Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 22058 - Schenking met last Vlaamse Belastingdienst

VB 22058 - Schenking met last

Voorafgaande beslissing
Nummer
22058
Datum beslissing
19 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.6.0.3. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de schenking van de onroerende goederen, onder last opgelegd aan de begiftigde B om een geldsom te betalen aan de schenkers en aan zijn broers, in haar geheel gekwalificeerd kan worden als een schenking en niet als een verkoop (rechtshandeling onder bezwarende titel);

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris […], te […], namens:

2.1. De Heer X, geboren te […] op xx.xx.1961, (rijksregisternummer […]), en zijn echtgenote;

2.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1965, (rijksregisternummer […]),

samen wonende te […].

2.3. De Heer A, geboren te […] op xx.xx.1993, (rijksregisternummer […]), ongehuwd, wonende te […].

2.4. De Heer B, geboren te […] op xx.xx.1994, (rijksregisternummer […]), echtgenoot van mevrouw […], samenwonende te […].

2.5. De Heer C, geboren te […] op xx.xx.1997, (rijksregisternummer […]), ongehuwd, wonende te […].

3. De schenking betreft de volgende onroerende goederen:

3.1. STAD […] - eerste afdeling - […]

Een perceel grond, kadastraal gekend als weiland, gelegen langs […], ter plaatse gekend als […], gekend volgens titel en volgens recent kadastraal uittreksel onder sectie B, nummer […], voor een kadastrale oppervlakte van drie hectare acht are vijfenzeventig centiare (3ha 08a 75ca).

Het goed sub 3.1. te schenken aan de Heer A, met een geraamde verkoopwaarde van het goed in volle eigendom van HONDERDACHTENDERTIGDUIZEND NEGENHONDERDZEVENENDERTIG EURO VIJFTIG CENT (138.937,50 EUR).

3.2. STAD […] - eerste afdeling - […]

Een perceel grond, kadastraal gekend als bouwland, gelegen langs […], ter plaatse gekend als […], gekend volgens titel en volgens recent kadastraal uittreksel onder sectie B, deel van nummer […], voor oppervlakte volgens hierna vermelde meting van drie hectare acht are vijfenzeventig centiare (3ha 08a 75ca).

Het goed sub 3.2. te schenken aan de Heer B, met een geraamde verkoopwaarde van het goed in volle eigendom van HONDERDACHTENDERTIGDUIZEND NEGENHONDERDZEVENENDERTIG EURO VIJFTIG CENT (138.937,50 EUR).

3.3. STAD […] - eerste afdeling - […]

3.3.1. De woning, met aanhorigheden, op en met grond, staande en gelegen langs […], gekend volgens titels onder sectie B, nummer […], onder sectie B, nummer […], en onder sectie B, deel van […], en volgens recent uittreksel kadastraal gekend onder sectie B, deel van […], voor een oppervlakte volgens de hierna vermelde meting van tien are (10a).

Voorschreven goed werd opgemeten en staat als […] afgebeeld op het opmetingsplan van beëdigd landmeter-expert, de Heer […], te […], van xx.xx.2022.

3.3.2. De hoevegebouwen, met aanhorigheden, op en met grond, staande en gelegen langs […], gekend volgens titels onder sectie B, nummer […], onder sectie B, nummer […], en onder sectie B, deel van […], en volgens recent uittreksel kadastraal gekend onder sectie B, deel van […], voor een oppervlakte volgens hierna vermelde meting van twee hectare vijftig are tien centiare (2ha 50a 10ca).

3.3.3. Een perceel grond, kadastraal gekend als weiland, gelegen langs […], ter plaatse gekend als […], gekend volgens titel onder grotere oppervlakte en samen met ander goed onder sectie B deel van […] en volgens recent uittreksel kadastraal gekend onder sectie B, nummer […], voor een oppervlakte volgens hierna vermelde meting van zevenentachtig are achtendertig centiare (87a 38ca).

