Naar inhoud
Vlaanderen
TeamTaaladvies.be
Zoeken
Contacteer ons
Navigatie>
Zoeken
contact
Zoeken
Stel uw taalvraag
Taaladviezen
Spellingregels
Tips voor klare taal
Spellingtests
Home
Taaladviezen
Woordgebruik
Correctheid en betekenis
Correctheid en betekenis
-matig
-technisch
24 uur op 24 / vierentwintig uur per dag / dag en nacht
25 jaar oud zijn / 25 jaar zijn / 25 zijn
7 dagen op 7 / zeven dagen per week / elke dag
a rato van (betekenis)
aan boord leggen (betekenis)
aan wie / waaraan
aandacht trekken / vestigen op
aandraven / aandragen
aanduiden / aanstellen
aangewezen (betekenis)
aangezien / gezien
aangezien worden / aanzien worden
aankomen / toekomen
aankomen met / afkomen met*
aanname / veronderstelling / hypothese
aanvinken / afvinken / uitvinken
aanvoerster / aanvoerdster*
abonnement afsluiten / abonnement nemen
abstractie maken van
achternaam / familienaam
acquireren (betekenis, synoniem)
acteren / akte nemen van
ad / à
ad hoc (betekenis)
afdanken / ontslaan
afgelasten / aflassen*
afgelopen / voorbij / verleden / vorig
afgezien van / onafgezien van*
afhouden, inhouden / afhouding, inhouding
afkomen / aankomen
afleveren / afgeven
afluisteren / beluisteren
afname / afneming
afprinten / afdrukken / uitprinten / printen
aftrekker
akkoord gaan met / akkoord zijn met
alinea / paragraaf
alle vier de / alle vier
alleszins (betekenis, synoniem)
alloceren (betekenis, synoniem, uitspraak)
als / dan
als / dat
als / wanneer
als / zoals
als bijlage / in bijlage / in de bijlage
als eerste (betekenis)
als gevolg / tot gevolg / ten gevolge / voor gevolg hebben*
als gevolg van / ten gevolge van
alsmaar / almaar
alumnus, alumni (betekenis)
alweer / weeral*
amateur / liefhebber
ambtenaar / beambte
anderhalf / een en een half*
annulatie / annulering
antibioticum / antibiotica
appelsien / sinaasappel
appelsiensap / sinaasappelsap / fruitsap
Ardens / Ardeens / Ardenner
authenticatie / authentificatie
authenticeren / authentificeren
baan / weg
balans / bilan*
bang zijn dat / er bang voor zijn dat
bangerd / bangerik / bangert*
banneling / balling
barema / baremieke schaal / weddeschaal / loonschaal / salarisschaal
beargumenteren / argumenteren
bedankt voor het bellen / bedankt om te bellen / bedankt voor te bellen*
begin de jaren zeventig / begin jaren zeventig
beginnen / beginnen te
behalve / buiten / naast
behartenswaardig / behartigenswaardig
behelzen / bevatten
behoren tot een van de …
behoudens (betekenis, synoniem)
bekend / gekend
bekend zijn / geweten zijn
bekomen / verkrijgen
bekommernis (betekenis)
belanghebbende / betrokkene
belasting(s)brief / belasting(s)aangifte / belasting(s)formulier / aangifteformulier
benoemen tot / benoemen
bepaling / beschikking
beslissen / besluiten
bestelwagen / bestelauto / camionette*
bestemmeling / geadresseerde / ontvanger
betalend parkeren / betaald parkeren
beter: je kunt beter stoppen / je stopt beter
betichte / beklaagde / beschuldigde / verdachte
betrachten / beogen
betreffend / betreffende
betreffende / desbetreffende
betrekking te begeven / te vergeven betrekking
betrokken (betekenis)
betrokkene / de betrokkene
bij zich hebben / bijhebben
bijgaand vindt u, bijgaand stuur ik u
bijgesloten / bijgevoegd / ingesloten / bijgaand
bijtreden
binnen de / binnen
bladzijde / pagina
bloemsuiker / poedersuiker
borrel / receptie / drink
bovengenoemd / bovenvermeld / hogergenoemd / hogervermeld
bruisend water / bruiswater / sodawater / spa bruis / spa rood / spuitwater
buizen / zakken
bureau / bureel*
bv / bvba
caissière / kassière / kassierster / cassière*
Caribisch / Caraïbisch
casu quo, c.q. (betekenis)
catalogeren / catalogiseren
categorisch / categoriek
cc / bcc
chauffage / centrale verwarming / radiator
chocolade / chocoladen
cijfer / getal / nummer (betekenis)
commentaar / hoofdartikel / redactioneel artikel / editoriaal
committeren, zich committeren aan (betekenis, synoniem)
communiceren
consumeren / consummeren
contacteren / contact opnemen met
coördinatrice / coördinator
crèche / kribbe
creditcard / kredietkaart / bankkaart / betaalkaart
criterium: criteria / criteriums
cultuurcentrum / cultureel centrum
cumulatie / cumul*
daarlangs / langs daar
daarom / daardoor
dag dat / waarop / toen
dagdagelijks / dagelijks
dampkap / afzuigkap / wasemkap
dan / toen
dan in als-zin
dat / of / of dat
Dat belooft! / Dat belooft wat!
