Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 25022 - Kanscontract Vlaamse Belastingdienst

VB 25022 - Kanscontract

Voorafgaande beslissing
Nummer

25022

Datum beslissing

5 mei 2025

Publicatiedatum

26 mei 2025

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag sterkt ertoe bevestiging te krijgen dat:

1.1. de hier voorgelegde overeenkomst van aanwas tussen de heer X en mevrouw Y rechtsgeldig is en kwalificeert als een kanscontract ten bezwarende titel;

1.2. op het ogenblik van de aanbieding ter registratie, de artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, §2 VCF niet van toepassing zullen zijn en er derhalve geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn;

1.3. de artikelen 2.7.1.0.3, 3° en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zullen zijn bij het overlijden van één van de partijen zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn;

1.4. deze transactie voor de Vlaamse Belastingdienst geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door de besloten vennootschap […] met zetel te […], met ondernemingsnummer […], vertegenwoordigd door dhr. […], in naam van de volgende betrokken partijen:

2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1980, nationaal nummer […],

2.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1980, nationaal nummer […],

Samenwonende te […].

3. De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd onder het stelsel van de scheiding van goederen. Aan dit stelsel van scheiding van goederen werd een intern gemeenschappelijk vermogen toegevoegd, beperkt tot de gezinswoning. Aan dit toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen is een verblijvingsbeding verbonden.

4. De echtgenoten hebben in hun huwelijkscontract eveneens een (finaal) verrekenbeding voorzien betreffende hun aanwinsten.

5. De heer X en mevrouw Y hebben samen drie minderjarige kinderen, te weten mejuffrouw […] (xx.xx.2008), jongeheer […] (xx.xx.2010) en mejuffrouw […] (xx.xx.2013).

6. De heer X en mevrouw Y hebben hun fiscale woonplaats meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest.

7. Beschrijving van de betrokken roerende goederen:

7.1. De aanvragers verklaren volgend aantal aandelen te bezitten in de besloten vennootschap Z, RPR […] afdeling […], […].

De heer X is eigenaar van honderdeenentachtig (181) aandelen van soort A.

Mevrouw Y is eigenaar van honderdtweeëntwintig (122) aandelen van soort B.

Het totaal aantal aandelen van soort A (honderdeenentachtig aandelen van soort A) heeft dezelfde rechten als het totaal aantal aandelen (honderdtweeëntwintig aandelen van soort B) van soort B.

Overeenkomstig artikel 5 van de statuten van de BV Z worden volgende rechten toegekend aan de twee soorten aandelen:

Verdeling van de stemrechten:

• honderdeenentachtig (181) aandelen A geven recht op de helft van de stemmen, waarbij ieder aandeel van soort A recht geeft op een pro rata deel van de stemmen die aan de A aandelen toekomen.

• honderdtweeëntwintig (122) aandelen B geven recht op de helft van de stemmen, waarbij ieder aandeel van soort B recht geeft op een pro rata deel van de stemmen die aan de B aandelen toekomen.

Verdeling van de winst:

De aanwending van de jaarlijkse nettowinst wordt bepaald door de algemene vergadering, op voorstel van het bestuursorgaan, waarbij de soorten aandelen recht geven op een aandeel in de winstverdeling als volgt:

• honderdeenentachtig (181) aandelen A geven recht op de helft van de winstverdeling, waarbij ieder aandeel van soort A recht geeft op een pro rata deel van de winst die aan de A aandelen toekomt.

• honderdtweeëntwintig (122) aandelen B geven recht op de helft van de winstverdeling, waarbij ieder aandeel van soort B recht geeft op een pro rata deel van de winst die aan de B aandelen toekomt.

Bij gebrek aan dergelijke bestemmingsbeslissing wordt de jaarlijkse nettowinst gereserveerd.

Verdeling van het netto-actief:

Na aanzuivering van alle schulden, lasten en kosten van de vereffening of consignatie van de nodige sommen om die te voldoen (en indien er aandelen zijn die niet zijn volgestort, na herstelling van het evenwicht tussen de aandelen, hetzij door bijkomende volstorting te eisen lastens de niet voldoende volgestorte aandelen, hetzij door voorafgaandelijke terugbetalingen te doen in voordeel van die aandelen die in een grotere verhouding zijn volgestort) wordt het netto actief verdeeld onder alle aandeelhouders als volgt:

• honderdeenentachtig (181) aandelen A geven recht op de helft van het netto-actief, waarbij ieder aandeel van soort A recht geeft op een pro rata deel van het netto-actief dat de A aandelen toekomt.

• honderdtweeëntwintig (122) aandelen B geven recht op de helft van het netto-actief, waarbij ieder aandeel van soort B recht geeft op een pro rata deel van het netto-actief dat de B aandelen toekomt.

Overige rechten verbonden aan aandelen:

Alle overige rechten die verbonden zijn aan de aandelen zijn in gelijke mate verdeeld over de beide soorten aandelen zodat het totaal van de honderdeenentachtig (181) aandelen A evenveel rechten hebben als het totaal van de honderdtweeëntwintig (122) aandelen B.

