Tussentijdse reductie van 5%: uitvoeren uiterlijk op 31 december 2025, melden tot indiendatum mestbankaangifte
Elke rundveehouderij dient uiterlijk 31 december 2025 een tussentijdse reductiemaatregel te nemen met een minimaal rendement van 5%. Dat kan door een ammoniakemissiereducerende maatregel toe te passen op de exploitatie, een aantal vergunde dierplaatsen voor rundvee te verminderen, al dan niet door deze tijdelijk buiten gebruik te stellen, of een combinatie van beide.
Die ingreep moet ook opgenomen worden in de vergunning. Dit kan via een vereenvoudigde versie van het meldingsformulier “Tussentijdse reductie voor rundveehouderijen” in het Omgevingsloket.
Melding tussentijdse reductie van 5%
De ingreep moet ten laatste op 31/12/2025 toegepast worden op het bedrijf, maar kan nog gemeld worden tot het moment van de uiterste indiendatum van de mestbankaangifte.
Om de administratieve last voor de landbouwer zoveel mogelijk te beperken, zal vanaf 18 november 2025 een aangepaste, vereenvoudigde versie van het meldingsformulier beschikbaar zijn. Die versie kan vanaf 1 december 2025 worden ingediend via het Omgevingsloket.
In het meldingsformulier moet de landbouwer aangeven welke ingreep toegepast wordt.
- één of meerdere ammoniakemissiereducerende maatregel(en): de code van de maatregel, op hoeveel dierplaatsen de maatregel van toepassing is, een omschrijving van de maatregel en het reductiepercentage van deze maatregel;
- een vermindering (ten opzichte van de actueel vergunde situatie) van het aantal dierplaatsen, al dan niet door een tijdelijke buitengebruikstelling
- een combinatie van beide.
Bedrijven die een vrijstelling hebben aangegeven én verkregen (biologische bedrijven met een impactscore ≤1%; kleine bedrijven met impactscore ≤0.025% én < 500 kg NH3/jaar uitstoot komen hiervoor in aanmerking) moeten niet voldoen aan de verplichting tot een tussentijdse reductie.
Ook rundveehouders die geacht worden te hebben voldaan aan de verplichting tot een tussentijdse reductie moeten geen melding doen. Dit is het geval als sinds 1 januari 2015 al ammoniakemissiereducerende maatregelen in de vergunning werden opgenomen of het aantal dierplaatsen al werd verminderd. Deze ingrepen in het verleden moeten wel ervoor gezorgd hebben dat de vergunde ammoniakemissie met 5% werd gereduceerd. Voor meer informatie, zie stroomschema ‘Tussentijdse reductie van 5% voor rundveehouderijen’(PDF bestand opent in nieuw venster).
Ook bij tijdelijke vergunning tot 2030
De tussentijdse reductie wordt beschouwd als een voorwaarde binnen de bestaande vergunning. Doorheen de exploitatie kan de naleving van deze voorwaarde gecontroleerd worden.
Op het moment van een aanvraag voor een tijdelijke vergunning tot 2030 zal bovendien de tussentijdse reductie op het moment van de vergunningsaanvraag eveneens gecontroleerd worden.
Toepassen andere ingreep
Wanneer een landbouwer na 31 december 2025 beslist om een nieuwe of een andere ingreep toe te passen met een rendement van minstens 5%, zal dat mogelijk zijn zolang de reductie van minimaal 5% gerealiseerd wordt.
Dit moet opgenomen worden in de vergunning:
- Bijstelling milieuvoorwaarden via de meldingsprocedure (artikel 9, §2, vijfde lid Stikstofdecreet): beweiden en de ammoniakemissiereducerende maatregelen uit het Besluit Vlaamse Regering van 20 november 2024(opent in nieuw venster), mits geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen of verandering van de IIOA vereist is.
- Melding gedeeltelijke of gehele stopzetting (artikel 9, §2, zesde lid Stikstofdecreet): een definitieve vermindering van het aantal vergunde dierplaatsen;
- Procedure bijstelling milieuvoorwaarden volgens artikel 82/1 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning: mits geen vergunningsplichtige verandering van de IIOA vereist is;
- Vergunningsaanvraag in de zin van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning(opent in nieuw venster).