datgene / datgeen*
de boeken neerleggen / de boeken sluiten
de brug is dicht / open
de brug maken (betekenis)
de jaren zestig van de vorige eeuw / de jaren 1960
de lat gelijkleggen (betekenis)
deel uitmaken van / onderdeel uitmaken van
deelname / deelneming
Den Haag / 's-Gravenhage
desgevallend / indien nodig
destilleren / distilleren
deze avond / vanavond
deze keer / dit keer / die keer / dat keer*
deze middag / vanmiddag
deze morgen / vanmorgen
deze nacht / vannacht
digitale kijker / digitaalkijker
dinsdags / 's dinsdags*
directrice / directeur
dis- / dys-
disclaimer (betekenis)
ditmaal / deze maal
diverse / diversen
doctoraalscriptie (betekenis)
dodentol / dodental
doel / betrachting*
donatie / dotatie
donderdags / 's donderdags*
door / dankzij
door de band genomen / door de bank genomen
door de bomen het bos niet meer zien / door het bos de bomen niet meer zien
door middel van / middels / bij middel van*
doorgewinterd / doorwinterd*
doorheen het jaar / door het jaar heen
draad / kabel / snoer
dranghek / dranghekken / dranghekkens*
dreigen (betekenis)
drie keer meer / drie keer zoveel
druk zijn / druk zijn met / het druk hebben met
drukkingsgroep / belangengroep / pressiegroep
drukkingsmiddel / pressiemiddel / drukmiddel
drummen / dringen / duwen
duizend en eerste / duizend en eende
duizend negenhonderd / negentienhonderd
durven / durven te
duur kosten*
een beroep doen op / beroep doen op*
een dezer dagen / dezer dagen
een einde maken aan / een einde stellen aan*
een op de drie / een op drie*
een proces aanspannen / inspannen*
eenmaal / eenmaal dat* / eens / eens dat*
eerste twee / twee eerste
efficiënt / effectief
eidooier / eierdooier
eigengemaakt / zelfgemaakt
eind / einde
einde aan / van
eindelijk / uiteindelijk / ten slotte
elektricien / elektrieker*
elektronisch betalen / met de kaart betalen / pinnen
elk / ieder
elkaar / mekaar
elke keer dat / als / wanneer
en (aan het begin van een zin)
enerverend (betekenis)
Engels kennen / Engels kunnen
enigste / enige
enzovoort / enzovoorts
ergeren / irriteren
ernstig / serieus / au sérieux nemen
erop vertrouwen dat / vertrouwen dat*
ervoor zorgen dat / zorgen dat
evenals (synoniem, betekenis)
eveneens / evenmin
evenveel als / evenveel dan*
evident (betekenis)
evolutie / ontwikkeling
expert / experte
extravert / extrovert
faciliteren (betekenis, synoniem)
factie / fractie
faillissement / faling*
fiche / steekkaart / kaart
fier / trots
fluo-
fluostift / markeerstift
flux de bouche
focussen / zich focussen