Al de goederen sub 3.3. te schenken aan de Heer C, met een geraamde verkoopwaarde van al deze goederen in volle eigendom van ACHTHONDERDENTWEEDUIZEND ZESHONDERDVIJFTIG EURO (802.650,00 EUR).

De afzonderlijke waarde van het goed sub 3.3.1., zijnde de woning, wordt geraamd op TWEEHONDERDDUIZEND EURO (200.000,00 EUR).

Al deze goederen behoren toe aan de echtgenoten X-Y. De echtgenoten X-Y zijn gehuwd onder het stelsel van de algehele gemeenschap van goederen. De oorsprong van eigendom van de voormelde goederen staat nader beschreven in het ontwerp van akte dat als bijlage bij de aanvraag wordt gevoegd.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. Het is de bedoeling van de schenkers om deze goederen voor de volledige volle eigendom, vooruit en buiten deel, te schenken aan hun drie zonen, zoals voormeld.

De verkoopwaarde van al de voormelde goederen samen bedraagt 1.080.525,00 EUR.

Behalve het woonhuis, worden zij allen aangewend voor de familiale onderneming ‘[…]’ met ondernemingsnummer […].

Behalve voor het woonhuis (waarde: 200.000,00 EUR) wordt voor al deze goederen om de vrijstelling van artikel 2.8.6.0.3, § 1, VCF verzocht. In dit verband werd een attest aangevraagd, doch nog niet bekomen.

Van belang is te vermelden dat er recentelijk, namelijk op xx.xx.2020, reeds een schenking door de ouders X-Y, aan hun drie zonen is gebeurd.

Deze schenking betrof een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik ten voordele van de schenkers (en de langstlevende van hen). Deze geschonken goederen worden eveneens aangewend voor de uitbating van de familiale onderneming zodat ook daarvoor de vrijstelling overeenkomstig artikel 2.8.6.0.3, §1 VCF werd gevraagd. Voor deze vrijstelling werd een attest bekomen op xx.xx.2020 met de referentie […].

De waarde van de goederen die op xx.xx.2020 onder toepassing van 2.8.6.0.3, §1, VCF werden geschonken bedraagt 830.745,00 EUR, te weten voor elk van de zonen onroerende goederen ter waarde van 276.915,00 EUR.

De totale waarde van de onroerende goederen, aangewend voor de familiale onderneming, die door de ouders aan hun kinderen zullen geschonken zijn bedraagt aldus 1.911.270,00 EUR (nl. 830.745,00 EUR + 1.080.525,00 EUR).

Aan de voormelde schenking van xx.xx.2020 waren geen lasten verbonden. Naar aanleiding van de voorgenomen schenking, zouden er aan de Heer C volgende lasten worden opgelegd:

Door de begiftigde, C, te betalen:

  • een bedrag van HONDERDZESENVIJFTIGDUIZEND NEGENHONDERD EURO (156.900,00 EUR), aan de Heer A,
  • een bedrag van HONDERDZESENVIJFTIGDUIZEND NEGENHONDERD EURO (156.900,00 EUR), aan de Heer B,
  • een bedrag van HONDERDVIJFTIGDUIZEND EURO (150.000,00 EUR), aan de schenkers, zijn ouders.

De Heer C zal een krediet aangaan bij […]. Het kredietdossier van C is opgebouwd als volgt:

  • 1e kredietschijf van € 400.000: voor de overname van de roerende goederen van de boerderij conform het overnamecontract met de inventaris
  • 2e kredietschijf van € 200.000: voor de betaling van de last die verbonden is aan de schenking van de ouders
  • 3e kredietschijf van € 12.500: straight-loan die als reserve voor de opstart van de overname dient.

Ter staving hiervan wordt een mail van […] bank, met de kredietbrieven van […], bij de aanvraag gevoegd. Tevens wordt ook het door de echtgenoten X-Y en C ondertekende overnamecontract van het landbouwbedrijf bij de aanvraag gevoegd, waaruit de waarde hiervan blijkt.

