Gedaan met laden. U bevindt zich op: Bezettingsvergoeding ten laste van nalatenschap vooroverleden echtgenoot - passief van de nalatenschap Vlaamse Belastingdienst

Bezettingsvergoeding ten laste van nalatenschap vooroverleden echtgenoot - passief van de nalatenschap

Rechtspraak

Datum uitspraak: 15 mei 2024 - 23 april 2025

Nummer

22/1689/A

Datum beslissing

23 april 2025

Publicatiedatum

21 mei 2025

Rechtbank

Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent

Status

Voorlopig

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.3.2.1. VCF
  • art. 2.7.3.2.5. VCF
  • art. 3.17.0.0.12. VCF
  • art. 2.7.4.3.1 VCF

Samenvatting

Feiten:

Eiser dhr. J is de enige erfgenaam van zijn zus, wijlen mevr. L. Mevr. L was zelf erfgenaam in de nalatenschap van haar echtgenoot, wijlen dhr. A, overleden op 01/03/2016. Dhr. A stelde een testament op waarbij hij de volledige inboedel van zijn woning en de helft van zijn banktegoeden naliet aan zijn echtgenote mevr. L. De andere helft van de banktegoeden liet hij na aan zijn dochter mevr. K.

N.a.v. het overlijden van mevr. L, ontstond er een geschil tussen eiser (erfgenaam van mevr. L) en mevr. K (erfgenaam van dhr. A) over de inhoud van het authentiek testament, hetgeen resulteerde in een verzegeling van de woning en blokkering van alle banktegoeden.

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 18/01/2017 werd de vereffening en verdeling bevolen van de nalatenschap van dhr. A en de huwgemeenschap van A en L en werd een notaris-vereffenaar aangesteld. De voorlopig bewindvoerder van de moeder van dhr. A kwam tussen in de procedure. De moeder van dhr. A, mevr. V, had de woning op 26/08/2013 immers ten belope van 65% in naakte eigendom geschonken aan haar zoon met voorbehoud van vruchtgebruik. Mevr. V woonde in de woning tot juli 2013 waarna zij naar een serviceflat verhuisde en haar roerende goederen achterliet in de woning, die verder bewoond bleef door haar zoon dhr. A en zijn echtgenote mevr. L.

De notaris-vereffenaar werd gemachtigd, in afwachting van de verdeling van de goederen aanwezig in de woning, de woning leeg te maken en de inhoud te laten stockeren op kosten van de massa en werd gezegd dat hiertoe de nodige gelden van de nalatenschap van wijlen dhr. A gedeblokkeerd mochten worden ter aanwending van deze kosten door de notaris. Tevens werd beslist dat mevr. V lastens de nalatenschap van wijlen dhr. A gerechtigd is op een bezettingsvergoeding van 850 EUR per maand vanaf 01/03/2016 tot de datum waarop de woning terug ter beschikking is van mevr. V, zijnde na ontzegeling van de woning. Eiser tekende hoger beroep aan tegen de voormelde vonnissen, waarna de bestreden vonnissen werden bevestigd door het hof van beroep te Brussel bij arrest van 04/02/2020.

Op 19/01/2021 legde eiser een verzoekschrift neer tot aanstelling van een beheerder overeenkomstig art. 1212 Ger. W. Het hof van beroep te Brussel stelde bij arrest van 26/04/2022 een notaris aan als beheerder van het onverdeelde nalatenschapsvermogen van de nalatenschap van wijlen dhr. A en de huwgemeenschap A-L.

Spijts meerdere gevraagde en toegestane uitstellen, diende eiser geen aangifte in betreffende de nalatenschap van mevr. L. Dit was volgens eiser te wijten aan de verregaande complexiteit over de concrete omvang van de nalatenschap.

Op 13/07/2018 verzond VLABEL een voorstel tot ambtshalve aanslag.

Op 11/01/2021 volgde een nieuw voorstel tot ambtshalve aanslag omdat in de eerste ambtshalve aanslag nog geen rekening was gehouden met het authentiek testament van dhr. A waarin de helft van de banktegoeden aan mevr. L was nagelaten. Er werd een belastingverhoging van 20% aangekondigd op grond van art. 3.18.0.0.9 VCF. Dit leidde tot een ambtshalve aanslag waartegen bezwaar werd ingediend. In het bezwaar werd gewezen op een hangende betwisting inzake de vereffening van de nalatenschap van wijlen dhr. A, zodat de samenstelling van de nalatenschap van wijlen mevr. L nog niet zeker was. Voorts werd erop gewezen dat het aandeel van de bankrekeningen van wijlen dhr. A werd belast zonder rekening te houden met de passiva van beide nalatenschappen.

Eiser zelf voerde aan dat hij het voorstel tot ambtshalve aanslag niet ontvangen had en hij vroeg om de opgelegde boete volledig kwijt te schelden.

