Gedaan met laden. U bevindt zich op: Schenking levensverzekering - begrip verzekeringsnemer - na schenking nieuwe verzekeringsnemer - bank kan zich beroepen op niet wijzigen begunstigingsclausule maar VLABEL moet schenking respecteren Vlaamse Belastingdienst

Schenking levensverzekering - begrip verzekeringsnemer - na schenking nieuwe verzekeringsnemer - bank kan zich beroepen op niet wijzigen begunstigingsclausule maar VLABEL moet schenking respecteren

Rechtspraak

Datum uitspraak

16 maart 2023- 4 januari 2024

Rolnummer
21/2617/A
Datum beslissing
4 januari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.1. VCF
  • art. 2.7.1.0.6. VCF
  • art. 2.7.3.2.8. VCF

Samenvatting

Op 19 mei 2020 schenkt A de volle eigendom van twee levensverzekeringscontracten afgesloten bij de bank vooruit en buiten erfdeel aan haar nicht B.

In de schenkingsakte wordt uitdrukkelijk gesteld dat de begiftigde ‘vanaf heden de volle eigendom van het voorwerp van onderhavige schenking bekomt’ en dat de begiftigde haar eigendomsverkrijging aan de financiële instelling, die de bewaarder is van de geschonken zaken, zal melden door overhandiging van een afschrift van de notariële akte.

Er werden schenkingsrechten op de afkoopwaarde van de geschonken levensverzekeringovereenkomst geheven en betaald.

Op 6 juni 2020 overlijdt A.

Bij testament is B algemeen legataris.

B had de eigendomsverkrijging (nog) niet gemeld aan de bank (melding voorzien in artikel 184 Verz.W.)

Ze was nog niet overgegaan tot de wijziging van de begunstigingsclausule.

De vraag stelt zich of er erfbelasting moet geheven worden n.a.v. de uitkering van de twee levensverzekeringscontracten.

Door de bank werd voor beide polissen als rechthebbende vermeld: “B, algemene legataris”.

De bank verschafte ook de volgende bijkomende informatie:

De levensverzekering op naam van A met 2 polisnummers maakte op 19/05/2020 het voorwerp uit van een notariële schenking aan B.

A is echter overleden voordat er een polisbijvoegsel in de zin van artikel 184 van de Wet betreffende de Verzekeringen kon opgemaakt worden.

Voor polis 1 luidde de begunstigingsclausule als volgt:

“C, zus van mw. A.

Wanneer deze begunstiging geen gevolg kan hebben, is de verzekeringsprestatie verschuldigd aan de verzekeringnemer of zijn nalatenschap.”

Door het vooroverlijden van C kwam deze polis uiteindelijk toe aan de nalatenschap van A.

(Precieze bewoordingen van de polis: ‘Wanneer deze begunstiging geen gevolg kan hebben, is de verzekeringsprestatie verschuldigd aan de verzekeringnemer of zijn nalatenschap.’)

Voor polis 2 was er geen begunstigde aangeduid waardoor de verzekeringsprestatie toekwam aan de nalatenschap van mw. A.

(Precieze bewoordingen van de polis: ‘ de begunstigde is de nalatenschap van de verzekeringsnemer’).

Uit het attest van erfopvolging bleek dat B de enige erfgename was van A waardoor de verzekeringsprestaties van beide polissen in haar hoedanigheid van (enige) legataris aan haar toekwamen.

Vlabel belastte de beide uitkeringen op basis van artikel 2.7.1.0.1 VCF.

Tussenvonnis

De rechtbank stelt in het algemeen dat de tussengekomen verzekeringsgift ertoe leidt dat B de nieuwe verzekeringnemer is geworden. Het feit dat de bank nog niet werd ingelicht over de schenkingsakte, zou hieraan geen afbreuk doen.

Bij aanvang was A verzekeringnemer en de begunstigde was de verzekeringsnemer (A, of haar nalatenschap).

Door de schenking wordt B verzekeringnemer. Volgens de rechtbank wordt hierdoor meteen ook de begunstigingsclausule gewijzigd, in die zin dat B ook de begunstigde is (of haar nalatenschap).

Bijgevolg oordeelt de rechtbank dat:

  • m.b.t. polis 1 de belasting moet worden ontheven omdat de begunstigde de verzekeringnemer is (en dat is dus ingevolge de schenking B). De rechtbank beveelt een dienovereenkomstige ontheffing.
  • de begunstigde van polis 2 de “nalatenschap van de verzekeringnemer” is en leidt hieruit af dat de bank dus eigenlijk niets had mogen uitkeren gezien B (die volgens de rechtbank thans de verzekeringsnemer is) nog niet overleden is…

Omtrent dit aspect worden de debatten heropend.

Eindvonnis

Wat betreft polis 1

De rechtbank heeft al een oordeel geveld over polis 1. Dat standpunt is dus definitief. De rechtsmacht van de rechter over dit geschilpunt werd beslecht.

Wat betreft polis 2

In deze overeenkomst staat de ‘nalatenschap van de verzekeringsnemer’ aangeduid als begunstigde.

De bank heeft inderdaad ‘in haar hoofde weliswaar’ op bevrijdende wijze aan B de sommen uit de levensverzekering uitgekeerd. Aangezien de schenking van de polis haar niet ter kennis was gesteld overeenkomstig artikel 184 van de wet van 4 april 2014, was die schenking haar ook niet tegenwerpelijk. Aan de bank kan niet worden verweten dat zij aan B de sommen heeft uitgekeerd, ervan uitgaand dat de polis tot de nalatenschap van A behoorde.

Vlabel daarentegen dient, zoals reeds in het tussenvonnis geoordeeld, de gevolgen van de schenking (waarop de verschuldigde schenkingsrechten zijn voldaan) wél te honoreren.

Aangezien door de schenking de (uitkering uit de) verzekeringsovereenkomst niet tot de nalatenschap van de erflater behoorde, kon Vlabel op de in het kader van de levensverzekeringsovereenkomst polis 2 door de bank aan B uitgekeerde sommen geen erfbelasting heffen.

Aangezien niet B maar wel haar nalatenschap op het moment van de uitkering de begunstigde was van de levensverzekering, kon/kan de uitkering misschien wel onderhevig zijn aan een andere (federale) belasting, doch zeker niet aan de erfbelasting (ook niet op grond van artikel 2.7.1.0.6, §2 VCF)