foto nemen / foto maken / foto trekken*
frigo*
frigobox / koelbox
frikadel / frikandel
functionaris (betekenis, synoniem)
fungeren als / functioneren als
fuseren / fusioneren
fysiek / fysisch
gaan / zullen
gaan gaan*
gal spugen / spuwen / uitspuwen
galerie / galerij
gans / heel
garagehouder / garagist
gebruiksvriendelijk / gebruikersvriendelijk
gedaan / klaar, voltooid
gedaan zijn / voorbij zijn
gedachte: van gedachten wisselen / van gedachte wisselen*
gegeerd / begeerd
gegoed / begoed
gehad / gekregen
geld opnemen / geld afhalen / pinnen
geleden / terug
geleid bezoek / rondleiding
gelijkaardig / gelijksoortig / soortgelijk / dergelijk
gelijkvloers / begane grond / benedenverdieping
gelukkig / gelukkiglijk*
gemakkelijk / makkelijk
gemakshalve / gemakkelijkheidshalve
genieten / genieten van
geranium (meervoud)
gerei / gerief
geslagen / geslaan*
getuigen de reacties / getuige de reacties
gevangenbewaarder / gevangenenbewaarder / gevangenisbewaarder
gewend / gewoon
gewond / gekwetst
gewonnen hebben / gewonnen zijn*
gezelschapsspellen / gezelschapsspelen
gijzelaar / gijzelnemer / gegijzelde
gips / plaaster*
giraf / giraffe
gisteravond / gisterenavond
gisteren / gister
globaal (betekenis)
globaal / mondiaal
goed geplaatst / geschikt
goed om te weten / goed om weten
goedemiddag / goeiemiddag / goede middag / goeie middag / goedenmiddag*
goedemorgen / goedemiddag
goedemorgen / goeiemorgen / goede morgen / goeie morgen / goedenmorgen*
goedenavond / goeienavond / goedeavond / goeieavond / goede avond / goeie avond
goedendag / goeiendag / goededag / goeiedag / goede dag / goeie dag
goedkoper / beterkoop*
goesting / trek / zin
gps / gps-systeem
graag: grager, graagst / liever, liefst
grondwettelijk / grondwettig
grootteorde / ordegrootte / orde van grootte
haar kleuren / verven
handje toesteken / helpen
hardop / luidop
hart: een hart onder de riem steken / een riem onder het hart steken
heel / geheel
hek / hekken / hekkens*
helder / duidelijk
helpen / helpen te
herhaald / herhaaldelijk
herinneren / zich herinneren
herleiden (betekenis)
herstelmelding / hersteldmelding
hervallen
het belangrijkste / het bijzonderst
het belt / de bel gaat
het best / best
het goed stellen / het goed maken
het goed voorhebben / het goed hebben
het spreekt vanzelf / het spreekt voor zich(zelf)
hetzelfde / dezelfde
hetzelfde als / hetzelfde dan*
hierlangs / langs hier
hoe dat / hoe
hoe … des te … (volgorde onderwerp en persoonsvorm)
hoe … hoe / hoe ... des te ...
