Geen vermelding van de CO2-waarden in DIV databank - niet tijdig verstrekken van door Vlabel gevraagde inlichtingen aan VLABEL, wel aan DIV - ambtshalve aanslag onterecht
- Nummer
2024/AR/513
- Datum beslissing
9 september 2025
- Publicatiedatum
20 oktober 2025
- Rechtbank
Hof van Beroep te Gent
- Status
Definitief
Heffing
- Belasting op de inverkeerstelling
- Jaarlijkse verkeersbelasting
Wettelijke basis
- art. 3.3.1.0.2 VCF
- art. 3.13.1.1.1. VCF
- art. 3.13.1.2.1. VCF
- art. 3.13.1.2.3. VCF
Samenvatting
De belastingplichtige (appellante) heeft in november 2021 in België een voertuig gekocht. Het was een voertuig met een eerste ingebruikname op 8 juni 2021 door inschrijving in Oostenrijk. Op het in Oostenrijk uitgereikte Europese ‘toelatingsbewijs’ staat vermeld dat de CO2-uitstoot volgens de NEDC 123 g/km bedraagt. Dat stemt overeen met wat op het gelijkvormigheidsattest dat door Renault op 5 mei 2021 werd uitgereikt. Op de Oostenrijkse ‘Zulassungsbescheinigung’ staat ook de WLTP waarde, zijnde 133 g/km.
Appellante liet het voertuig op 18 november 2021 inschrijven bij de DIV. Op het kentekenbewijs dat de DIV aan de appellante bezorgde werd in de rubriek “Milieuklasse V.9” niets ingevuld.
Op 22 maart 2022 schreef VLABEL aan de belastingplichtige een brief waarin werd meegedeeld dat VLABEL voor het voertuig niet beschikt over de nodige gegevens om over te gaan tot de vestiging van een aanslag in de verkeersbelastingen. Er werd gevraagd om binnen de termijn van 30 dagen, te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzending van de brief, een van de volgende documenten:
- een kopie van het gelijkvormigheidsattest waarop de CO2-uitstoot (WLTP en/of NEDC} van het voertuig vermeld staat;
- een kopie van een officieel document waarop de CO2-uitstoot (WLTP en/of NEDC van het voertuig vermeld staat (bijvoorbeeld het identificatieverslag, ...).
De belastingplichtige reageerde niet ten aanzien van VLABEL. Op 4 mei 2022 stuurde haar verzekeringsmakelaar wel een bericht naar de DIV, met de vraag om de CO2-uitstoot in te voeren omdat dit klaarblijkelijk niet was gebeurd bij de inschrijving van het voertuig op basis van het toegevoegde COC.
De DIV antwoordde dezelfde dag dat de CO2-waarde werd toegevoegd op basis van het Oostenrijks kentekenbewijs.
Op 2 juni 2022 stuurde VLABEL nog een herinneringsbrief. Ook nu kwam er geen reactie vanwege belastingplichtige.
In die omstandigheden heeft VLABEL op 1 juli 2022 een ambtshalve aanslag in zowel de verkeersbelasting als de belasting op de inverkeerstelling gevestigd voor een totaal te betalen bedrag van 2.625,00 euro. De belastingplichtige diende tegen de bestreden aanslag een bezwaarschrift in.
VLABEL wees het bezwaar af op grond van artikel 3.3.1.0.2 derde lid VCF.
Over de mogelijkheid om een ambtshalve aanslag te vestigen oordeelde het hof dat in het eerste lid van artikel 3.3.1.0.2 VCF de ambtshalve aanslag (onder andere) is voorzien ten aanzien van de belastingplichtige ‘die niet tijdig inlichtingen verstrekt conform artikel 3.13.1.2.3’.
Zoals uit het feitenrelaas blijkt, staat vast dat belastingplichtige geen antwoord heeft gegeven op de herhaalde vraag (respectievelijk op 22 maart en 2 juni 2022) om de informatie in verband met de CO2-uitstoot te verstrekken.
Dat belastingplichtige op 4 mei 2022 de DIV contacteerde om de CO2-waarde in diens systeem in te brengen, geldt niet als het tijdig inlichtingen verstrekken aan VLABEL; de mededeling aan de DIV, een federale dienst, geldt niet als antwoord aan VLABEL.
In die zin is ook voldaan aan de voorwaarde van het tweede lid van artikel 3.3.1.0.2 VCF die erin bestaat dat de belastingplichtige ‘de gevraagde belastbare elementen niet verstrekt’. Daartoe volstaat dat er sprake is van het niet verstrekken van de gevraagde belastbare elementen in het concreet toepasselijke geval uit het eerste lid van dit artikel, zijnde hier “het niet tijdig inlichtingen verstrekken conform artikel 3.13.1.2.3 VCF”.
Daar waar het VLABEL toegelaten was de gegevens rechtstreeks bij de belastingplichtige op te vragen, en de kennisgeving aan de DIV van 4 mei 2022 geen antwoord aan de VLABEL inhield en de belastingplichtige op geen enkele manier gereageerd had ten aanzien van VLABEL, bestond er geen verplichting in hoofde van VLABEL om nogmaals de databank van de DIV te raadplegen.
