Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 25033 - Inbreng TIGV - schenking OG Vlaamse Belastingdienst

VB 25033 - Inbreng TIGV - schenking OG

Voorafgaande beslissing
Nummer

25033

Datum beslissing

5 mei 2025

Publicatiedatum

6 juni 2025

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 3.17.0.0.2. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 2.8.3.0.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe een voorafgaande beslissing te bekomen over de fiscale gevolgen van een schenking van een onroerend goed met voorbehoud van vruchtgebruik door de echtgenoten aan hun zoon. De schenking wordt voorafgegaan door de bevestiging van een inbreng van het te schenken goed door de heer X in het beperkt gemeenschappelijk huwelijksvermogen tussen de echtgenoten X-Y.

In het bijzonder wensen de aanvragers dus te weten of de schenking van het goed al dan niet belast zal worden als een schenking van de helft van dit goed door de vader, de heer X en van de andere helft door de moeder, mevrouw Y.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door […], te […], namens:

De heer X, geboren te […] op xx.xx.1951, rijksregisternummer: […] en zijn echtgenote mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1953, rijksregisternummer: […], samenwonend te […].

De echtgenoten X-Y zijn gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen ingevolge huwelijkscontract verleden voor meester […], destijds notaris te […] op xx.xx.1976, voor een eerste maal gewijzigd in een stelsel van scheiding van goederen met beperkte gemeenschap van aanwinsten ingevolge akte verleden voor meester […], notaris te […], op xx.xx.1985, gehomologeerd door de Rechtbank van Eerste Aanleg te […] op xx.xx.1986 en voor een tweede maal gewijzigd met behoud van stelsel ingevolge akte verleden voor meester […], geassocieerd notaris te […], op xx.xx.2008.

3. De betrokken partij is:

De heer Z, geboren te […] op xx.xx.1978, rijksregisternummer: […], echtgenoot van mevrouw […], geboren te […] op xx.xx.1981, [Identiteitskaart nummer: […] Rijksregister nummer : […], wonend te […].

De heer Z is gehuwd onder stelsel van scheiding van goederen met een bijkomende gemeenschap beperkt tot de beroepsinkomsten ingevolge akte verleden voor meester […], geassocieerd notaris te […], op xx.xx.2009, niet conventioneel gewijzigd naar zijn verklaring.

4. Het betrokken onroerend goed is:

STAD […], vijfentwintigste afdeling/ […]

Een woonhuis op en met grond en verdere aanhorigheden, gestaan en gelegen te […], gekadastreerd volgens titels sectie B deel van nummer […] en deel van nummer […] groot volgens meting tweeduizend negenhonderd vierennegentig vierkante meter dertien vierkante decimeter (2.994,13 m²) en deel van nummer […] groot volgens meting tweehonderd achtennegentig vierkante meter (298,00 m²), thans kadastraal bekend sectie B nummer […] groot drieduizend tweehonderd tweeënnegentig vierkante meter (3.292,00 m²).

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. De echtgenoten X-Y zijn initieel gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen ingevolge huwelijkscontract verleden voor meester […], destijds notaris te […], op xx.xx.1976.

Dit huwelijkscontract werd voor een eerste maal gewijzigd in een stelsel van scheiding van goederen met beperkte gemeenschap van aanwinsten ingevolge akte verleden voor meester […], notaris te […], op xx.xx.1985, gehomologeerd door de Rechtbank van Eerste Aanleg te […] op xx.xx.1986.[1]

Dit huwelijkscontract werd voor een tweede maal gewijzigd met behoud van stelsel ingevolge akte verleden voor meester […], geassocieerd notaris te […], op xx.xx.2008.[2]

6. De heer X heeft bij wijze van schenking vanwege zijn vader, de heer A, het volgend onroerend goed verkregen: een perceel grond te […].

  • Deels bij akte de dato xx.xx.1986 (2.994,13 m²)[3]
  • Deels bij akte de dato xx.xx.2005 (298,00 m²)[4]

7. De wijziging van het huwelijkscontract van xx.xx.1985 voorzag aldus het stichten van een beperkt gemeenschappelijk vermogen dat enkel onroerende goederen zou bevatten door een van beide echtgenoten verkregen bij wijze van schenking onder levenden en vastgesteld bij authentieke akte.