hoe … hoe … (volgorde onderwerp en persoonsvorm)
hoeven / hoeven te
hoeven / moeten
honderdeneerste / honderdeneende
hoog oplopen met (betekenis)
hoorn / horen
hopende / hopend
horloge / uurwerk
hospitaal / ziekenhuis
houden aan
hypothekeren (betekenis)
iets louches / iets louche'* / iets louche*
iets moois / iets mooi
iets wat / iets dat
ijskast / koelkast / frigo*
ik glij / ik glijd
ik hou / ik houd
ik rij / ik rijd
immers / namelijk
in de hoedanigheid van / in de hoedanigheid als*
in Frage / im Frage
in meer of mindere mate / in meerdere of mindere mate / in mindere of meerdere mate / in min of meerdere mate
in panne vallen / panne hebben / panne krijgen / pech krijgen
in tussentijd / in de tussentijd / intussen
in voege / van kracht
inbegrepen bij de prijs / inbegrepen in de prijs / begrepen in de prijs
Indiaas / Indisch
infuus / baxter
ingang / hal / inkom / inkomhal
inhuldigen / inwijden
initiatie / kennismaking
inkaderen / inlijsten
instaan voor / zorgen voor
integendeel / daarentegen
intussen / ondertussen
inwijkeling / immigrant / nieuwkomer
inzameling / collecte / omhaling*
inzetten op iets
Iranees / Iraniër
Jan z'n boek / Jan zijn boek / Jans boek / het boek van Jan
Jana d'r boek / Jana haar boek / Jana's boek / het boek van Jana
jaren negentig / negentiger jaren
jaren nul, jaren 0
jaren tachtig / tachtiger jaren
jaren tien, jaren 10
jaren zestig / zestiger jaren
jaren zeventig / zeventiger jaren
jarig zijn / verjaren
job / baan
jobstudent / werkstudent / vakantiewerker
jumelage / stedenband / verbroedering / verzustering
kaap bereiken, overschrijden
kaderen in (betekenis)
keer: de keer / het keer*
Kempens / Kempisch
kennisneming / kennisgeving
keuze / keus
kinesist(e) / kinesitherapeut(e) / fysiotherapeut(e)
klacht neerleggen / klacht indienen
klant / cliënt
klasseren / beschermen
kleding / kledij / kleren
kleed / jurk
kleinzerig / kleinzielig
kloklezen, kloktijden lezen
komaf maken met / een einde maken aan
kop / tas
kopie / kopij
kortelings / binnenkort
kortfilm / korte film
kostelijk / kostbaar
kosten / kost
kou hebben / koud hebben / het koud hebben
kraanwater / kraantjeswater
kritiek / kritisch
kwalitatief / kwaliteitsvol
kwartaal (betekenis)
kwartier / kwartuur*
kwijt zijn / iets is zoek / iets is kwijt*
laatdunkend / laagdunkend*
laatste / jongste
laattijdig / te laat
lab / labo
lachen met / lachen om
langs / aan de ene kant, langs / aan de andere kant
langs / langsheen
langs / naast iemand liggen
langs / via deze weg
langskomen / afkomen
Latijn / Latijns
leefbaar / levensvatbaar
leeggoed / statiegeld
legislatuur / zittingsperiode / regeerperiode
legitimeren / identificeren
leiband / lijn
leiden / lijden, leidt / lijdt
let op / let wel
letterlijk (betekenis)
levertermijn / leveringstermijn
licentiaatsverhandeling (betekenis)
lidgeld / lidmaatschapsbijdrage / bijdrage / contributie
lijn / streep / regel
lijst / kader
linker / linkse
lintmeter / centimeter / meetlint
loonfiche / loonbrief(je) /loonstrook(je)
lopende meter / strekkende meter
luxe / luxueus
maal: de maal / het maal*
maandags / 's maandags
maar (aan het begin van een zin)
maar / doch
maar / slechts
maar desondanks
map / farde*
materiaal / materieel
maximum / maximaal
mazout / stookolie / huisbrandolie
mecanicien / mekanieker* / monteur
medicamenten / medicatie / medicijnen
mediterraans / mediterraan
mee hebben / meehebben / bij zich hebben
meerdere / verschillende
met als gevolg / met tot gevolg
met een sisser aflopen (betekenis)
met ons allen / met z’n allen
met wie / waarmee