III. Motivering van de aanvraag

5. De ouders, zijnde de echtgenoten X-Y hebben de leeftijd van respectievelijk 61 en 57 jaar bereikt. Zij wensen hun beroepsloopbaan af te bouwen en over enkele jaren te beëindigen.

Het is de wens van de jongste zoon, C, de familiale onderneming, zijnde een landbouwbedrijf, over te nemen. Van de drie zonen is enkel C hierin geïnteresseerd. De andere zonen hebben andere toekomstplannen.

De ouders wensen hun jongste zoon C te steunen in zijn voornemen om het landbouwbedrijf over te nemen en voort te zetten. Zij zijn oprecht blij dat hun levenswerk binnen de familie zal worden verder gezet.

Anderzijds wensen zij hun drie zonen zo veel als mogelijk gelijk te behandelen. Zij zijn er van overtuigd dat een gelijke berechtiging van de kinderen de sleutel is tot het behoud van de goede familiale relaties.

Dit blijkt ook uit het feit dat de ouders met deze 'tweede' schenking (de voorgenomen verrichting) gewacht hebben totdat zij bijkomende percelen hadden verworven die als 'pasmunt' kunnen dienen met het oog op de gelijkheid tussen de kinderen. Het gaat meer bepaald om de gronden, in het ontwerp van de akte omschreven sub A. en B., die zij zelf pas verworven hebben ingevolge afstand-verdeling van xx.xx.2021, en dewelke nu aan A en B zullen worden geschonken.

Om het resterende verschil in waarde tussen de schenkingen aan de kinderen te compenseren worden aan C geldelijke lasten ten voordele van zijn broers opgelegd.

De last die bestaat uit de betaling van een som geld door C aan zijn ouders, strekt er toe de ouders toch een beetje reserve te geven na hun pensionering.

Deze opgelegde lasten beletten geenszins dat de overeenkomst in haar geheel een schenking is.

Niet enkel de zonen A en B, maar ook C zal een aanzienlijk voordeel verkrijgen door de voorgenomen schenking.

Ook het feit dat de C voor de opgelegde last en voor de overname van het landbouwbedrijf een krediet dient aan te gaan belet niet dat hij nog steeds een voordeel uit de schenkingen haalt.

Gelet op de totale waarde van de geschonken goederen uit de familiale onderneming (1.911.270,00 EUR – zie hierboven), doet het feit dat er lasten worden opgelegd geen afbreuk aan het feit dat de begiftigden allen verrijkt worden door de (reeds uitgevoerde én voorgenomen) schenkingen.

In dit verband kan ook worden benadrukt dat het zeker de bedoeling is van de ouders om te schenken. Zij willen zich dadelijk en onherroepbaar ontdoen van de landbouwgronden, de hoevegebouwen en de hoevewoning, met de intentie om al hun kinderen te verrijken. Zij beschouwen de reeds uitgevoerde en de voorgenomen schenkingen als één geheel, namelijk één verrichting, die ertoe strekt om op een evenwichtige manier hun vermogen ten kosteloze titel over te dragen aan de volgende generatie.

De vraag om voorafgaande beslissing betreft meer bepaald de artikelen 2.8.1.0.1 VCF, 2.8.3.0.1 VCF, 2.8.4.1.1 VCF en 3.17.0.0.2 VCF.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

6. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

7. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;

- Artikel 2.8.3.0.1 VCF dat luidt als volgt:

"§ 1. Voor de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen wordt een schenkbelasting geheven op het aandeel van elke begiftigde, op basis van de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van de lasten.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de belastbare grondslag als volgt vastgesteld :

