Actie 1: Stikstofemissies verminderen

Om de Europese natuurdoelen te halen, is het belangrijk dat de uitstoot van stikstof afneemt. Voor kleine bedrijven en biolandbouwbedrijven zijn er uitzonderingsmaatregelen. En bedrijven die moeten stoppen of dat vrijwillig doen, krijgen daarvoor een compensatievergoeding.

Doelen voor 2030: een vermindering van de uitstoot van ammoniak met 40% en een vermindering van de uitstoot van stikstofoxiden met 45% ten opzichte van 2015.

Industrie, transport en landbouw: volledige realisatie van het Luchtbeleidsplan 2030

Sinds 2019 is er een Vlaams Luchtbeleidsplan(opent in nieuw venster) met maatregelen voor de industrie, transportsector en landbouwsector om de luchtverontreiniging in Vlaanderen aan te pakken. We houden die doelen aan in de Programmatische Aanpak Stikstof.

Landbouw

  1. Stopzetting van activiteiten door piekbelasters

Piekbelasters moeten hun activiteiten met een stikstofimpact ten laatste in 2030 stopzetten. De Vlaamse overheid voorziet de nodige begeleiding en compensatie – bijvoorbeeld om over te schakelen op akkerteelt.

Welke bedrijven zijn piekbelasters? Bedrijven die verantwoordelijk zijn voor 50% of meer van de stikstofdepositie in de omliggende natuur, en dat voor minstens 2 van de laatste 3 jaar.

Er is een verschil tussen de bedrijven die in 2015 al piekbelasters waren op basis van hun veestapel, en de bedrijven die sinds de Programmatische Aanpak Stikstof in die categorie vallen:

  • Al piekbelaster in 2015? Dan zijn er 2 opties:
    • Ze zetten hun activiteiten met een stikstofimpact stop. Bedrijven krijgen daarvoor een compensatievergoeding. Hoe vroeger ze vrijwillig hun activiteiten stopzetten, hoe hoger die vergoeding ligt. T
    • Ze schakelen over naar duurzamere vormen van landbouw.
  • Nieuwe piekbelaster? Dan zijn er 3 opties:
    • Ze zetten hun activiteiten met een stikstofimpact stop, ten laatste tegen het einde van 2030.
    • Ze schakelen over naar duurzamere vormen van landbouw.
    • Ze nemen maatregelen zodat ze voldoen aan de emissiedoelen die in dit stikstofplan zijn vastgelegd (zie hieronder) en zodat hun impact op de omgeving daalt tot onder de 50%.
  1. Verlaging van de stikstofuitstoot bij rundvee-, varkens- en pluimveebedrijven

Vermindering van de uitstoot door minder dieren en nieuwe technieken

Tegen 2030 moet elk landbouwbedrijf met runderen, pluimvee en varkens zijn stikstofuitstoot verlagen:

  • varkens- en pluimveebedrijven: 60% minder stikstofuitstoot tegenover 2015 in stallen die niet emissiearm zijn.
  • rundveebedrijven:
    • mestkalfbedrijven: 20% minder stikstofuitstoot tegenover 2015
    • vleesvee- en melkveebedrijven: 15% minder stikstofuitstoot tegenover 2015.

Hoe? Door minder dieren te houden en/of te investeren in technieken die de uitstoot van stikstof beperken. Tegen 2025 moeten alle rundveebedrijven al minstens 1 erkende maatregel hebben genomen om de ammoniakemissies te verlagen(opent in nieuw venster) en daarmee al minstens 5% minder ammoniak hebben uitgestoten ten opzichte van 2015.

Overzicht van emissiearme technieken

De Vlaamse overheid zoekt samen met de sector naar manieren om de stikstofuitstoot in de landbouw te beperken.

Het Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veehouderij(opent in nieuw venster) maakt vóór de zomer van 2023 een lijst met bewezen technieken die de uitstoot van stikstof beperken. In 2026 evalueert de Vlaamse overheid of er genoeg erkende technologieën zijn om de emissies te verlagen.

Uitzondering voor wie al maatregelen nam

Landbouwers die na 2015 een nieuwe stal bouwden of verbouwden met een emissiearme staltechniek en daarvoor een vergunning kregen, hoeven geen extra inspanningen te leveren.

Wie al volop bezig is met maatregelen om de ammoniakuitstoot te beperken, mag die recente technieken laten meetellen.

