Gedaan met laden. U bevindt zich op: Herroepen schenking tussen echtgenoten wordt initieel niet aanvaard als passief - bezwaar één erfgenaam - bezwaar aanvaard - aanvraag ambtshalve ontheffing art. 3.6.0.0.4 VCF door andere erfgenamen wegens oplossing geschil tussen erfgenamen Vlaamse Belastingdienst

Herroepen schenking tussen echtgenoten wordt initieel niet aanvaard als passief - bezwaar één erfgenaam - bezwaar aanvaard - aanvraag ambtshalve ontheffing art. 3.6.0.0.4 VCF door andere erfgenamen wegens oplossing geschil tussen erfgenamen

Rechtspraak
Nummer

22/3129/A

Datum beslissing

24 juni 2025

Publicatiedatum

8 september 2025

Rechtbank

Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent

Status

Definitief

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 3.6.0.0.4. VCF

Samenvatting

P en O zijn samen met hun broer C de enige kinderen van het echtpaar B – S.

Mevrouw S werd in 2001 winnares van een Lotto-bedrag van 51.047.000 BEF.

De relatie tussen het echtpaar liep spaak. Bij aangetekend schrijven dd. 13/11/2017 herriep mevr. S schenkingen aan haar echtgenoot B voor een bedrag van 632.892,96 euro op basis van het oude Burgerlijk Wetboek (OWB). Dhr. B betwistte het bestaan van de schenkingen en was daarom van mening dat mevr. S geen schenkingen kon herroepen. Bijgevolg bleef de som van 632.892,96 euro op zijn bankrekening staan.

Op 16/05/2018 overleed dhr. B.

Eisers, hun broer en hun moeder dienden op 14/11/2018 een gezamenlijke aangifte van nalatenschap in. In de aangifte werd een roerend eigen vermogen t.b.v. 2.451.574,71 euro vermeld. In dit bedrag is de som van 632.892,96 euro inbegrepen. In de aangifte werd gevraagd om het bedrag van 2.451.574,71 euro te verminderen met 632.892,96 euro wegens de herroeping van de schenkingen.

Op 12/12/2018 vestigde de administratie 4 afzonderlijke aanslagen in de erfbelasting. Op de aanslagbiljetten werd in de toelichting vermeld dat “de schuld t.o.v. mevr. S is verworpen wegens onvoldoende bewijs.”

Op 14/03/2019 diende mevr. S een bezwaarschrift in. Ze voerde aan dat de administratie de herroepen schenkingen voor een bedrag van 632.892,96 euro ten onrechte niet in mindering heeft gebracht van het totaal actief van de nalatenschap.

Bij administratieve beslissing dd. 05/08/2019 werd het bezwaarschrift van mevr. S ingewilligd en aanvaardde de administratie de schuld van 632.892,96 euro.

Deze beslissing had geen gevolgen voor de aanslagen die op naam van de 3 kinderen werd gevestigd. Zij hadden geen bezwaarschrift ingediend.

Op 22/12/2021 dienden de kinderen P en O elk afzonderlijk een nieuwe aangifte van nalatenschap in. In dit schrijven werd verwezen naar de herroepen schenkingen, naar het geschil dat m.b.t. deze herroeping tussen de erfgenamen was gerezen en naar de dadingovereenkomst dd. 04/06/2021 waarmee het geschil werd beëindigd. “Bijgevolg verzoeken wij u dan ook om nu over te gaan tot de ambtshalve ontheffing op grond van art. 3.6.0.0.4, 1°, b) VCF, aangezien de actieve samenstelling van de nalatenschap is verminderd en aanvaard werd door alle erfgenamen onder de voorwaarden van deze transactie.”

Per mail dd. 23/09/2022 antwoordde de administratie dat de gevraagde ontheffing niet kon worden toegestaan omdat “er geen sprake is van een bestaand geschil”.

Eisers zijn van mening dat ze op grond van art. 3.6.0.0.4, 1°, b) VCF recht hebben op een gedeeltelijke ontheffing van de erfbelasting omdat, na het openvallen van de nalatenschap van hun vader B, de actieve samenstelling ervan werd verminderd door de oplossing van een geschil ingevolge een transactie.

VLABEL is van oordeel dat er geen sprake is van een opgelost geschil ingevolge een transactie in de zin van art. 3.6.0.0.4, eerste lid, 1°, b) VCF.

Uit de stukken van het dossier blijkt dat S bij aangetekend schrijven dd. 13/11/2017 schenkingen aan haar echtgenoot B voor een bedrag van 632.892,96 euro herriep op basis van art. 1096 OWB. B betwistte de schenkingen en dus ook de herroeping ervan. Deze betwisting was op het ogenblik van zijn overlijden (16/05/2018) niet opgelost en de betwiste som van 632.892,96 euro stond nog op zijn bankrekening.

Na het overlijden van B bleef betwisting over de herroeping van de schenking door minstens één van de erfgenamen, C, voortduren. Het is dan ook volkomen terecht dat de administratie bij het vestigen van de aanslagen op 12/12/2018 geen rekening hield met de herroeping van de schenking.

Het geschil i.v.m. de herroeping van de schenking en dus ook over de actieve samenstelling van de nalatenschap, werd beëindigd door een dading die op 04/06/2021 tussen de 4 erfgenamen van dhr. B werd getroffen en ondertekend. Deze dading kwam tot stand na tussenkomst van mr. T, advocaat en fiscaal bemiddelaar.

In de dadingovereenkomst dd. 04/06/2021 wordt de herroeping van de schenkingen t.b.v. 632.892,96 euro door alle erfgenamen aanvaard. Het is dan ook volkomen terecht dat eisers stellen dat ze op grond van art. 3.6.0.0.4, 1°, b) VCF recht hebben op een gedeeltelijke ontheffing van de erfbelasting omdat, na het openvallen van de nalatenschap van hun vader, de actieve samenstelling ervan werd verminderd door de oplossing van een geschil ingevolge een transactie.

Eisers hebben op 22/12/2021 een nieuwe aangifte van nalatenschap ingediend. Dit is “binnen een termijn van 5 jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin het recht tot teruggave is ontstaan.”

De voorwaarden van art. 3.6.0.0.4, 1°, b) VCF voor een gedeeltelijke ontheffing van de betwiste aanslagen zijn vervuld.