Gedaan met laden. U bevindt zich op: Studie over de uitbreiding van emissiehandel naar gebouwen en transport (2021) Studies in het kader van beleidsdomeinen ‘energie' en ‘klimaat'

Studie over de uitbreiding van emissiehandel naar gebouwen en transport (2021)

Aanleiding van deze studie

In het kader van haar ‘Fit for 55’-programma, stelt de Europese Commissie voor om een Europees emissiehandelssysteem uit te bouwen voor de transport- en gebouwensector. Het Vlaams Energie-en Klimaatagentschap (VEKA) vroeg aan Climact en het Öko Institute om de verwachte impact van zo een systeem in kaart te brengen en dit voor de uitstoot van broeikasgassen, de verwachte koolstofprijs, de energiefacturen, de veilingopbrengsten en administratieve lasten voor het Vlaams Gewest.

De studie over ‘de opname van gebouwen en transport in een Europees systeem van emissiehandel’(PDF bestand opent in nieuw venster) leest u hier.

Resultaten

  1. De studie concludeert dat een emissiehandelssysteem voor transport en gebouwen vanaf 2026 slechts tot beperkte bijkomende emissiereducties zal leiden tegen 2030, tenzij de koolstofprijs wordt toegelaten om tot een hoog prijsniveau te stijgen. Zonder flankerende beleidsmaatregelen zou emissiehandel voor transport en gebouwen een koolstofprijs van ver boven €100/t CO2eq. nodig hebben om de vereiste reducties voor 2030 te bereiken. Indien emissiehandel zou worden gecombineerd met andere, flankerende maatregelen – zoals wordt voorgesteld door de Europese Commissie – verwachten we lagere maar nog steeds aanzienlijke prijzen tussen €70 en €100/t CO2eq.

  2. Er zijn twee belangrijke redenen waarom een koolstofprijs van meer dan €100/t CO2eq. tot slechts bescheiden reducties zou leiden in transport en gebouwen tegen 2030. Beide sectoren worden gekenmerkt door niet-markt barrières, die bepaalde reducties belet ook wanneer deze kostenefficiënt worden dankzij een koolstofprijs. Daarnaast worden beide sectoren ook gekenmerkt door lange investeringscycli, wat betekent dat bepaalde reductiemaatregelen tijd nodig hebben om geïmplementeerd te worden. Beide elementen leiden tot een lage prijselasticiteit op korte termijn. De elasticiteit wordt wel verwacht te stijgen op de langere termijn naarmate de koolstofprijs investeringen bijstuurt, en op voorwaarde dat niet-markt barrières worden opgeheven via flankerende maatregelen.

  3. Omwille van deze redenen zullen andere beleidsinstrumenten een centrale rol moeten spelen in het behalen van de vereiste reducties in transport en gebouwen tegen 2030. Emissiehandel zou in parallel geïmplementeerd kunnen worden, maar kan enkel verwacht worden een ondersteunende rol te spelen tot en met 2030. Het zou de vereiste intensiteit van andere beleidsinstrumenten kunnen verlagen doordat prijssignalen beter in lijn worden gebracht met de reductiedoelstelling, en het zou opbrengsten genereren die gebruikt kunnen worden om andere beleidsmaatregelen te financieren.

  4. Indien emissiehandel wordt toegepast, zou dit echter ook leiden tot een stijging van brandstofkosten, met een risico op ongewenste sociale en economische gevolgen. Uitgaande van constante verbruiksniveaus – dus vooraleer rekening te houden met eventuele reducties in het energieverbruik noch met het hergebruik van veilingopbrengsten – verwachten we dat het voorstel van de Europese Commissie de energieuitgaven van Vlaamse huishoudens verhoogt met gemiddeld €322 (+19%) tot €460 (+28%) per jaar in 2030 (o.b.v. een prijsvork van €70 tot €100/t CO2eq.). Gemiddeld gezien ligt de impact lager in absolute termen (maar hoger in relatieve termen) voor huishoudens met een laag inkomen, en vice versa voor huishoudens met een hoog inkomen. Het voorstel zou ook een impact hebben op Vlaamse bedrijven in de diensten- en transportsector. Voor niet-ETS industrie en landbouw wordt de verwachte impact zeer laag ingeschat, gezien het merendeel van hun energieverbruik niet onder het toepassingsgebied van het systeem zou vallen.

  5. We verwachten dat het voorstel van de Commissie tussen €5 en €8 miljard aan veilingopbrengsten zou genereren voor het Vlaams Gewest in de periode 2026-2030. Twee derde hiervan zou komen van huishoudens en eenderde van niet-huishoudelijke energieverbruikers. De gemiddelde beschikbare veilingopbrengst per gezin zou variëren tussen €214 en €346 per jaar (o.b.v. een prijsvork tussen €70 en €100/t CO2eq.). Het voorstel van de Commissie vereist dat alle veilingopbrengsten worden gebruikt om emissiereducties in de betrokken sectoren te ondersteunen en om de impact op kwetsbare huishoudens en bedrijven te beheersen.

  6. De administratieve last wordt verwacht beperkt te zijn, rond €3 miljoen per jaar voor Vlaamse bedrijven en €325k per jaar voor de Vlaamse bevoegde autoriteit.