Beroepspersoon - wederverkoop aan andere beroepspersonen kwalificeert niet als bevrijdende wederverkoop
- Nummer
23/2482/A
- Datum beslissing
18 februari 2025
- Publicatiedatum
22 september 2025
- Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
Definitief
Heffing
- Verkooprecht
Wettelijke basis
- art. 2.9.4.2.5, §1 VCF
Samenvatting
De belastingplichtige kocht op 3 juli 2014 een onroerend goed. De verkoopprijs bedroeg 300.000 EUR. Belastingplichtige deed een beroep op het verlaagde tarief van 4 % voor beroepsverkopers en betaalde 12.000 EUR registratierechten.
Op 31 mei 2016 verkocht belastingplichtige een deel van voormeld onroerend goed aan NV N. Op 6 februari 2019 verkocht belastingplichtige een ander deel aan X. Deze kopers kochten het onroerend goed met toepassing van het verlaagd tarief van 4 % voor beroepsverkopers.
VLABEL is van mening dat een verkoop aan beroepsverkopers niet als een bevrijdende wederverkoop kwalificeert. Bijgevolg vestigde VLABEL lastens belastingplichtige een aanvullende aanslag in de registratiebelasting voor het aanslagjaar 2014. De aanslag bedraagt 21.600 EUR, zijnde 18.000 EUR verschuldigde rechten (6 % van 300.000 EUR) en een belastingverhoging van 3.600 EUR (20 %).
Op 15 juni 2023 diende belastingplichtige tegen deze aanslag een bezwaarschrift in. Bij beslissing van 30 juni 2023 werd dit bezwaarschrift afgewezen.
Over de toepassing van het verlaagd tarief van 4% voor beroepsverkopers
Belastingplichtige heeft bij de aankoop van het onroerend goed beroep gedaan op het verlaagd tarief van 4 % voor beroepsverkopers.
Een substantiële voorwaarde om te kunnen genieten van dit verlaagd tarief is dat de beroepsverkoper conform artikel 2.9.4.2.5, § 1 VCF een herverkoop realiseert, die in elk geval dient plaats te vinden vóór 31 december van het achtste jaar na de datum van de koopakte.
De wederverkoop had in casu dus moeten plaatsvinden vóór 31 december 2022.
Volkomen terecht heeft VLABEL geen rekening gehouden met de verkopen op 31 mei 2016 en 6 februari 2019 aan respectievelijk NV N en X, aldus de rechtbank. Deze kopers kochten het onroerend goed immers met toepassing van het verlaagd tarief van 4 % voor beroepsverkopers. Het vierde lid van artikel 2.9.4.2.5, § 1 VCF voorziet uitdrukkelijk dat een wederverkoop aan een beroepspersoon met toepassing van artikel 2.9.4.2.4 VCF niet als een wederverkoop wordt beschouwd.
Vermits geen tijdige wederverkoop plaatsvond, werd de bestreden aanslag terecht gevestigd.
Dit onderdeel van de vordering van belastingplichtige is ongegrond.
Over de gevorderde ontheffing voor 3/5 overeenkomstig artikel 3.6.0.0.6, § 2 VCF
In ondergeschikte orde stelt belastingplichtige dat artikel 3.6.0.0.6, § 2 VCF van toepassing is en dat ze derhalve een teruggave kan bekomen van 3/5de van de registratiebelasting.
Artikel 3.6.0.0.6, § 2 VCF voorziet:
Wat de registratiebelasting betreft, verleent het bevoegde personeelslid ook ontheffing van de registratiebelasting op voorwaarde dat een verzoek is inqediend binnen een termijn van vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin het recht tot teruggave is ontstaan, waarin wordt aangetoond dat een onroerend goed dat door de verkoper of zijn rechtsvoorgangers is verkregen bij een akte waarop het verkooprecht met toepassinq van artikel 2.9.4.1.1 is voldaan, wordt wederverkocht. De ontheffing ten voordele van de wederverkoper beperkt zich in dat geval tot drie vijfde van het verkooprecht dat geheven is.
De rechtbank stelt dat belastingplichtige zich niet op dit artikel kan beroepen (1) omdat ze het goed niet heeft verkregen bij een akte waarop het verkooprecht met toepassing van artikel 2.9.4.1.1 VCF werd voldaan en (2) omdat ze geen verzoek tot ontheffing heeft ingediend.
Ook dit onderdeel van de vordering van belastingplichtige is ongegrond.