Gedaan met laden. U bevindt zich op: Stijgende levensduurte laat zich ook voelen in stijgende dagprijzen van woonzorgcentra Nieuwsberichten

Stijgende levensduurte laat zich ook voelen in stijgende dagprijzen van woonzorgcentra

Nieuwsbericht
2 oktober 2023

Elk jaar bevraagt het Departement Zorg de Vlaamse woonzorgcentra over welke dagprijzen zij hanteren in mei. Daaruit blijkt dat tussen 1 mei 2022 en 1 mei 2023 de gewogen gemiddelde dagprijs in de Vlaamse woonzorgcentra steeg van 63,79 euro naar 70,15 euro. Dat is een stijging van 9.97%.  Die stijging is een stuk hoger dan vorig jaar, omdat de gestegen levensduurte van 2022 pas nu duidelijk in de cijfers merkbaar is. Een stijging van de levensduurte zet zich altijd met vertraging door in de dagprijzen van de woonzorgcentra.

In totaal werden 819 woonzorgcentra met samen 83.596 woongelegenheden opgenomen in deze dagprijsmeting. De dagprijsstijging is in 2023 met gemiddeld 9,97% een stuk hoger dan de consumptieprijsindex, die in die periode steeg met 5,20%. De dagprijzen stegen dit jaar dus meer dan in de voorgaande periode 2021-2022, toen de dagprijs steeg met 4,92%, ten opzichte van een inflatie van 8.97%. De sterke gestegen levensduurte van het jaar 2022 laat zich nu dus duidelijk merken in de cijfers van de dagprijsmeting.

De tabel hieronder toont de evolutie van de dagprijzen de voorbije jaren, waarbij we zien dat in de laatste twee meetmomenten de stijging van de dagprijzen lager was dan de stijging van de levensduurte.

201820192020202120222023
Stijging dagprijs2,29%2,54%1,71%1,23%4,92%9,97%
Stijging consumptieprijsindex1,82%1,89%0,48%1,46%8,97%5,20%
Reële stijging dagprijs0,47%0,65%1,23%-0,23%-4,05%4,77%

Karine Moykens, secretaris-generaal van het Departement Zorg legt uit hoe dat komt: “De procedure om de dagprijs te indexeren, houdt in dat een woonzorgcentrum de prijzen kan aanpassen aan de stijging van de levensduurte in de periode die voorbij is. Dat betekent dat we nu pas echt het effect zien van de hoge inflatie in het voorjaar 2022. De voorbije jaren waren de indexaties minder hoog dan de reële inflatie, wat maakt dat er nu sprake is van een inhaalbeweging die we duidelijk in de cijfers opmerken. Die evolutie komt dus niet geheel onverwacht.”

Per provincie en sector

De stijging is dit jaar het sterkst in de provincie Limburg (+10,65%). In Antwerpen was de stijging het laagst (+8,64%).

De openbare sector blijft het goedkoopst (66,48 euro), de for-profit sector blijft het duurste met een gemiddeld gewogen dagprijs van 76,31 euro. Maar de prijsstijgingen zijn zeer gelijklopend in alle sectoren. De social-profit sector kent de grootste prijsstijging met 10,40%, terwijl de stijging in de for-profit sector 9,64% bedraagt.

Detailcijfers per provincie, per sector en per gemeente vindt u op onze website(opent in nieuw venster).

Stijgende levensduurte laat dagprijzen verder stijgen

Indexeringen zijn de belangrijkste verklaring voor de stijging van de dagprijs. Omwille van de energiecrisis was het aan de woonzorgcentra toegestaan om tussen 1 maart 2022 en 31 augustus 2023 de prijzen om de 6 maanden te indexeren, waar dat voorheen slechts jaarlijks was. Dat effect was nog niet zichtbaar in de dagprijsmeting van 2022, maar dat zien we nu wel duidelijk terug in de resultaten van 2023. Alle indexaties moeten worden voorgelegd aan het Departement Zorg. Tussen 1 mei 2022 en 1 mei 2023 werden 1.389 indexaties doorgevoerd. 223 woonzorgcentra indexeerden de dagprijs eenmaal in die periode. 583 woonzorgcentra indexeerden tweemaal hun dagprijs.

De indexaties zijn voor woonzorgcentra noodzakelijk om de stijgende loonkosten, energiekosten, kosten van dienstverleners en andere kosten op te vangen. Dagprijzen zijn voor woonzorgcentra niet de enige bron van inkomsten. Zij ontvangen van het Departement Zorg ook verschillende vergoedingen voor hun zorg- en dienstverlening. Die tegemoetkomingen worden allemaal aangepast aan de stijgende levensduurte, en wel telkens in de maand volgend op een overschrijding van de spilindex. Zo betaalt Vlaanderen bijvoorbeeld voor elke dag dat een bewoner in een woonzorgcentrum verblijft, een basistegemoetkoming voor zorg aan het woonzorgcentrum. In mei 2023 bedroeg de gemiddelde basistegemoetkoming voor zorg 84,06 euro.

Betaalbaarheid van zorg blijft belangrijk

Bij een sterk gestegen levensduurte en bijhorende stijgende dagprijzen, is het begrijpelijk dat mensen zich zorgen maken over de betaalbaarheid van de zorg.
Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Hilde Crevits: “Uiteraard blijf ik bezorgd over de betaalbaarheid van zorg voor bewoners van woonzorgcentra. Vanuit het beleid hebben we daarom initiatieven genomen die helpen om de zorg betaalbaar te houden. Zo werd het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevende personen op 1 januari 2023 al verhoogd naar 135 euro per maand en zal dat binnenkort verder opgetrokken worden tot 140 euro per maand. We hebben er dit jaar ook voor gezorgd dat mensen in woonzorgcentra die al recht hadden op een zorgbudget voor ouderen vanaf april automatisch terechtkomen in de hoogste categorieën en zo automatisch een hoger zorgbudget ontvangen. Dit heeft voor veel mensen al een verschil kunnen maken en op die manier versterken we de zorgbudgetten voor de mensen die het nodig hebben.”

Daarnaast zet ook het Departement Zorg samen met de woonzorgsector stappen naar een meer transparant en gezond prijzenbeleid, zowel voor de woonzorgcentra zelf als voor de bewoners. Daarom wordt het huidige indexeringsmechanisme momenteel onder de loep genomen en loopt er samen met de sector een project om te komen tot een uniforme en transparante sectorspecifieke boekhouding, die toelaat om meer inzicht te verwerven in de verschillende kostprijscomponenten.

Karine Moykens, secretaris-generaal van het Departement Zorg: “Betaalbaarheid van zorg voor bewoners blijft voor ons een absolute prioriteit, net zoals ook financieel gezonde woonzorgvoorzieningen in ieders belang zijn om te kunnen rekenen op goede, kwaliteitsvolle zorg. Meer transparantie komt niet alleen de bewoners en de woonzorgcentra zelf ten goede, maar laat de overheid ook toe om te na te gaan of de overheidsmiddelen op een doelgerichte en correcte manier besteed worden. Hier zetten we de komende periode samen met de sector verdere stappen in.”