Gedaan met laden. U bevindt zich op: SP 20067 - Gesplitste aankoop of inschrijvingen vruchtgebruik – blote eigendom. Tegenbewijs Vlaamse Belastingdienst

SP 20067 - Gesplitste aankoop of inschrijvingen vruchtgebruik – blote eigendom. Tegenbewijs

Administratief standpunt
Nummer
20067
Datum beslissing
21 juni 2021
Publicatiedatum
9 november 2021

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.7. VCF

De Raad van State heeft bij arrest van 12 juni 2018 beslist dat er geen bedekte bevoordeling voorligt indien wordt aangetoond dat er een openlijke schenking heeft plaatsgevonden vóór de gesplitste aankoop, ongeacht de registratie van die schenking in België. Een verkrijging door voorafgaande schenking houdt in dat de bevoordeling niet tot stand komt door de gesplitste aankoop zelf, wat een essentiële voorwaarde is voor de toepasselijkheid van artikel 2.7.1.0.7 VCF (R.v.St. 12 juni 2018, nr. 241.761(PDF bestand opent in nieuw venster), www.raadvst-consetat.be; arrest dat standpunt 15004 van Vlabel heeft vernietigd).

Zodra de verkrijger van de blote eigendom kan aantonen dat hij ingevolge de schenking definitief eigenaar was van de geldmiddelen en dat hij effectief daarmee zijn deel in de prijs van de verrichting voorzien in artikel 2.7.1.0.7 VCF heeft betaald, is het van geen belang hoelang tevoren deze geldmiddelen hem geschonken werden door de verkrijger van het vruchtgebruik: in deze veronderstelling, wordt artikel 2.7.1.0.7 niet toegepast.

De datum van de schenking kan bewezen worden door alle middelen van recht, met uitzondering van de eed of van eenvoudige beweringen van de partijen zelf of van hen uitgaande bescheiden.

Het is evenmin vereist dat de schenking gebeurde bij authentieke akte: het volstaat te bewijzen, buiten de akte van verkrijging om, dat de geldmiddelen in voorkomend geval werden geschonken (bij authentieke akte, bij manuele overdracht of bij indirecte schenking) vóór de betaling door de blote eigenaar van zijn deel in de prijs.

Indien de betaling van een bedrag (voorschot, waarborg of andere) wordt voorzien in de ondertekende onderhandse verkoopakte voorafgaand aan de authentieke akte, heeft dit niet tot gevolg dat de datum van die onderhandse akte het bepalend ogenblik zou worden waar de schenking aan moet voorafgaan.

Het tegenbewijs kan ook geleverd worden als de verkrijger van het vruchtgebruik de prijs voor de blote eigendom betaalt voor rekening van de verkrijger van de blote eigendom indien de verkrijger van het vruchtgebruik die prijs net ervoor bij authentieke akte heeft geschonken maar er nog geen “levering” is geweest en dus nog geen storting op de rekening van de verkrijgers van de blote eigendom. In dat geval kan er immers aangetoond worden dat de aankoop zelf geen bedekte bevoordeling inhoudt maar het gevolg is van een openlijke bevoordeling.

In het geval van een openbare verkoop moet de schenking niet gebeurd zijn vóór het verlijden van de aankoopakte (= het pv van toewijzing) maar volstaat het dat de schenking gebeurd is uiterlijk vóór het betalen van de prijs (= de akte kwijting).

Dit standpunt is van toepassing voor gesplitste aankopen vanaf de datum van publicatie van dit standpunt en bevestigt de werkwijze van VLABEL zoals deze reeds werd toegepast sinds de vernietiging van standpunt 15004.

  1. Algemene principes art. 2.7.1.0.7 VCF

Het tegenbewijs van het vermoeden van bedekte bevoordeling van art. 2.7.1.0.7 VCF bij een gesplitste inschrijving van effecten of geldbeleggingen kan geleverd worden door middel van een voorafgaande al dan niet geregistreerde schenking (voor de datum van deze voorafgaande schenking bij een gesplitste aankoop wordt verwezen naar punt 1.).

Bij herbeleggingen van effecten binnen een effectenportefeuille wordt aangenomen dat het volstaat om enkel voor de initiële gesplitste inschrijving het tegenbewijs te leveren van de bedekte bevoordeling.