Uitzondering voor kleine bedrijven en biobedrijven

Deze bedrijven zijn vrijgesteld van de bovenstaande algemene reductiemaatregelen:

  • Kleine bedrijven met een jaarlijkse uitstoot van minder dan 500 kilogram ammoniak én een onder de 0,025%.
  • Biologische bedrijven met een impactscore tussen de 0,025% en 1%.
  1. Vermindering van het aantal varkens met 30%

De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) doet in 2023 een vrijblijvende oproep tot stopzetting aan varkensbedrijven (kmo’s) die meer dan 0,5% stikstofimpact hebben op Europees beschermde natuur in de buurt. De VLM begeleidt de bedrijven bij hun aanvraag.

Kijk voor meer informatie op de pagina ‘Vrijwillige stopzettingsregeling voor varkensstallen(opent in nieuw venster)’.

  1. Verbod op bemesting binnen habitatrichtlijngebieden

Tegen 2028 is er een verbod op bemesting in waardevolle natuur en bossen. Die nulbemesting betekent dat er alleen bemest mag worden door begrazing, met op jaarbasis maximaal 2 grootvee-eenheden per hectare. Het is verboden om dierlijke mest op een andere manier toe te dienen en om te bemesten met kunstmest of andere organische meststoffen.

Landbouwers ontvangen daarvoor een compensatie.

  1. Mestverwerkingsinstallaties

De mestverwerkingssector in Vlaanderen stoot jaarlijks zo’n 1000 ton ammoniak uit. De 20 grootste installaties veroorzaken 98% van die uitstoot. Het stikstofplan voorziet een vermindering van 30% van de ammoniakuitstoot voor de grootste installaties. 2 mestverwerkers met een piekbelasting zullen hun activiteiten moeten stopzetten.

  1. Hervorming van de nutriëntenemissierechten

Nutriëntenemissierechten zijn mestproductierechten: hoeveel dieren elk bedrijf maximaal op jaarbasis mag houden. Er zijn in Vlaanderen nu meer rechten toegekend dan er dieren zijn. Daarom roomt de Vlaamse overheid een deel van dat overschot af.

Actie 2: Een nieuw kader voor vergunningen

Als een bedrijf in de industrie of de landbouw stikstof uitstoot en daarmee de natuur belast, moet er bij de vergunningsaanvraag onderzoek gebeuren naar de effecten van die uitstoot.

In februari 2021 keurde de Raad voor Vergunningsbetwistingen een vergunning voor de uitbreiding van een kippenstal af. Het pluimveebedrijf kon niet aantonen dat de bijkomende uitstoot van stikstof geen negatieve gevolgen zou hebben voor de nabijgelegen natuurgebieden.

Met de Programmatische Aanpak Stikstof komen er duidelijke regels voor het vergunningenbeleid bij stikstofuitstotende bedrijven. Zo weten (landbouw)bedrijven op voorhand wat de randvoorwaarden zijn voor een vergunning die in lijn is met het stikstofplan. Dat nieuwe kader voor vergunningen gaat in vanaf het moment dat de Programmatische Aanpak Stikstof is vastgelegd in de Vlaamse regelgeving.

De beoordeling van een vergunningsaanvraag verloopt in 2 stappen:

  • voortoets: er wordt nagegaan of het nieuwe project niet in conflict is met de Europese natuurdoelen in de omgeving. Anders gezegd: heeft het project waarvoor de vergunning wordt aangevraagd een mogelijke stikstofimpact op de omgeving? Zoja, dan is er een passende beoordeling nodig.
  • passende beoordeling: wie de vergunning aanvraagt, moet nagaan of de stikstofemissie van de activiteit al dan niet leidt tot significante effecten. Dat gebeurt in een uitgebreid onderzoek.

Om te weten of er een passende beoordeling nodig is, werkt de Vlaamse overheid met de-minimisdrempelwaarden.

Vanaf wanneer is er een passende beoordeling nodig?

  • voor stationaire NOx-bronnen (stookinstallaties, verbrandingsinstallaties, fornuizen, …): als de activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd een impactscore heeft van meer dan 1%.
  • voor mobiliteit, bijvoorbeeld de uitbreiding of aanleg van een nieuwe weg: als het verkeer daardoor een impactscore heeft van meer dan 1%.
  • voor veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties: als de activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd een impactscore heeft van meer dan 0,025%.

