Gedaan met laden. U bevindt zich op: Registratiebelasting - Overmacht - Begrip – boek 5 BW Vlaamse Belastingdienst

Registratiebelasting - Overmacht - Begrip – boek 5 BW

Rechtspraak
Rolnummer
2021/AR/1143
Datum beslissing
20 september 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Rechtbank
Hof van Beroep te Gent
Status
Definitief

Heffing

  • Registratiebelasting

Wettelijke basis

  • Toenmalig artikel 53,2 en artikel 60 W. Reg

Samenvatting

Op 19 april 2014 koopt belastingplichtige een huis in Zwevegem met toepassing verhoogd abattement en klein beschrijf.

Hij neemt een inschrijving op het adres van deze woning van 3/10/2014 tot 31/05/2017.

Gezien hij niet voldoet aan de voorwaarden van het klein beschrijf krijgt hij op 1 maart 2019 een aanslagbiljet. Belastingplichtige roept overmacht en dient bezwaar in. Na een negatieve bezwaarbeslissing dient hij een verzoekschrift in bij de rechtbank van eerste aanleg alwaar in eerste aanleg de rechter beslist dat overmacht wordt bewezen. Vlabel gaat hiertegen in beroep.

Beoordeling door het Hof van Beroep

De uitgebreide uiteenzetting van Vlabel over de invulling van het begrip overmacht voor toepassing van de registratierechten ten spijt, hanteert het hof een redelijke (en geen absolute) benadering van de onmogelijkheidsvereiste die eigen is aan het begrip overmacht. Dergelijke redelijke en menselijke invulling van de onmogelijkheid tot uitvoering van een verbintenis wordt overigens de regel bij inwerkingtreding van Boek 5 van het BW (artikelen 5.99 en 5.226 BW).

Belastingplichtige stelt dat hij na aankoop van de woning op 19 september 2014 zijn vriendin heeft leren kennen, met wie hij sedert 16 maart 2016 wettelijk samenwonend is. Zij liet zich per 16 maart 2016 inschrijven op het adres van de door belastingplichtige aangekochte woning. Op 13 april 2017 werd hun eerst kind geboren. Zijn vriendin zou zich in een (financieel) instabiele situatie hebben bevonden aangezien zij in die periode geen vaste benoeming binnen het onderwijs kon bemachtigen en zij gedurende jaren gedwongen van interim naar interim moest gaan. Na haar zwangerschap vond zij de functie als conciërge (gemeente A.), die aanving in de loop van mei 2017. Ten gevolge van deze functie als conciërge was zij genoodzaakt intrek te nemen in het residentiehuis gelegen aan het domein, net als belastingplichtige die samen met zijn vriendin een gezin vormde. De verhuis en inschrijving op het adres te A. kwalificeert belastingplichtige als overmacht.

De cruciale vraag in dit dossier is of de beslissing van de vriendin van belastingplichtige om de functie als conciërge aan te nemen in A., die tot gevolg had dat het gezin van belastingplichtige het door hem aangekochte goed diende te verlaten gelet op de bewoningsvereiste die eigen is aan de functie als conciërge, veroorzaakt werd door een situatie van overmacht.

Het Hof kan aannemen dat de belastingplichtige, die de woning alleen aankocht in september 2014, vanaf zijn wettelijke samenwoonst met zijn vriendin in maart 2016, in zijn doen en laten afhankelijk was van de keuzes die zijn vriendin maakte. Vanaf dat ogenblik dienen zij als een gezin te worden beschouwd, waarbij de keuzes van de ene partner een invloed hebben op de keuzes die de andere partner maakt. Er moet evenwel ook worden aangenomen dat de keuzes van personen die een gezin vormen in onderling overleg worden genomen. De beslissing van de vriendin van belastingplichtige om de functie als conciërge aan te nemen is in dat opzicht niet enkel aan haar toerekenbaar, maar is ook een beslissing van belastingplichtige.

Kortom belastingplichtige toont niet aan dat de beslissing van zijn vriendin om de functie als conciërge aan te nemen in A., die tot gevolg had dat het gezin van belastingplichtige het door de hem aangekochte goed diende te verlaten gelet op de bewoningsvereiste die eigen is aan de functie als conciërge, veroorzaakt werd door een situatie van overmacht. Belastingplichtige bewijst niet dat het vroegtijdig beëindigen van de bewoning het gevolg is van redenen onafhankelijk van zijn wil.