Gedaan met laden. U bevindt zich op: SP 22012 - Kwalificatie van het aangekochte goed als ‘onbebouwd landgoed’ Vlaamse Belastingdienst

SP 22012 - Kwalificatie van het aangekochte goed als ‘onbebouwd landgoed’

Administratief standpunt
Nummer
22012
Datum beslissing
11 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 1.1.0.0.2, 12e lid, 5° VCF
  • art. 2.9.4.2.8. VCF
  • art. 2.9.6.0.4. VCF
  • art. 2.9.7.0.2. VCF

Standpunt

Opmerking: dit standpunt geldt voor overeenkomsten vanaf 01/01/2022 tem 31/12/2022

Artikel 1.1.0.0.2, twaalfde lid, 5° VCF definieert het begrip onbebouwd landgoed als: “het onroerend goed dat bestaat uit een of meer gronden die voor het landbouwbedrijf gebruikt worden of bestemd zijn, met uitsluiting van gebouwen en de grond waarop deze gebouwen zich bevinden;”.

kwalificatie ‘landgoed’

Gezien het landbouwbedrijf voornamelijk wordt gekenmerkt door haar activiteit, dienen als ‘landgoed’ te worden beschouwd: alle gronden die voor landbouw gebruikt worden of bestemd zijn. Daar worden niet enkel de eigenlijke bouwlanden onder begrepen, maar ook de gronden die worden aangewend tot groenten- of bloemenkweek, boomgaarden, weiden, wijngaarden, hopakkers, enz. zelfs de braak-, heide- en slijkgronden, indien deze gronden tot enige cultuur aangewend kunnen worden of alleszins als weiland kunnen dienen (RJ R 72/01-01).

Voor de kwalificatie van het aangekochte goed als ‘landgoed’ mag men zich niet enkel baseren op de kadastrale kwalificatie. Deze kan immers achterhaald zijn. De stedenbouwkundige bestemming van het goed kan een indicatie zijn voor de kwalificatie van het goed, maar is op zichzelf niet afdoende. Er moet voorrang worden gegeven aan de reële toestand van het goed op datum van de aankoop. De landbouwaangifte kan daarbij gebruikt worden om het landbouwkarakter te bewijzen.

kwalificatie ‘onbebouwd’

Artikel 1.1.0.0.2, 12e lid, 5° VCF stelt duidelijk dat gebouwen en de grond waarop deze gebouwen zich bevinden van het toepassingsgebied worden uitgesloten.

Zo zal een landgoed waarop landelijke gebouwen zoals stallen, hokken bergplaatsen enz. staan, niet in aanmerking komen voor de gunstregimes die voor de verkrijging van een onbebouwd landgoed werden voorzien.

Vlabel volgt op dit punt de federale RJ R 72/01-01 niet.

Er kan evenwel toepassing worden gemaakt van het verlaagd tarief van artikel 2.9.4.2.15 VCF indien een opsplitsing tussen de bebouwde en de onbebouwde oppervlakte mogelijk is op basis van artikel 2.9.7.0.5 VCF.

Voor de toepassing van het gunstregime voor de ruil van onbebouwde landgoederen (artikel 2.9.4.2.8, 2.9.6.0.4 en 2.9.7.0.2 VCF) is het de partijen niet geoorloofd een splitsing te maken. Om het voordeel van dit gunstregime te kunnen genieten, moet de overeenkomst in haar geheel voldoen aan de vereisten die door de hiervoor voormelde artikelen worden gesteld. Vlabel volgt hierbij de federale RJ’s R 72/01-02, R 72/02-01 en R 72/03-01.

Historische versies

Hieronder vindt u een overzicht van de historische versies van dit standpunt:

Standpunt nr. 22012 dd. 14.02.2022, publicatie op 15.03.2022