VB 25018 - Verhinderend onroerend bezit
- Nummer
25018
- Datum beslissing
22 april 2025
- Publicatiedatum
20 mei 2025
Heffing
- Verkooprecht
Wettelijke basis
- art. 2.9.4.2.11. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat het onroerend goed dat de aanvragers thans voor de geheelheid in volle eigendom bezitten, niet wordt als aanzien als verhinderend bezit in de zin van artikel 2.9.4.2.11 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag werd ingediend door notaris […] te […], namens:
2.1. de heer X, RR […], geboren te […] op xx.xx.1982, en
2.2. mevrouw Y, […], geboren te […] op xx.xx.1983,
wettelijk samenwonend te […].
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
3. De heer X en zijn partner mevrouw Y wensen over te gaan tot de aankoop van een nieuwe woning voor een prijs van vierhonderdzesendertigduizend euro (€ 436.000,00).
4. Momenteel zijn de betrokkenen voor de geheelheid eigenaars van een onroerend goed gelegen te […], bekend ten kadaster […].
Dit onroerend goed wordt thans gebruikt als praktijkruimte voor de professionele activiteiten van mevrouw Y.
III. Motivering van de aanvraag
5. Er is thans geen noodzaak noch een wens tot verkoop van voormeld onroerend goed; vermeld onder punt 4. De betrokkenen wensen de bevestiging te bekomen dat het onroerend goed met huidige aanwending “praktijkruimte” niet aanzien zal worden als verhinderend bezit waardoor de betrokkenen hun nieuwe woning onmiddellijk kunnen aankopen aan het verlaagde tarief (cfr. artikel 2.9.4.2.11 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit).
Het pand is sinds 2018 een praktijk voor […] en staat ook zo bekend in de Kruispuntbank voor Belgische Ondernemingen. De hoofdfunctie van de praktijk is de verhuur van praktijkruimtes ifv […]. De effectieve uitvoering hiervan staat openbaar op website en socials.
Met zicht op de bezettingsgraad van de praktijk, is wonen onmogelijk aangezien alle ruimtes continu bezet zijn. Daarnaast heeft geen enkele ruimte een echte woonfunctie. Het pand wordt dus in hoofdzaak gebruikt voor verhuur aan therapeuten en dient een praktijkwerking. Volgens de Vlaamse Overheid zelf kan het dan onmogelijk voldoen aan de definitie van “hoofdzakelijk bestemd voor bewoning” en dient het te worden aanschouwd (en belast) als een bedrijfsfunctie (ref. SP 20052).
[…] is zowel voor de stad […], als voor de provincie […] als voor de Belgische overheid gekoppeld aan het adres van […]. De praktijk betaalt in die zin ook haar belastingen. Daarnaast kan men aantonen a.d.h.v. facturen dat alle nutsvoorzieningen reeds van bij aanvang gefactureerd worden aan het adres van […].
Er werd in 2023, omwille van een lang buitenlands verblijf, een privé postadres gezet op het pand van […]. Er werd echter nooit gewoond of privé gebruik gemaakt van de ruimtes en kan daardoor onmogelijk als verhinderend bezit worden gezien.
6. Ter ondersteuning van bovenstaande stelling voegen we ook nog een aantal verklaringen en documenten toe met als voornaamste:
● De toelichting over de huidige functie en bezettingsgraad van het pand waaruit zal blijken dat wonen feitelijk onmogelijk is.
● De staving vanuit document SP20052, een administratief standpunt van de Vlaamse overheid, die ons ondersteunt in wat we als ‘woning’ of ‘bedrijf’ mogen zien.
7. Indien u dit onvoldoende acht, vindt u achteraan nog extra info zoals:
● Toelichting over de fysieke kenmerken van het pand
● Bewijzen ivm de zakelijke koppeling tussen het pand en de Commanditaire vennootschap.
● Toelichting over ons privé-woonadres.
De aanvragers verzoeken om al deze informatie in overweging te nemen bij de beoordeling.
8. Op 10 maart 2025 werden volgende vragen aan de aanvragers voorgelegd:
“Waar wonen de heer X en mevrouw Y op heden als ze niet wonen te […]? Is dit sinds hun terugkeer uit het buitenland? Wat is de reden dat zij hun officieel adres niet hebben aangepast?”.
Deze vragen werden door de aanvragers op 12 maart 2025 beantwoord als volgt:
“I.v.m. onze woonplaats: zoals beschreven in bijgevoegde bijlage 'ruling' hebben wij, na de verkoop van onze vorige woning […] en ons vertrek naar het buitenland, ons adres administratief op […] te […] gezet. Er werd ons verteld dat dit belangrijk was om niet ambtelijk geschrapt te worden, aangezien we 1 jaar in het buitenland verbleven.
Sinds onze terugkomst is het her en der 'kamperen' bij vrienden en familie die zelf op reis zijn of een kamertje vrijmaken. Ik som even kort op waar we al verbleven:
* […]
* […]
* […]
* […]
* […]
* […] (hier zijn we ook op dit moment. Hieronder vinden jullie hun laatste uitnodiging naar ons toe).
[…]
Het was/is met momenten nogal behelpen, zeker met 2 kinderen, maar we moe(s)ten al 5 maanden overbruggen tussen de dag dat we een bod op ons huis deden, totdat we erin konden gaan wonen. 24/03/25 tekenen we eindelijk de akte en kunnen dan ook vanaf dan in ons nieuwe huis verblijven. Intussen was en is het behelpen, we hebben geen andere mogelijkheid.”.
IV. Verzoek
9. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 verzoeken “De Aanvragers" van het besluitvormingsorgaan de bevestiging te krijgen dat het onroerend goed dat de aanvragers thans voor de geheelheid in volle eigendom bezitten, niet wordt aanzien als verhinderend bezit in de zin van artikel 2.9.4.2.11 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit.
V. Onderzoek
10. Zelfde vraag als de vraag die het voorwerp is van deze aanvraag tot voorafgaande beslissing werd reeds bij gewone vraag gesteld aan de Vlaamse Belastingdienst op 7 februari 2025. De vraag werd negatief beantwoord (DVS 020563619575).
11. De akte m.b.t. de nieuw aan te kopen woning werd op 24 maart 2025 verleden (DVS 020571204874).
12. Artikel 3.22.0.0.1, §1, tweede lid, VCF luidt: “Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van deze codex wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.”.
13. Bijgevolg is het besluitvormingsorgaan onbevoegd om zich over de aanvraag uit te spreken.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.