1° voor de schenking van financiële instrumenten die toegelaten zijn tot verhandeling op Belgische of buitenlandse gereglementeerde markten als vermeld in artikel 2, eerste lid, 5° en 6°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en voor Belgische of buitenlandse multilaterale handelsfaciliteiten als vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, van de voormelde wet, volgens de beurswaarden ervan op datum van de eerste dag van de maand waarin de schenking plaatsvindt. Als er op die datum geen notering is, geldt de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er opnieuw een notering wordt vastgesteld. Als er op de datum van de eerste dag van de maand waarin de schenking plaatsvindt voor bepaalde van de geschonken waarden wel en voor andere geen notering is, wordt de belastbare grondslag van die laatste waarden vastgesteld volgens de beurswaarden op de eerstvolgende dag waarop er wel een notering is;

2° voor de schenking van het vruchtgebruik of de blote eigendom van een onroerend goed, zoals in artikel 2.9.3.0.4 tot en met artikel 2.9.3.0.7 is bepaald;

3° voor de schenking van het op het leven van de begiftigde of een derde gevestigde vruchtgebruik van roerende goederen, volgens de volgende formule:

belastbare grondslag = a x b, waarbij :

a) a = de jaarlijkse opbrengst van de goederen, forfaitair vastgesteld op 4% van de waarde van de volle eigendom van de goederen;

b) b = de leeftijdscoëfficiënt, vermeld in de tabel van artikel 2.9.3.0.4, § 1, naargelang de leeftijd van de persoon op het hoofd van wie het vruchtgebruik is gevestigd op de datum van de schenking;

4° voor de schenking van het voor een bepaalde tijd gevestigd vruchtgebruik van roerende goederen, door het bedrag van de jaarlijkse opbrengst tegen 4% te kapitaliseren over de duur van het vruchtgebruik, bepaald in de schenkingsakte. De jaarlijkse opbrengst van de roerende goederen wordt forfaitair vastgesteld op 4% van de waarde van de volle eigendom van die goederen. Het aldus verkregen bedrag van de belastbare grondslag mag evenwel niet meer bedragen dan hetzij de waarde, berekend volgens punt 3°, als het vruchtgebruik gevestigd is ten voordele van een natuurlijke persoon, hetzij twintig keer de opbrengst, als het vruchtgebruik gevestigd is ten voordele van een rechtspersoon;

5° voor de schenking van de blote eigendom van roerende goederen waarvan het vruchtgebruik door de schenker is voorbehouden, op basis van de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen;

6° voor de schenking van de blote eigendom van roerende goederen waarvan het vruchtgebruik door de schenker niet is voorbehouden, op basis van de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik, berekend volgens punt 3° of punt 4° ;

7° voor schenkingen van een lijfrente of een levenslang pensioen, op basis van het jaarlijkse bedrag van de uitkering, vermenigvuldigd met de leeftijdscoëfficiënt, vermeld in de tabel van artikel 2.9.3.0.4, § 1, die op de begiftigde moet worden toegepast;

8° voor schenkingen van een altijddurende rente, op basis van het jaarlijkse bedrag van de rente, vermenigvuldigd met twintig.

§ 3. Voor de toepassing van paragraaf 2 wordt de last die bestaat uit een som, een rente of een pensioen, onder kosteloze titel bedongen ten voordele van een derde die aanvaardt, in hoofde van die derde als schenking belast en wordt de last van het aandeel van de hoofdbegiftigde afgetrokken.";

- Artikel 2.8.4.1.1 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :

TABEL I

verkrijging in rechte lijn en tussen partners

gedeelte van de schenking

A
schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

3

-

150.000,01

250.000

9

4500

250.000,01

450.000

18

13.500

450.000,01

27

49.500


TABEL II

tarief tussen alle andere personen

gedeelte van de schenking

A schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

10

-

150.000,01

250.000

20

15.000

250.000,01

450.000

30

35.000

450.000,01

40

95.000

§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.