Over de vraag om de aanslag te ontheffen rekening houdend met de correcte CO2-waarde treedt het hof het standpunt van belastingplichtige bij dat het derde lid van artikel 3.3.1.0.2 VCF niet toepasselijk zou zijn omdat de nodige informatie al vóór de vestiging van de aanslag zou zijn meegedeeld. Ook hier beroept zij zich op de mededeling van de CO2-uitstoot bij de DIV op 18 november 2021 (n.a.v. de inschrijving) en op 4 mei 2022 (herhaalde kennisgeving omdat de DIV de gegevens niet geregistreerd had).
Op basis van de wettekst in artikel 3.3.1.0.3 VCF is onbetwistbaar dat hij betrekking heeft op de situatie NA vestiging van de aanslag. Er kan immers onmogelijk sprake zijn van terugbetaling van de belasting alvorens die belasting opeisbaar is en dus niet vóór de vestiging van de aanslag.
De uitsluiting van terugbetaling van de belasting (en dus van ontheffing van de aanslag) is dan ook wettelijk slechts mogelijk wanneer deze gesteund wordt op ‘kennisgeving van belastbare elementen door de belastingplichtige’ na de vestiging van de aanslag.
Hier blijkt evenwel dat de belastingplichtige de informatie over de CO2-uitstoot al had en - weliswaar via de DIV - heeft kenbaar gemaakt voorafgaand aan de vestiging van de aanslag (eigenlijk al bij de inschrijving op 18 november 2021 en daarna nogmaals op 4 mei 2022 toen de CO2-uitstoot door de DIV wel geregistreerd werd, terwijl de bestreden aanslag pas op 1 juli 2022 gevestigd werd).
De wetgeving die bepaalt wie welke belasting verschuldigd is, is van openbare orde. Het uitgangspunt is dat de belastingplichtige slechts de belasting verschuldigd is aan het tarief dat overeenstemt met het belastbaar feit. Voor de betrokken belastingen is dat tarief afgestemd op de {bewezen) CO2-uitstoot.
De regel van het derde lid van artikel 3.3.1.0.2 VCF, dat het in de beschreven gevallen onmogelijk maakt om terugbetaling (en dus ontheffing) te verlenen op een ambtshalve aanslag die tegen een hoger (forfaitair) tarief is gevestigd, is een uitzondering. Een dergelijke uitzondering moet beperkt worden geïnterpreteerd en bij twijfel over de betekenis van de wettekst in het voordeel van de belastingplichtige.
Zelfs al is duidelijk dat de betreffende belasting, ook al is ze hoger, geen echte sanctie is en nog steeds een belasting is, toch blijkt uit de memorie van toelichting, dat het slechts de bedoeling was het hoger tarief op te leggen en ontheffing voor het betreffende aanslagjaar uit te sluiten indien de belastingplichtige nalatig was geweest in het verschaffen van de vereiste informatie. Het is wegens die nalatigheid dat het hogere, forfaitaire tarief gepast wordt geacht en dat het verantwoord wordt geacht dat daarop geen terugbetaling wordt uitgevoerd.
Hoewel belastingplichtige zeker heeft nagelaten aan VLABEL te antwoorden op de vragen om de CO2-uitstoot mee te delen, blijkt dat zij van in het begin het nodige gedaan heeft om die CO2-uitstoot mee te delen en waarvan zij had mogen verwachten dat dit als melding zou volstaan. Immers staat niet ter betwisting dat zij ter gelegenheid van de inschrijving van haar voertuig bij de DIV samen met het inschrijvingsformulier documenten (weliswaar in de Duitse taal en afkomstig van Oostenrijk) heeft bijgevoegd waarop de betreffende CO2-uitstoot vermeld stond. Dat is ook wat de makelaar in zijn bericht van 4 mei 2022 aan de DIV stelde. Het is, met andere woorden, aan de DIV en niet aan belastingplichtige te wijten dat die gegevens niet ter gelegenheid van de inschrijving in het dossier van het betreffende voertuig geregistreerd werden. De belastingplichtige heeft niet nagelaten aangifte te doen van de CO2-uitstoot.
Het is trouwens ten onrechte dat VLABEL inroept dat alleen de mededeling van de CO2-uitstoot volgens de WLTP-norm dienstig was (omdat de inschrijving dateerde van na 31 december 2020) en dat bij de DIV alleen de uitstoot volgens de NEDC-norm genoteerd werd (althans op 4 mei 2022). Niet alleen staat vast dat VLABEL in haar vraag om inlichtingen telkens vroeg om de CO2-uitstoot volgens hetzij de NEDC-norm, hetzij de WTLP norm mee te delen. Bovendien blijkt dat bij de inschrijving bij de DIV de Oostenrijkse Zulassungsbescheinigung werd bijgevoegd waarop zowel de NEDC waarde als de WLTP-waarde vermeld staan.
De ‘vorm van sanctionering’ (weze het nog steeds als een belasting, maar dan als verhoogde belasting’) is voor een dergelijk geval niet bedoeld.
In die omstandigheden is volgens het hof geen grond om de ontheffing van de aanslag te weigeren, vermits de ontheffing precies toelaat de wettelijk verschuldigde belasting op te leggen aan de belastingplichtige.