met z'n vieren / met ons vieren / met hun vieren / met vier / met vieren* / met ons gevieren*
met zich brengen / meebrengen / met zich meebrengen
meteen / gelijk
metselen / metsen
middelste / middenste*
midden / kring / milieu
midden / te midden van / in het midden van
mijns inziens / mijn inziens* / naar mijns inziens*
minimum / minimaal
misdaden tegen de mensheid / misdaden tegen de menselijkheid / misdrijven tegen de mensheid / misdrijven tegen de menselijkheid
mits (als voorzetsel)
mits (betekenis, synoniem)
mits / vermits*
modaliteiten (betekenis, synoniem)
moest / mocht / als
mogelijk / mogelijks*
moment dat / waarop / wanneer
mond-tot-mondreclame / mond-op-mondreclame* / mond-aan-mondreclame*
mondjesmaat / met mondjesmaat
moord / doodslag
moraal / moreel
morgen / ochtend
motivatie / motivering
moto* / motorfiets / motor
museum: musea / museums / musea's*
n.v.d.r. (betekenis)
naamloos / nameloos
naar aanleiding van / na aanleiding van*
naar achter / naar achteren
naar daar / daarheen / daarnaartoe
naar hier / hierheen / hiernaartoe
naar onder / naar onderen
naar rata / naar rato / pro rata / pro rato
naar voor / naar voren
naar waar / waarheen / waarnaartoe
naar … toe, naar de mensen toe, naar de toekomst toe
naargelang / naargelang van
nadien / daarna / later
namelijk / met name
namens deze / dezen
nauw aan het hart liggen / na aan het hart liggen
Nederlander / Nederlands / Nederlandse
neef / kozijn
neervlijen / neervleien*
negen op de tien / negen op tien*
net / juist
niet dan nadat / niet nadat
niet denkbeeldig / niet ondenkbeeldig
niet erg / geen erg
niet in het minst / niet het minst
niet te overschatten / onderschatten
niet uitmaken / niets uitmaken
niets is minder waar (betekenis)
niks / niets
nochtans
noemen / heten
nog / noch
nood aan / behoefte aan
nooit geen*
nooit meer / nooit weer
nooit niet*
nootmuskaat / muskaatnoot
normaal / normaal gezien / normaal gesproken
normaliter (uitspraak, synoniem)
nota (betekenis, synoniem)
nota’s / notities
nota’s nemen / nota’s maken
objectief / doelstelling
of / en / en/of
ofwel / dan wel
ofwel / oftewel
om de beurt / om beurten / om beurt / om de beurten*
om het even waar / waar ook / eender waar / gelijk waar
om het even wanneer / wanneer ook / eender wanneer / gelijk wanneer
om het even wat / wat ook / eender wat / gelijk wat
om het even welke / welke ook / eender welke / gelijk welke
om het even wie / wie ook / eender wie / gelijk wie
om het hardst / om ter hardst
om het uur, om het andere uur (betekenis)
omdat / doordat
omkadering (betekenis)
omkleden / verkleden
omlegging / omleiding
omslag / briefomslag / envelop
omstaander / omstander
omwille van / vanwege / wegens
omzeggens*
onacceptabel / inacceptabel
onder / in de arm nemen
onder gesloten omslag / onder couvert / in een gesloten envelop(pe)
onder meer / onder andere
onder rembours (betekenis)
onder voorlegging van, op voorlegging van (betekenis)
onderhavig (betekenis, synoniem)
onderlijnen / onderstrepen
ondervragen / overhoren
onderwijskundige / onderwijsdeskundige
onderzoeker / navorser*
onevenwicht / onevenwichtigheid
ongelovige / niet-gelovige
ons beider / onze beide / onzer beider*
ons inziens* / onzes inziens
onthaal / ontvangst
onthaalmoeder, onthaalouder, onthaalbureau
onthalen
ontlenen / lenen / uitlenen
ontruimen / evacueren
ontsnappen / ontgaan
onuitgegeven / ongekend
onverlet, onverlet laten (betekenis, synoniem)
onverwachts / onverwacht
ooit (na een overtreffende trap)
oom / nonkel / onkel*
op een haar na
op gebied van / op het gebied van
op haar plaats zijn / op zijn plaats zijn
op het eerste gezicht / zicht*