Bij beslissing van 07/04/2022 werd het bezwaar afgewezen als ongegrond.

Tussenvonnis 15 mei 2024

Er wordt niet betwist dat de banktegoeden met inbegrip van de effectendossiers deel uitmaakten van het patrimonium van wijlen A op tijdstip van zijn overlijden. Aldus behoren deze tot het actief van zijn nalatenschap (dit is de “eerste” nalatenschap).

Evenmin wordt betwist dat deze tegoeden ten belope van de helft zijn toegekomen aan wijlen mevr. L. Het bestaan van deze goederen in het patrimonium van wijlen mevr. L op tijdstip van haar overlijden is op grond van art. 2.7.3.2.5, 1ste lid VCF voldoende vastgesteld bij authentiek testament van 22/12/2015 dat ten bate van mevr. L is verleden. Aldus behoren deze goederen tot het actief van haar nalatenschap (dit is de “tweede” nalatenschap).

Het staat vast dat eiser verzuimd heeft om deze banktegoeden aan te geven in de nalatenschap van wijlen mevr. L. VLABEL ging dan ook terecht over tot het vestigen van de bestreden ambtshalve aanslag.

De rechtbank treedt het standpunt van eiser bij dat rekening moet gehouden worden met de schuld lastens de nalatenschap van wijlen dhr. A ten bedrage van 850 EUR bezettingsvergoeding per maand te rekenen vanaf 1 maart 2016. Het bestaan van deze schuld werd in rechte erkend door het hof van beroep te Brussel bij arrest van 04/02/2020. Tegen die achtergrond staat het bestaan van deze schuld met zekerheid vast, zodat de schuld aanvaard moet worden in het passief van de nalatenschap van wijlen dhr. A. Dit leidt ertoe dat ook de actieve samenstelling van de nalatenschap van wijlen mevr. L vermindert. Daar de omvang van de schuld op heden niet vaststaat kan ook de omvang van de teruggave van de erfbelasting op heden nog niet vastgesteld worden. Om eiser de kans te geven bewijsstukken voor te leggen aangaande de actuele omvang van de schuld (of de schuld te ramen in geval van betwisting), heropent de rechtbank ambtshalve het debat.

Vonnis 23 april 2025

Eiser legt als nieuw stuk een “overzicht van aanspraken” voor inzake de vereffening-verdeling van de nalatenschap van dhr. A. In dit overzicht stelde de notaris vast dat het totaal passief van de nalatenschap van dhr. A op 27 mei 2024 92.272,54 EUR bedraagt. Daarbij vermeldde de notaris uitdrukkelijk dat (i) dit passief zal verrekend worden met het actief alvorens er tot enige uitkering zal worden overgegaan; (ii) de eindafrekening nog moet worden opgemaakt.

Wat betreft de samenstelling van de te vereffenen boedel, vermeldde de notaris dat (i) ze heeft vastgesteld dat de vermaakte legaten aangaande de banktegoeden bijzondere legaten zijn; (ii) de bijzondere legataris de uitkering van zijn legaat niet kan opeisen indien de nalatenschap hiervoor onvoldoende netto-activa bevat: de betaling van de schulden gaat voor op de uitkering van legaten (‘nemo liberalis nisi liberatus’); (iii) derhalve de legaten maar zullen worden uitgekeerd nadat bovenstaand passief van de nalatenschap werd voldaan.

Gelet op het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat eiser het bewijs levert van een passiefschuld in de nalatenschap van dhr. A ten belope van een bedrag van 92.272,54 EUR. De passiefschuld kan nog oplopen aangezien voor zover bekend de vereffening-verdeling nog niet werd afgesloten en de eindafrekening nog moet volgen. Derhalve kan in het passief van de nalatenschap van wijlen dhr. A thans reeds rekening worden gehouden met een bedrag van 92.272,54 EUR, wat zijn impact heeft op de actieve samenstelling van de nalatenschap van wijlen mevr. L, zodat een herberekening van de betwiste aanslag zich opdringt.

Na afsluiting van de vereffening-verdeling van de nalatenschap van wijlen dhr. A, wanneer een definitieve eindafrekening zal zijn opgesteld, zal eiser via de geëigende weg en mits naleving van de wettelijke voorschriften gebeurlijk om een bijkomende herziening van de bestreden aanslag dienen te verzoeken.

Gelet op de specifieke omstandigheden van de zaak, oordeelt de rechtbank dat het opleggen van een belastingverhoging van 20% buiten alle proportie is en niet in verhouding staat tot de ernst van de ‘inbreuk’. Eiser heeft tot op heden nog niets ontvangen uit de nalatenschap van wijlen mevr. L. De opgelegde belastingverhoging dient integraal ontheven te worden.