Lees ook: ‘Waarom verschillen de-minimisdrempels voor vergunningen sterk voor installaties en veehouderijen?

Actie 3: Stikstofsanering: ecologische herstelmaatregelen

In veel natuurgebieden tastte stikstof de bodem en het water al behoorlijk aan. Omdat de natuur zich niet altijd vanzelf herstelt, zijn er extra maatregelen nodig. We passen de maatregelen aan het gebied aan: verzuurde toplaag weghalen, bekalken, omvorming van naaldbossen naar loofbossen, …

A- en B-habitats

Voor de maatregelen rond het natuurherstel zijn de beschermde habitats ingedeeld in 2 groepen, de A- en B-habitats:

  • A-habitats: de impact van stikstof is in die gebieden zo groot dat herstelmaatregelen alleen zin hebben als de stikstofuitstoot drastisch wordt teruggedrongen.
  • B-habitats: zelfs wanneer de stikstofdeposities in die gebieden hoog liggen, helpen gerichte herstelmaatregelen om de kwaliteit van de natuur te verbeteren.

Wat houden de herstelmaatregelen in?

Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek maakte een lijst met 25 herstelmaatregelen., zoals:

  • bekalken
  • beplanting weghalen
  • herstel van de waterhuishouding
  • vernatting van verdroogde gebieden
  • verzuurde toplaag van de bodem afschrapen.

We passen ze toe waar het effect het grootste is. Sommige maatregelen gebeuren heel lokaal, in een specifiek gebied. Voor andere maatregelen is er een grootschaligere aanpak nodig.

Tijdlijn

Alle herstelacties moeten opgestart zijn tegen 2045. Overheden moeten die acties vastleggen in een natuurbeheerplan. Voor particulieren is dat natuurbeheerplan niet verplicht.

Actie 4: Ondersteuning en begeleiding van landbouwbedrijven

Het grootste deel van de ammoniakuitstoot in Vlaanderen komt van landbouwbedrijven. Om de ammoniakuitstoot te verminderen, moeten alle bedrijven die stikstof uitstoten maatregelen nemen, bijvoorbeeld investeren in nieuwe staltechnieken of minder dieren houden. Daarvoor voorziet de Vlaamse overheid financiering en begeleiding. Er is extra ondersteuning voor jonge landbouwers.

  1. Investeringssteun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds
    • 40% steun voor investeringen die ammoniak verminderen en voor stalsystemen die ammoniakemissiearm zijn (65% voor jonge boeren)
    • Nieuwe maatregel: ‘opstart omschakeling naar duurzame bedrijfsstrategie’.
  2. Compensatie van piekbelasters bij stopzetting van de landbouwactiviteiten

Piekbelasters krijgen de keuze om te stoppen of hun activiteiten aan te passen. In beide gevallen is er een compensatie voorzien. Die ligt hoger als bedrijven vrijwillig stoppen vóór de uiterste datum.

  1. Compensatie bij vrijwillige stopzetting van landbouwactiviteiten

Voor veebedrijven met een stikstofimpact van meer dan 5% op de omliggende natuur is er al sinds 2017 een regeling. Het nieuwe stikstofplan voorziet nu een hogere compensatievergoeding als ze sneller stoppen. Net als bij de varkenshouders komt er een vrijblijvende oproep tot stopzetting. Bedrijven met de hoogste impact worden als eerste geselecteerd.

  1. Compensatie versnelde stopzettingsregeling voor varkenshouders

De varkenssector moet een veestapelvermindering van 30% realiseren tegen 2030, via de vermindering van het aantal dieren in alle stallen die niet-ammoniakemissiearm zijn. De bedrijven krijgen daar een compensatie voor.

  1. Vergoeding voor nulbemesting groene bestemmingen

Tegen 2028 is er een verbod op bemesting in natuurgebieden. Bedrijven met percelen die door dat verbod worden getroffen, krijgen een compensatievergoeding.

Naast een financiële compensatie krijgen landbouwers ook advies en ondersteuning. Een transitiemanager van het Departement Landbouw en Visserij begeleidt hen met opleidingen, sollicitatietrainingen en sociale ondersteuning.

Voor landbouwbedrijven in de buurt van het Turnhouts Vennengebied is er extra begeleiding. Daar wordt ook ingezet op begeleiding naar stikstofarme teelten.