op het internet / op internet
op hun plaats zijn / op zijn plaats zijn
op punt staan
op punt stellen
op vlak van / op het vlak van
op zijn actief / naam / conto hebben
op zijn honger blijven zitten
opdat / zodat
opendeurdag / open dag
openingsuren / openingstijden
opent / opent zich / wordt geopend
opkijken / opzien tegen
oplijsten
opmerking / aanmerking / bemerking
opnieuw / overnieuw
opportuniteit / kans / gelegenheid
opvolgen (synoniem, betekenis)
opvolging (synoniem, betekenis)
opzeg* / opzegging / vooropzeg*
opzetten / aanzetten
ordewoord (betekenis)
organigram / organogram
organiseren / houden
organiseren / inrichten
oubollig (betekenis)
oudste bekende / oudst bekende
overmacht / heirkracht*
overmaken / bezorgen
paar, onpaar / even, oneven
pallet / palet
panne / pech / storing
paranoia / paranoïde
parlementair / parlementslid / parlementariër
Peking / Beijing
pensioen / pensionering
per se (betekenis, synoniem)
permanentie / dienst
personeelssterkte / personeelsbestand / effectieven*
Peruaans / Peruviaans
petekind / metekind
pijler / peiler
pijpen: dansen naar de / het pijpen van iemand
pitstop / pitsstop
plaats / plek
plastic / plastiek / plastieken
plat water / spa blauw
platte / lekke band
plattekaas / kwark
plezant
plots / plotseling
plotsklaps / eensklaps / plots / plotseling
pluche / pluchen
politicus / politica
politicus / politieker*
politieel / politioneel
poolshoogte nemen / polshoogte nemen*
postwissel / postmandaat*
potentie / potentieel
prinsenpaar
prioriteren / prioriseren* / prioritiseren*
privé / privésector
proactief (betekenis)
proberen om / proberen van*
procent / percent
procentpunt / procent
professionelen / professionals
prognosticeren / pronostikeren
proper / schoon
protestant / protestants
psychisch / psychologisch
punctueel (betekenis, synoniem)
quasi (betekenis, synoniem)
quotum / quota / quotums / quota's
recent / recentelijk
rechterlijk / rechtelijk / gerechtelijk / gerechterlijk*
rechtsomkeer / rechtsomkeert maken
red. (betekenis)
redacteur / redactrice
rede (betekenis)
reden (betekenis, synoniem)
reden / rede
reden / redenen
reden waarom / reden dat
regelmatig / geregeld
reglement van orde / reglement van inwendige orde / huishoudelijk reglement
resem, pak, rist, rits
residentieel (betekenis)
respectief / respectievelijk
richting … / naar …
rijbaan / rijstrook / rijvak
rijhuis / rijtjeshuis
rijzen: de vraag rijst / stelt zich
rotonde / rondpunt
rouwdouw / rauwdouw / rouwdouwer / rauwdouwer
rubber / rubberen
salon / bankstel
salon / beurs
salon / woonkamer
sanctioneren (betekenis, synoniem)
scherp / scherpst van de snede
schoonbroer / zwager
schoonmaakster / poetsvrouw / werkster / kuisvrouw*
schoonmaken / kuisen
schorsen / opschorten
schrik hebben / bang zijn
sensibiliseren / bewustmaken
sic (betekenis, gebruik)
signalisatie (betekenis)
silicone / siliconen
sinds / sedert
site (betekenis, uitspraak)
slaan / slagen
slagen / lukken
slager / beenhouwer*
slagerij / beenhouwerij*
sliptong / slibtong*
soeplepel / eetlepel / pollepel
solden
solderen / uitverkopen / afprijzen
soort / soort van
sowieso (betekenis, synoniem)
spel: spelen / spellen
spelfout / spellingfout / spellingsfout
stadium / stadion
stagiair / stagiaire
standaardtaal - nieuw en verouderd taalgebruik
standaardtaal - verschillen tussen België en Nederland
standaardtaal, tussentaal, dialect
stationeren / parkeren
steiltang / stijltang
stellen: de vraag stelt zich / rijst
stockeren / opslaan
stomerij / droogkuis / nieuwkuis*
student / leerling
studiejaar / leerjaar
stuk / kapot
succes kennen