§ 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 bedraagt het tarief van de schenkbelasting 0 % voor schenkingen, inclusief inbrengen om niet, aan :

1° het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;

2° de Vlaamse, de Franse en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;

3° de Franse en de Duitstalige Gemeenschap en aan het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;

4° een staat van de Europese Economische Ruimte;

5° provincies en gemeenten in het Vlaamse Gewest;

6° de openbare instellingen van de publiekrechtelijke rechtspersonen, vermeld in de punt 1° tot en met 5° ;

7° erkende woonmaatschappijen als vermeld in artikel 4.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;

8° het Vlaams Woningfonds;

9° dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen als vermeld in artikel 12, § 2, 2° en 3°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;

10° verenigingen zonder winstoogmerk, ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen van openbaar nut;

11° openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

In afwijking van paragraaf 1 en 2 bedraagt het tarief van de schenkbelasting 5,5% voor schenkingen, inclusief inbrengen om niet, aan beroepsverenigingen en private stichtingen.

In afwijking van het eerste lid wordt de schenkbelasting, vermeld in paragraaf 1 en 2, gebracht op 100 euro voor de schenkingen, inclusief inbrengen om niet, gedaan aan rechtspersonen als vermeld in het tweede lid, als de schenker zelf een rechtspersoon als vermeld in het tweede lid, is.

Het tarief, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, is ook van toepassing op gelijksoortige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere staat van de Europese Economische Ruimte, en die bovendien hun zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte hebben.”;

- Artikel 3.17.0.0.2 dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

8. Een schenking met last is een schenking waarbij de begiftigde er zich toe verbindt een bepaalde tegenprestatie te leveren.

Deze tegenprestatie wordt aan de begiftigde opgelegd door de schenker en kan zijn bedongen in hun eigen voordeel of in het voordeel van een derde.

9. In casu worden de geschonken bedrijfsactiva inclusief de woning die aan de kinderen […] worden geschonken door de aanvragers gewaardeerd op 1.080.525 euro:

  • voor de goederen onder punt 3.1., geschonken aan de Heer A 138.937,50 EUR,
  • voor de goederen onder punt 3.2., geschonken aan de heer B: 138.937,50 EUR.
  • voor de goederen onder punt 3.3, geschonken aan de heer C: 802.650 euro.

De woning die aan de hoofdbegiftigde, de heer C, wordt geschonken wordt gewaardeerd op 200.000 euro.

Rekening houdende met de opgelegde last zou de hoofdbegiftigde een voordeel van 338.850 euro (802.650 – 156.900 – 156.900 – 150.000) verkrijgen.

In geval van een schenking met last moet worden uitgemaakt of de overeenkomst nog wel de aard van een schenking heeft dan wel als een rechtshandeling onder bezwarende titel moet gekwalificeerd worden.

10. De last belet niet dat de overeenkomst in haar geheel een gift is, wanneer de waarde van de last lager is dan die van de geschonken goederen, zodat de verrichting voor de begiftigde nog een voordeel oplevert.

Uit de gegevens van de aanvraag blijkt dat de schenking de hoofdbegiftigde een substantieel voordeel oplevert.

Het krediet dat door de hoofdbegiftigde moet worden aangegaan om het landbouwbedrijf over te nemen belet niet dat er sprake zou zijn van een schenking.

Er is duidelijk sprake van begiftigingsinzicht bij de schenkers.

11. Overeenkomsten gesloten vanaf 1 juni 2012 kunnen afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

Een verrichting of opeenvolgende verrichtingen maken geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen. Herkwalificatie is mogelijk indien de belastingplichtige niet kan aantonen dat de geviseerde verrichting(en) ook niet-fiscale doelstellingen heeft, en dat deze niet-fiscale doelstellingen voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

In casu maakt rekening houdende met de niet-fiscale motieven onderhavige schenking met last geen fiscaal misbruik uit.

Gelet op het voorgaande besluit het besluitvormingsorgaan dat de voorgenomen verrichting als schenking kan worden gekwalificeerd.


Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.