Gedaan met laden. U bevindt zich op: SP 19072 - Vrijstelling verkeersbelasting personen met een handicap Vlaamse Belastingdienst

SP 19072 - Vrijstelling verkeersbelasting personen met een handicap

Administratief standpunt
Nummer
19072
Datum beslissing
19 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020

Heffing

  • Jaarlijkse verkeersbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.2.6.0.1. VCF

Standpunt

Het begrip “gebruik als persoonlijk vervoermiddel” houdt in dat het voertuig op naam van de persoon met een handicap of zijn wettelijk vertegenwoordiger (in geval van minderjarige kinderen of meerderjarige personen die door de vrederechter onbekwaam worden geacht handelingen te stellen met betrekking tot de goederen en tevens worden geacht vertegenwoordigd te moeten worden bij het verrichten van deze handelingen) moet zijn ingeschreven1 en dat de vrijstelling slechts kan worden toegestaan voor één enkel voertuig tegelijk per begunstigde.

VLABEL aanvaardt dat de vrijstelling van verkeersbelasting voor personen met een handicap behouden blijft ongeacht de aard van de verplaatsingen en ongeacht of de persoon met een handicap zich in het voertuig bevindt voor zover dit voertuig bestuurd wordt door de echtgeno(o)t€ of een andere persoon die deel uitmaakt van het gezin van de persoon met een handicap

Indien het voertuig van de gehandicapte persoon is ingeschreven op naam van een bewindvoerder die geen deel uitmaakt van het gezin van de gehandicapte persoon, mag de bewindvoerder met het voertuig enkel verplaatsingen uitvoeren als de persoon met een handicap zich in het voertuig bevindt of voor zover er een onmiddellijk verband is tussen uitzonderlijke trajecten zonder de persoon met een handicap en de noodwendigheden van het persoonlijk vervoer van betrokkene.

VLABEL aanvaardt dat de vrijstelling van verkeersbelasting voor personen met een handicap ook behouden blijft indien dit voertuig bestuurd wordt door een derde voor zover er een onmiddellijk verband is tussen die uitzonderlijke trajecten zonder de persoon met een handicap en de noodwendigheden van het persoonlijk vervoer van betrokkene. Het gaat dan bijvoorbeeld over een derde (niet inwonend gezinslid, buur,…) die een persoon met een handicap die niet zelf met de wagen kan rijden met de wagen van deze persoon met een handicap naar een bestemming (school, werk, ziekenhuis) vervoert, vervolgens met deze wagen terugkeert naar het huis van de persoon met een handicap en die persoon op een later tijdstip vanaf die plaats weer gaat ophalen.

Historische versies

Hieronder vindt u een overzicht van de historische versies van dit standpunt:

Standpunt nr. 19072 dd. 04.11.2019, publicatie op 26.11.2019