7.2. De BV Z, RPR werd opgericht bij akte verleden voor notaris […], te […] op xx.xx.2007, bekendgemaakt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad van xx.xx.2007, onder nummer […].

De statuten werden gecoördineerd op xx.xx.2020.

De BV Z is de gezamenlijke operationele holdingvennootschap van de heer X en mevrouw Y. De vennootschap fungeert ook als werkmaatschappij voor de activiteiten van de heer X als […].

De BV Z is 100% eigenaar van de Nederlandse BV […] en ook 100% eigenaar van de Nederlandse BV […] die beiden fungeren als werkmaatschappij waarin mevrouw Y haar activiteiten in Nederland als […] uitoefent.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

8. De partijen wensen onderling een aanwasovereenkomst te sluiten betreffende hun respectievelijk aandelenpakket (respectievelijk honderdeenentachtig (181) aandelen van soort A en honderdtweeëntwintig (122) aandelen van soort B) waarbij zij bij wijze van kanscontract onder bezwarende titel overeenkomen dat bij het overlijden van de eerststervende van hen, zijn of haar aandelenpakket in volle eigendom zal toekomen aan de langstlevende onder hen. Elk van de partijen staat aldus zijn totaal aantal aandelen in de BV Z af aan de andere, onder de opschortende voorwaarde van vóóroverlijden, en elk van de partijen verkrijgt als tegenprestatie voor deze afstand een gelijke kans om het aandelenpakket toebehorend aan de andere, te verwerven indien hij of zij het langst leeft.

9. De partijen wensen de inmenging – in ruime zin – van hun minderjarige kinderen zo veel als mogelijk te beperken, teneinde elk voor zich als langstlevende partner de nodige zekerheid en bescherming te bekomen. Hun beroepsactiviteit van de partijen wordt immers uitgeoefend respectievelijk via de vennootschap of via haar dochtervennootschappen.

De partijen kiezen bewust voor dergelijke wederzijdse overeenkomst die niet kan aangevochten worden door de kinderen op basis van inkorting.

Elke partij wenst voor zichzelf de nodige maatregelen te nemen die hem/haar in staat stellen zijn/haar levenskwaliteit en levensstandaard als langstlevende partner te garanderen en hem/haar tegelijkertijd in staat stellen een maximale flexibiliteit te behouden.

10. De partijen wensen zich zo goed als mogelijk te voorzien voor het geval elk van hen de langstlevende van hen zou zijn. Ze handelen in die zin "animo speculandi".

11. Op xx.xx. laatstleden werd volgende vraag aan de aanvragers gesteld:

“Kan u mij nog meegeven waarom er aandelen A, aandelen B en eventueel in de toekomst bij de uitgifte van nieuwe aandelen aandelen C werden/worden gecreëerd?”.

Hierop werd op xx.xx. laatstleden het volgende geantwoord:

“De creatie van aandelen soort A en aandelen soort B is gebeurd om beide aandeelhouders / echtgenoten gelijke rechten te geven.

Er zijn geen concrete plannen om aandelen soort C te creëren. De mogelijkheid werd voorzien door de notaris.

Op xx.xx.2020 hebben dhr. en mevr. X – Y een familiale holdingvennootschap gecreëerd omwille van verschillende redenen.

Zo wensten zij hun krachten te bundelen en samen te kunnen investeren in nieuwe projecten of vastgoed. Een holdingvennootschap biedt de mogelijkheid om de financiële middelen van hun vennootschappen te centraliseren. Een holding laat ook toe om de winsten vanwege de Nederlandse BV’s te laten opstromen naar de holding om het vermogen af te scheiden van de risicovolle activiteiten in de werkingsvennootschappen.

In plaats van een nieuwe holdingvennootschap op te richten, hebben de echtgenoten op xx.xx.2020 elk aandelen ingebracht in de bestaande BVBA Z.

Aan de heer X werden zesentachtig (86) aandelen toegekend van BV “Z” ([…]), zodat hij na deze inbreng eigenaar werd van honderdeenentachtig (181) aandelen.

Aan mevrouw Y werden honderdzeventien (117) aandelen toegekend van BV “Z”, zodat zij na deze inbreng eigenaar werd van honderdtweeëntwintig (122) aandelen.

Op de buitengewone algemene vergadering van xx.xx.2020 werd ook beslist om twee soorten aandelen te creëren waaraan verschillende rechten zijn verbonden. De honderdeenentachtig (181) aandelen die toebehoorden aan de heer X werden aandelen soort A. De honderdtweeëntwintig (122) aandelen die toebehoren aan mevrouw Y werden aandelen soort B.

Op de algemene vergadering werd ook beslist dat het totaal aantal aandelen soort A dezelfde rechten heeft als het totaal aantal aandelen soort B.

