten die vallen onder de beoordelingskaders van het Stikstofdecreet is in de aanvraag in het bijzonder een passende beoordeling vereist of de motivatie conform het Stikstofdecreet dat geen passende beoordeling nodig is. Als deze informatie ontbreekt, is de aanvraag onvolledig.
Hier bestaat geen opgelegd formulier voor. Je kan een impactscore berekenen via de impactscoretool.
De berekening van een impactscore kan je als rapport toevoegen aan de omgevingsvergunningsaanvraag.
Als je geen gebruik maakt van de onlinetoepassing en aan de hand van de VITO tabellen de impact van uw project uitsluit, dan doe je dit best in een korte nota die je toevoegt aan de omgevingsvergunningsaanvraag.
Let wel: in een omgevingsvergunningsaanvraag is het van belang om alle stiktofemissies op te nemen in de impactscore. Die emissies kunnen zowel in de aanlegfase als erna voorkomen. Indien de aanlegfase en de exploitatiefase volledig gescheiden zijn in tijd, dan kan je hiervoor twee aparte impactscores opmaken.