Regel 1 - Voorbepalingen
Schrijf een koppelteken achter de bijzondere voorbepalingen adjunct, aspirant, assistent, bijna, chef, collega, ex (voormalig), interim (voorlopig, tussentijds), kandidaat, leerling, meester (hoofd), niet, non, oud (voormalig), Sint (sint, Sinte, sinte of St.), stagiair en substituut.
Regel 2 - Nabepalingen
Schrijf een koppelteken vóór de bijzondere nabepalingen fiscaal, generaal, militair, president, testamentair en verbaal.
Regel 3
Schrijf een koppelteken in een samenstelling met een persoonsnaam als nabepaling.
Dat type samenstellingen kan worden geparafraseerd als ‘is genoemd naar’.
Regel 3.1
Schrijf een spatie in woordgroepen met een eigennaam als nabepaling.
Dat type woordgroepen kan worden geparafraseerd als ‘heet/heeft als naam’.
Zie ook
Aaneenschrijven - 01. Hoofdregels (los of aaneen, koppelteken of trema)
Aaneenschrijven - 02. Klinkerbotsing (koppelteken of trema)
Aaneenschrijven - 03. Samenkoppelingen (koppelteken)
Aaneenschrijven - 04. Samenstellingen met gelijkwaardige delen (koppelteken)
Aaneenschrijven - 05. Combinaties met eigennamen
Aaneenschrijven - 06. Namen van talen en dialecten
Aaneenschrijven - 07. Getallen, telwoorden en breuken
Aaneenschrijven - 08. Combinaties met cijfers, letters en symbolen
Aaneenschrijven - 09. Combinaties met initiaalwoorden, letterwoorden en verkortingen
Aaneenschrijven - 11. Combinaties met voorzetsels en bijwoorden
Aaneenschrijven - 12. Woordgroepen uit andere talen (behalve het Engels)
Aaneenschrijven - 13. Samentrekking (weglatingsstreepje)
Aaneenschrijven - 14. Vervoegde vormen van samengestelde werkwoorden
Aaneenschrijven - 15. Woordgroep of samenstelling?
Aaneenschrijven - 16. Bijzondere combinaties