De werkwoordsvormen ontleed en ontleedt worden weleens met elkaar verward. Dat komt doordat ze dezelfde uitspraak hebben.
- ik ontleed, jij ontleedt, u ontleedt, hij ontleedt, zij ontleedt
bij inversie: ontleed ik, ontleedt u, ontleedt hij, ontleedt zij
bij inversie met je/jij als onderwerp: ontleed je, ontleed jij - gebiedende wijs: ontleed
- voltooid deelwoord: ik heb ontleed
- als bijvoeglijk naamwoord: een ontleed gedicht
Er is een eenvoudig trucje om te achterhalen of u de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd met -d of -dt moet schrijven: vergelijk het werkwoord waarover u twijfelt met een werkwoord waarvan de stam niet op een d of een t eindigt – bijvoorbeeld analyseren – en spel het op dezelfde manier. Hetzelfde trucje kunt u gebruiken bij de gebiedende wijs.
- hij ontleedt, met stam + -t zoals in hij analyseert
- ik ontleed, zonder -t zoals in ik analyseer
- ontleed jij, zonder -t zoals in analyseer jij
- ontleed het gedicht, zonder -t zoals in analyseer het gedicht
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -d of -t moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
- ik heb ontleed, met een -d zoals in (ik) ontleedde
Om te achterhalen of u wel degelijk met een voltooid deelwoord te maken hebt, kunt u het werkwoord vervangen door een werkwoord dat in het voltooid deelwoord ge- toegevoegd krijgt en niet al ge- heeft in de infinitief, zoals analyseren. Bij zulke werkwoorden is er geen verwarring mogelijk tussen het voltooid deelwoord en een andere vorm.
- ze hebben het gedicht ontleed, vergelijkbaar met ze hebben het gedicht geanalyseerd
Vergelijkbare werkwoordsvormen met ont- die tot twijfel kunnen leiden, zijn: ontaard / ontaardt, ontbrand / ontbrandt, onthoofd / onthoofdt, ontleed / ontleedt, ontvreemd / ontvreemdt, ontvriend / ontvriendt.