synergetisch / synergistisch / synergisch*
synergie / synergisme
te / ten / ter
te allen tijde / te alle tijde*/ ten allen tijde* / ten alle tijde*/ te aller tijde*
te gepasten tijde / ten gepaste tijde*/ ten gepasten tijde*/ te gepaste tijde*
te uwer beschikking / ter uwer beschikking*
te veel / teveel
te zijner tijd / tezijnertijd* / ter zijner tijd*
technicus / technieker
technische fiche / technische gegevens
tegoed / te goed
tekort / te kort
telkens als / telkens
telkens weer
temeer / te meer
ten einde / teneinde
ten laatste / uiterlijk / op zijn laatst
ten minste / tenminste
ten overvloede
ten slotte / tenslotte
ten tijde van / te tijden van* / ten tijden van*
ten vroegste / op zijn vroegst
tenzij / mits
ter plaatse / ter plekke
ter plaatse trappelen (betekenis)
terminus / eindpunt / eindstation
terneergedrukt / teneergedrukt*, terneerdrukken / teneerdrukken*
terneergeslagen / teneergeslagen*
terug / weer / opnieuw
terug naar school / weer naar school
tevergeefs / vergeefs
tewerkstelling / werkgelegenheid
tezamen / samen
toast / toost
toe / dicht
toegang / ingang
toegang / toegangsprijs / entree / inkom
toen / als
toentertijd / toendertijd
toetsen / aftoetsen
tot / tot en met
tot / totdat
tot aan de muur, tot in het voorjaar, tot bij de kast
tot hiertoe / tot nu toe
trimester, semester (betekenis)
tule / tulen
tussenkomen
tussenkomst (betekenis)
tussentaal - kenmerken
twee en een half uur / tweeënhalf uur / twee uur en half* / twee uur en een half*
twee keer meer / twee keer zoveel / eens zoveel / dubbel zoveel
twee keer zoveel als / twee keer zoveel dan*
tweede grootste / op een na grootste
tweejaarlijks (betekenis)
Twitter / twitter
u beider / uw beide / uw beider* / uwer beider*
uitdeinen / uitdijen
uitdoen (betekenis)
uitwijden / uitweiden
unheimisch / unheimlich
vakantie / verlof
vakbond / syndicaat
vakjargon / vaktaal / jargon
van de week / deze week
van kleins af (aan) / van jongs af (aan) / van kinds af (aan) / van kindsbeen af
van nul en generlei / gener waarde (betekenis)
van thuis uit / van huis uit
van thuis uit werken / van thuis werken* / van huis uit werken / vanuit huis werken / thuiswerken
van voor de oorlog, van buiten het bedrijf, van in het begin
van wacht zijn / dienst hebben
van wie / waarvan
vanachter / van achter / van achteren / achteraan
vanaf / vanop / vanuit
vandaag de dag / de dag van vandaag
vandaar / van daar / daarvandaan
vanhier / van hier / hiervandaan
vanonder / van onder / van onderen / onderaan
vanwaar / van waar / waarvandaan
veel / vele
veertigurenweek / veertigurige werkweek
vegetariër / vegetarisch
veralgemeniseren / veralgemenen
verantwoordelijke
verantwoordelijkheid / verantwoording
verblijf ik, verblijven wij (hoogachtend, met de meeste hoogachting)
verderdoen / voortdoen / doorgaan
verderzetten / voortzetten
verdieping / etage
verdieping / verdiep*
verdikken / bijkomen / aankomen
vergaand / verregaand
vergeten zijn / vergeten hebben
verhuis / verhuizing
verkassen / verhuizen
verloren zijn / verloren hebben
vermeend (betekenis)
vermijden / voorkomen
vermits* (betekenis, synoniem)
vernoemen / noemen
verongelukken / een ongeluk hebben
verplicht / verplichtend
verscheidene / verschillende
verstek laten gaan / verstek geven* / forfait geven
vervaldatum / houdbaarheidsdatum
verveeld zitten met / verveeld zijn met*
vervoegen / zich vervoegen bij / zich voegen bij
vervolmaking / bijscholing / nascholing
verwachten / zich verwachten aan*
verwittigen / waarschuwen / informeren
verwittiging / waarschuwing
vice versa (betekenis)
vier eerste / eerste vier
