Regel 1 - Woordgroepen

HOOFDREGEL: Schrijf een spatie tussen de woorden van een woordgroep.

Een woordgroep is een opeenvolging van woorden die bij elkaar horen, maar niet samen één woord vormen.

Voorbeelden

algemeen secretaris, alle drie, een heel mooi boek, geen voorwaarden stellen, grote mensen, ovale tafel, soep met witte bonen, Spaanse griep, verse muntthee (muntthee die vers is), 1 april, 100 euro

Regel 2 - Samenstellingen en afleidingen

HOOFDREGEL: Schrijf samenstellingen en afleidingen aaneen.

Een samenstelling is een woord dat bestaat uit twee delen die beide ook zelfstandig kunnen voorkomen (keukentafel = keuken en tafel). Een samenstelling kan zelf ook weer het linker- of rechterdeel van een nieuwe samenstelling zijn (keukentafelgesprek, designkeukentafel). Een afleiding is een woord dat bestaat uit een grondwoord en een of meer voor- of achtervoegsels (onschuldig). Voor- en achtervoegsels zijn delen die niet als afzonderlijk woord bestaan (on- en -ig).

Voorbeelden
  • samenstellingen: appelboom, bloedbank, designkeukentafel, filevorming, gevoelsmens, griepepidemie, jeugdherbergslaapzaal, keukentafel, keukentafelgesprek, kussengevecht, muntthee, naamsverandering, perenboom, privésfeer, schokgolftherapie, trouwbelofte, Wordtekst, zonlicht
  • afleidingen: antibacterieel, beargumenteren, menselijk, onschuldig, onvoorwaardelijk, subcultuur, tafelen, vergeetachtig

Regel 3 - Samenstellingen met een woordgroep

Schrijf ook samenstellingen met een woordgroep aaneen als die woordgroep bestaat uit een bijvoeglijk naamwoord (of telwoord) en een zelfstandig naamwoord.

In zo’n woordgroep is het rechterdeel de kern, bijvoorbeeld mensen in de woordgroep grote mensen.

Voorbeelden
  • samenstellingen van een woordgroep en een zelfstandig naamwoord: grotemensenpraat (= grote mensen + praat), meervoudigepersoonlijkheidsstoornis (= meervoudige persoonlijkheid + stoornis), onroerendgoedbelasting (= onroerend goed + belasting), Spaansegriepepidemie (= Spaanse griep + epidemie), versemuntthee (= verse munt + thee, thee van verse munt), vijfdollarbiljet (= vijf dollar + biljet), wittebonensoep (= witte bonen + soep)
  • samenstellingen van een zelfstandig naamwoord en een woordgroep: bedrijfsonroerendgoed (= bedrijf + onroerend goed), inbouwopenhaard (= inbouw + open haard)

Regel 4 - Koppelteken voor de duidelijkheid

Schrijf in samenstellingen eventueel een extra koppelteken om de leesbaarheid te vergroten.

Voorbeelden
  • in samenstellingen van twee woorden: Alhambragebouw of Alhambra-gebouw, basaria of bas-aria, boschampignon of bos-champignon, Dafalgangebruiker of Dafalgan-gebruiker, jazzzanger of jazz-zanger, radioautonomie of radio-autonomie, skiuitrusting of ski-uitrusting
  • in samenstellingen met een woordgroep: bedrijfsonroerendgoed of bedrijfs-onroerendgoed, versemuntthee, verse-muntthee of versemunt-thee

Zie ook

Naast de bovenstaande hoofdregels voor het aaneenschrijven bestaan er ook specifieke regels voor het gebruik van het koppelteken (-) en het trema (¨). Die tekens gebruiken we als we de delen van een woord niet zonder meer aaneen kunnen schrijven, bijvoorbeeld als er klinkerbotsing is (auto-ongeluk, poëzie) of als er op de grens tussen twee delen een hoofdletter staat (anti-Amerikaans). Een koppelteken of trema heeft dan als functie de delen zowel te scheiden als te verbinden, en zo de leesbaarheid van een woord te garanderen. In de onderstaande koppelingen vindt u de specifieke regels voor het aaneenschrijven.

  1. Klinkerbotsing (koppelteken of trema)

auto-ongeluk, poëzie

  1. Samenkoppelingen (koppelteken)

kant-en-klaar, kant-en-klaarmaaltijd, stap-voor-stapaanpak

  1. Samenstellingen met gelijkwaardige delen (koppelteken)

zwart-wit, zwart-witfoto

  1. Combinaties met eigennamen

Beatlesfan, New Yorkreis, Costa Ricaans, West-Vlaanderen

  1. Namen van talen en dialecten

Oost-Vlaams, Standaardnederlands

  1. Getallen, telwoorden en breuken

tweeduizend achthonderdzestig, tweehonderddrieëntachtigste, drie vierde

  1. Combinaties met cijfers, letters en symbolen

100-jarig, T-shirt, €-teken

  1. Combinaties met initiaalwoorden, letterwoorden en verkortingen

pc-gebruik, aidspatiënt, infoavond

  1. Bijzondere voor- en nabepalingen

ex-roker, secretaris-generaal, regering-Michel

  1. Combinaties met voorzetsels en bijwoorden

erover springen, ervan uitgaan, boven op de kast

  1. Woordgroepen uit andere talen (behalve het Engels)

a capella, a-capellakoor

  1. Samentrekking (weglatingsstreepje)

eet- en drinkgedrag, grote en kleine zorgen

  1. Vervoegde vormen van samengestelde werkwoorden

terugvinden, vind terug, terugvind, teruggevonden

  1. Woordgroep of samenstelling?

witbrood of wit brood, pianospelen of piano spelen, zwaargebouwd of zwaar gebouwd, in bedrijf stellen en inbedrijfstelling, tenslotte of ten slotte

  1. Bijzondere combinaties

couscous, rimram, ja-stem, het-woord