De aan de vruchtgebruiker uitgekeerde en hem in volle eigendom toekomende vruchten die op hun beurt gesplitst worden ingeschreven, vallen onder het vermoeden van bevoordeling van art. 2.7.1.0.7 VCF, ongeacht of dit al dan niet binnen het kader van een maatschap gebeurt.

Voor burgerlijke vruchten die niet uitgekeerd maar geïncorporeerd worden in het gesplitst ingeschreven kapitaal, dient een onderscheid gemaakt te worden tussen een gesplitste inschrijving van de effecten en geldbeleggingen als achterliggende activa van een burgerlijke maatschap (zie verder onder B), en een gesplitste inschrijving van effecten en geldbeleggingen die niet kaderen binnen een burgerlijke maatschap.

Indien het gaat om een gesplitste inschrijving van effecten en geldbeleggingen die geen activa van een burgerlijke maatschap zijn, en indien de vruchtgebruiker, eigenaar van de burgerlijke vruchten voor de volle eigendom, deze vruchten niet uitkeert maar incorporeert bij het gesplitst ingeschreven kapitaal vindt er op het ogenblik van deze gesplitste inschrijving een bedekte bevoordeling plaats ten voordele van de titularis in blote eigendom van deze gesplitst ingeschreven rekening; deze gesplitste inschrijving van de vruchten wordt gevat door het vermoeden van art. 2.7.1.0.7 VCF.

  1. art. 2.7.1.0.7 VCF en de burgerlijke maatschap:

Een burgerlijke maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid en is fiscaal transparant. Wanneer er een overdracht van deelgerechtigdheden in een burgerlijke maatschap is, is er sprake van een overdracht van de achterliggende goederen die tot de maatschap behoren. De Vlaamse Belastingdienst beoordeelt de overdracht van deelgerechtigdheden in een burgerlijke maatschap in het kader van de registratie- en erfbelasting als een overdracht van de respectievelijke goederen die in de maatschap werden ingebracht waarbij de aard van die goederen de belastbaarheid bepaalt.

Er kan slechts toepassing zijn van artikel 2.7.1.0.7 VCF als de achterliggende activa van de burgerlijke maatschap effecten of geldbeleggingen zijn. Het moet bovendien gaan om effecten en geldbeleggingen die gesplitst zijn ingeschreven, voor het vruchtgebruik op naam van de erflater en voor de blote eigendom op naam van een derde.

Voor de toepassing van art. 2.7.1.0.7 VCF blijkt de gesplitste inschrijving van een effectenportefeuille of geldbelegging die door een burgerlijke maatschap wordt aangehouden uit:

  • ofwel de vermeldingen in het matenregister
  • ofwel de vermeldingen in de documenten zoals door de financiële instellingen bijgehouden

Voor een maatschap gelden de algemene principes onder A; voor wat betreft de burgerlijke vruchten wordt afgeweken van de algemene principes als volgt:

Indien de algemene vergadering van de burgerlijke maatschap zou beslissen de burgerlijke vruchten van de gesplitst ingeschreven effecten of geldbeleggingen niet uit te keren aan de vruchtgebruikers - en aldus de vruchten te reserveren of te incorporeren in het gesplitst ingeschreven kapitaal – wordt de niet-uitgekeerde opbrengst niet beschouwd als een nieuwe gesplitste inschrijving die principieel wordt onderworpen aan artikel 2.7.1.0.7 VCF. De beslissing van de algemene vergadering van de maatschap tot incorporatie van de vruchten wordt beschouwd als een onrechtstreekse schenking die onder toepassing van art. 2.7.1.0.5 VCF valt indien de vruchtgebruiker binnen de 3 jaar na de beslissing van de algemene vergadering overlijdt.

Inwerkingtreding

Het huidig standpunt is een versoepeling van de zienswijze van Vlabel, in die zin dat de ingevolge de beslissing van de algemene vergadering van een burgerlijke maatschap niet-uitgekeerde vruchten die geïncorporeerd worden bij de gesplitst ingeschreven effecten of geldbeleggingen van de maatschap, niet vallen onder het vermoeden van bedekte bevoordeling van art. 2.7.1.0.7 VCF (wel desgevallend onder toepassing van art. 2.7.1.0.5 VCF). Het standpunt wordt toegepast vanaf de publicatie.

Voorbeelden

Een verduidelijking met voorbeelden van het standpunt vindt u hieronder:

Historische versies

Hieronder vindt u een overzicht van de historische versies van dit standpunt:

Standpunt nr. 20067 dd. 28.09.2020, publicatie op 14.10.2020