vijf eerste / eerste vijf
viseren (betekenis)
Vlaams Parlementslid / Vlaams parlementslid / Vlaams-Parlementslid*
vleien / vlijen
voetpad / stoep / trottoir
volzet
voor hen die / voor zij die*
voor in de tuin, voor op het dak, voor bij de koffie
vooraan / vanvoor / van voor / van voren
voorafgaand aan / voorafgaande aan
voorafgaandelijk / voorafgaand
vooraleer / alvorens / voordat / voor
voorbehouden (betekenis, synoniem)
voorbijgestreefd (betekenis)
voordien / daarvoor / voorheen / vroeger
vooreerst
voorhebben / meemaken
voorkomen (vervoegen)
voorleggen / overleggen
voormiddag / namiddag / middag
voorstellen / voordragen
voorzien
vork: weten hoe de vork aan / in de steel zit
vorstenpaar
vrachtwagen / vrachtauto / camion*
vrijdags / 's vrijdags
vroeg of laat / vroeger of later*
vrouw zijnde / als vrouw / als vrouw zijnde*
vuilnisbak / vuilbak
vuilniskar / vuilnisauto / vuilniswagen / vuilkar*
waarlangs / langs waar
wachtwoord / paswoord / password
wandelen sturen
want / omdat
want te druk / want hij heeft het te druk
warm hebben / het warm hebben
warmte-krachtcertificaat / warmtekrachtcertificaat*
wastafel / wasbak / lavabo
wat / welke / welk
wat betreft de betaling / wat de betaling betreft
wedde / loon / salaris
weekend / weekeind / weekeinde
weerhouden (betekenis)
wegens dubbel gebruik (betekenis)
wegens ziekte / wegens ziek
wel niet
welkomstgeschenk / welkomsgeschenk
wellicht / allicht
werf / bouwplaats
werk ze / werkze* / werkse*
werkeloos / werkloos
werkonbekwaam / arbeidsonbekwaam / arbeidsongeschikt
werkwoorden met her-
werkwoorden met her- (vervoegen)
wettelijk / wettig
wezen / zijn / gaan
wie schetst mijn verbazing, wat schetst mijn verbazing (betekenis)
wiens / wier
wijten aan / danken aan
wijzigen / veranderen
willen: hij wil / hij wilt*
winteruur / wintertijd
woensdags / 's woensdags
wonde / wond
woonkamer / huiskamer / living
woordgebruik - veelgemaakte fouten
woordspeling (betekenis, voorbeelden)
woordvoerster / woordvoerdster*
zaakvoerster / zaakvoerdster*
zakencijfer / omzet / omzetcijfer
zaterdags / 's zaterdags
zeker en vast / vast en zeker
zeker zijn dat / er zeker van zijn dat
zelfverzekerd / zelfzeker
zetel / bank / stoel
zetelen / zitting hebben
zich laten doen (betekenis)
zich overslapen / zich verslapen
zich situeren*
zichtkaart* / postkaart / prentbriefkaart / ansichtkaart
ziekenfonds / mutualiteit*
zij / hun
zijde / zijden
zijn kandidatuur indienen / zijn kandidatuur stellen / zich kandidaat stellen / solliciteren
zinnens zijn* / van zinnens zijn* / van zin zijn* / van zins zijn
zo niet, dan blijven we thuis / zo niet blijven we thuis / zoniet blijven we thuis
zo veel / zoveel
zo veel mogelijk / zo veel als mogelijk
zo'n / zulke / zulk / zulk een
zoals + … (opsomming)
zoals / gelijk
zoals bijvoorbeeld (tautologie)
zoals … enzovoort (tautologie)
zoals … et cetera (tautologie)
zodra / van zodra
zogeheten / zogenaamd / zogenoemd / zogezegd
zojuist / zo juist
zolang / zo lang
zomaar / zo maar
zomeruur / zomertijd
zomin / zo min
zondags / 's zondags
zonneslag / zonnesteek
zorgen / zorg / verzorging
zover / zo ver
zowel ... als ... als … / zowel … als ... en …
zowel … als … / zowel … en …*
zuiders / zuidelijk
zweren (vervoegen)
Hebt u een taalvraag?
078 15 20 25
vragenformulier
zoek de spelling van woorden op
Woordenlijst.org
Nieuwsbrief krijgen?
vraag & woord van de week
wekelijks in uw mailbox
meer dan 13.000 abonnees
Schrijf u in op Taallink
Spellingtests
ontdek hoe goed u spelt
geen exotische kwesties
meteen feedback
Kies nu een spellingtest
Volg ons
Facebook
Twitter