Artikel 6 vermeldt letterlijk:

“Benevens het stelsel der scheiding van goederen, zal er tussen de echtgenoten een beperkt gemeenschappelijk vermogen bestaan, welk vermogen enkel zal omvatten de onroerende goederen aan één of beide echtgenoten toekomende bij wijze van schenking onder levenden en vastgesteld bij authentieke akte, tenzij in deze akte de schenkers uitdrukkelijk zullen bedongen hebben dat de geschonken goederen eigen zullen blijven aan de begiftigde en derhalve geen deel zullen uitmaken van dit gemeenschappelijk vermogen.”.

8. In de schenkingsakte van xx.xx.1986 en de schenkingsakte van xx.xx.2005 heeft de heer X niet bedongen dat het geschonken goed hem eigen moet blijven.

9. Het onroerend goed werd als grond geschonken. Op het perceel hebben de echtgenoten X-Y samen een villa gebouwd.

10. Partijen hebben aldus in een tweede wijziging van hun huwelijkscontract de dato xx.xx.2008 bevestigd dat het perceel grond met de erop staande constructies bij toepassing van artikel 6 van hun huwelijkscontract deel uitmaakt van hun beperkt gemeenschappelijk vermogen.

Deze akte wijziging van xx.xx.2008 werd echter nooit overgeschreven op het hypotheekkantoor waardoor voor het registratiekantoor het onroerend goed een eigen goed is van de heer X.

11. Nu wensen de echtgenoten X-Y het onroerende goed, vermeld onder punt 4, met voorbehoud van vruchtgebruik te schenken aan hun zoon, de heer Z.[5]

III. Motivering van de aanvraag

12. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015(PDF bestand opent in nieuw venster) wordt volgende rechtshandeling als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot, onmiddellijk of binnen een korte tijdsspanne gevolgd door een schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1 §1 en 2.8.4.1.1 §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot, die onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd wordt door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan hun kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Dergelijke constructie gaat in tegen de artikel 2.8.3.0.1 §1 en 2.8.4.1.1 §1 en §2 VCF. Er is dan sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.”.

13. Het onroerend goed behoort in principe reeds tot het beperkt gemeenschappelijk vermogen bestaande tussen de echtgenoten X-Y aangezien in beide schenkingen gedaan aan de heer X (akte 1986 en 2005) niet uitdrukkelijk werd bedongen dat het goed eigen diende te blijven van de heer X en het onroerend goed aldus op basis van het hoger aangehaalde artikel 6 van hun huwelijkscontract automatisch behoorde tot hun beperkt gemeenschappelijk vermogen.

Dit werd uitdrukkelijk bevestigd in de tweede wijziging van hun huwelijkscontract in 2008.

14. Nu de partijen van plan zijn een deel van de eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik te schenken aan hun zoon komt naar boven dat volgens het registratiekantoor dit goed eigen is van de heer X in tegenstrijd met de realiteit waar partijen altijd zijn vanuit gegaan en welke ze ook uitdrukkelijk bijna 10 jaar geleden hebben bevestigd.

15. Daarom zouden de echtgenoten X-Y voor de schenkingsakte nogmaals het statuut van het onroerend goed als behorend tot hun beperkt gemeenschappelijk vermogen bevestigen geformuleerd als een inbreng welke akte aldus voor de goede orde zal worden overgeschreven op het bevoegde hypotheekkantoor. Nadien zal de schenkingsakte verleden worden.

Het is duidelijk dat gelet op de timing van de wijzigingen aan het huwelijkscontract evenals de schenkingen er geen twijfel kan bestaan dat zij dit niet uit fiscaal oogmerk doen en verantwoord is door andere motieven.

Deze aanvraag werd reeds enige jaren geleden voorgelegd ter goedkeuring doch de akte werd tot op heden niet verleden.

Het dossier is/was bekend onder kenmerk VFP0735/005191226091 / VB 17032.

De voorafgaande beslissing van 13 november 2017 wordt als bijlage toegevoegd.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

16. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerrechtelijk vlak.

17. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.8.3.0.1, §1, VCF dat luidt als volgt:

§ 1. Voor de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen wordt een schenkbelasting geheven op het aandeel van elke begiftigde, op basis van de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van lasten.”;

  • Artikel 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen:
TABEL I

verkrijging in rechte lijn en tussen partners

gedeelte van de schenking

A
schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

3

-

150.000,01

250.000

9

4500

250.000,01

450.000

18

13.500

450.000,01

27

49.500


TABEL II

tarief tussen alle andere personen

gedeelte van de schenking

A schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

10

-

150.000,01

250.000

20

15.000

250.000,01

450.000

30

35.000

450.000,01

40

95.000


§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt:
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.
”;

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.
”.

18. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015(PDF bestand opent in nieuw venster) worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Degelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

Indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.”.

19. De aanvragers zijn gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen met toevoeging van een beperkt gemeenschappelijk vermogen. De grond van het onder punt 4 vermelde onroerende goed werd door de heer A geschonken aan zijn zoon de heer X deels bij schenkingsakte van xx.xx.1986 en deels bij schenkingsakte van xx.xx.2005. Het huwelijkscontract van 1985 tussen de echtgenoten X-Y voorziet in een beperkt gemeenschappelijk vermogen dat de onroerende goederen bevat die door een van beide echtgenoten worden verkregen bij wijze van schenking onder levenden en vastgesteld bij authentieke akte. Dit werd voor de betreffende grond bevestigd door het wijzigend huwelijkscontract dd. xx.xx.2008. Deze akte werd echter nooit overgeschreven op het hypotheekkantoor waardoor volgens de kadastrale gegevens het onroerend goed een eigen goed is van de heer X.

Op het perceel hebben de echtgenoten X-Y samen een villa gebouwd die zij nu wensen te schenken met voorbehoud van vruchtgebruik aan hun zoon de heer Z. De schenking wordt voorafgegaan door een verklaring omtrent de eigendomsverhoudingen van het betrokken onroerend goed.

20. De aanvrager verklaart dat de kadastrale gegevens bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie met betrekking tot het vermelde onroerend goed niet correct zijn. De aanvrager motiveert dit aan de hand van de huwelijksovereenkomst waarin werd overeengekomen dat de geschonken onroerende goederen tot het beperkt gemeenschappelijk vermogen behoren.

De aanvrager wenst dit nu te laten rechtzetten door middel van voorafgaandelijke bepalingen in de authentieke schenkingsakte waarin de zakelijke aanspraken op het onroerend goed worden rechtgezet. Hiervoor verwijst de aanvrager in de ontwerpakte van schenking naar de onderhavige voorafgaande beslissing van de Vlaamse Belastingdienst waarin zou worden bevestigd dat het onroerend goed gemeenschappelijk is. De schenkers verzoeken vervolgens aan de hypotheekbewaarder de “bevestiging van de inbreng” over te schrijven op het hypotheekkantoor.

21. Aangezien het gaat over het onderzoek, de controle en het gebruik van bewijsmiddelen kan over de correcte eigendomsverhouding van het onroerend goed geen voorafgaande beslissing worden genomen (art. 3.22.0.0.1, §3, tweede lid, c)). De Vlaamse belastingdienst is evenmin bevoegd voor het aanpassen van kadastrale gegevens, zodat hierover geen uitspraak kan gedaan worden (art. 3.22.0.0.1, §3, tweede lid, e)). Het Kadaster dient enkel als een vermoeden van eigendom en is niet eigendomsaanwijzend. Het al dan niet overdragend karakter en de eventuele kwalificatie als rechtzetting van zakenrechtelijke aanspraken zal door de Vlaamse Belastingdienst dan ook op het ogenblik van de rechtzetting/schenking en ontvangst van de akte beoordeeld worden. Het beslissingsorgaan doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten en akten op burgerlijk vlak, evenmin over de correctheid van kadastrale gegevens en eventuele onjuistheden bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.

22. Ongeacht de kwalificatie van de “bevestiging van inbreng” liggen er aan de rechtshandeling voldoende niet-fiscale motieven ten grondslag aangezien de echtgenoten hun wens om bij wijze van schenking verkregen onroerende goederen toe te voegen aan hun beperkt gemeenschappelijk vermogen reeds in hun huwelijksovereenkomst in 1985 hadden opgenomen. Op basis van het huwelijkscontract kan geoordeeld worden dat het steeds de bedoeling van de aanvragers was om de verkregen onroerende goederen bij wijze van schenking gemeenschappelijk te bezitten.

Gelet op de feitenconstellatie, de tijdspanne tussen het huwelijkscontract, de schenking van de onroerende goederen aan de heer X, de bevestiging van de inbreng van het onroerend goed vermeld onder punt 4 en de voorgenomen schenking beslist het besluitvormingsorgaan dat de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet moet worden toegepast

Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.

Voetnoten

[1] Wijzigingsakte als bijlage bij de aanvraag.

[2] wijzigingsakte in bijlage bij de aanvraag.

[3] Schenkingsakte als bijlage bij de aanvraag.

[4] Schenkingsakte als bijlage bij de aanvraag.

[5] Het ontwerp van de schenkingsakte werd als bijlage bij de aanvraag gevoegd.