Zo geven bijvoorbeeld honderdeenentachtig (181) aandelen A recht op de helft van de stemmen (waarbij ieder aandeel van soort A recht geeft op een pro rata deel van de stemmen die aan de A aandelen toekomen) en geven honderdtweeëntwintig (122) aandelen B eveneens recht op de helft van de stemmen, waarbij ieder aandeel van soort B recht geeft op een pro rata deel van de stemmen die aan de B aandelen toekomen.

Beide pakketten aandelen geven elk recht op de helft van de winstverdeling, op de helft van de stemmen en desgevallend recht op de helft van het netto-actief.”.

III. Motivering van de aanvraag

12. De voorgelegde overeenkomst betreft een kanscontract ten bezwarende titel onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden van een contractant.

Er moet, bij het sluiten van de overeenkomst, sprake zijn van evenwichtige kansen voor het bezwarende karakter van een kanscontract. Hiervoor worden twee elementen nagegaan, gelijkwaardige inleg en gelijkaardige levensverwachting (Standpunt nr. 17044 dd. 17 april 2023).

12.1. Gelijkwaardige inleg

Hierboven werd reeds concreet toegelicht dat het totaal aantal aandelen van soort A dezelfde rechten heeft als het totaal aantal aandelen van soort B. De rechten die verbonden zijn aan de aandelen zijn in gelijke mate verdeeld over de beide soorten aandelen. Beide pakketten aandelen geven elk recht op de helft van de winstverdeling, op de helft van de stemmen en desgevallend recht op de helft van het netto-actief.

De partijen beschouwen hun inleg daarom als gelijkwaardig.

12.2. Gelijkaardige levensverwachting

Beide partners hebben een gelijkaardige leeftijd (beiden zijn 44 jaar) en eenzelfde goede gezondheidstoestand. De betrokken partijen zijn desgevallend bereid een medisch verslag te laten opstellen door een geneesheer.

13. De overeenkomst bevat een strikt vervreemdingsverbod. Het is de partijen niet toegestaan eenzijdig de overeenkomst stop te zetten, te wijzigen, de goederen in pand te geven, te vervreemden. Hiermee geven de partijen aan een evenwichtig kanscontract te willen sluiten.

Ter versterking van het vervreemdingsverbod hebben partijen zich bovendien het verbod opgelegd om wederzijdse volmachten toe te staan, met uitzondering voor het geval één van de partijen wilsonbekwaam wordt (zorgvolmacht).

14. Daarnaast wordt de overeenkomst aangegaan voor onbepaalde duur. Deze overeenkomst is dus niet beperkt in de tijd en kan slechts worden gewijzigd of opgeheven met wederzijds akkoord van beide partners, dit in tegenstelling tot een testament dat steeds eenzijdig kan worden gewijzigd of herroepen.

15. Het kanscontract ten bezwarende titel biedt voor de partijen de enige goede en rechtszekere oplossing naar wederzijdse bescherming. De partijen hebben geen garantie dat een schenking of legaat van de voormelde aandelen later niet zou worden aangevochten door de kinderen, reservataire erfgenamen.

16. Als compensatie voor de beperking aan beheers- en beschikkingsbevoegdheid, bekomt elke contractant onder opschortende voorwaarde het recht op de aandelen van de medecontractant zo deze komt te overlijden.

Het overlijden van één van de contractanten is een onzekere gebeurtenis. De onzekerheid van tijdstip en identiteit van de eerstoverleden contractant maakt dat elk van de partijen eenzelfde kans heeft op een overdracht (aanwas) van aandelen.

17. Krachtens artikel 4.243 van het Burgerlijk Wetboek zijn “overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel altijd toegelaten, als ze onder bijzondere titel zijn gesloten of gemaakt […]".

In casu is de voorgenomen verrichting beperkt via een beschikking onder bijzondere titel, namelijk beperkt tot de bovenvermelde aandelen van de vennootschap.

18. Dat een beding van aanwas mogelijk is tussen echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen wordt zowel door het Grondwettelijk Hof als de Vlaamse belastingadministratie zelf bevestigd.

19. Gelet op het niet fiscaal karakter van de hiervoor opgesomde motieven van de voorgenomen verrichting (onder meer de uitsluiting van de inmenging van de kinderen, de beroepsactiviteit van de partijen die wordt uitgeoefend respectievelijk via de vennootschap of via haar dochtervennootschappen, de bescherming van de levensstandaard van de langstlevende van de partners, enz.) maakt de overeenkomst volgens de partijen geen fiscaal misbruik uit.

De partijen menen dat, al deze elementen in acht genomen, men dient te concluderen dat het kanscontract ten bezwarende titel dat zij voornemens zijn af te sluiten, kwalificeert als een evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel en ten gevolge hiervan art. 2.7.1.0.3, 3°, art. 2.7.1.0.5 en art. 2.8.1.0.1 jo 2.8.4.1.1, §2, VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF geen toepassing kunnen vinden.

20. De aanvragers verzoekende partijen vragen dat de geldigheid van de voorafgaande beslissing zich in de tijd zou uitstrekken tot aan het overlijden van één van de echtgenoten.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

21. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

22. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

23. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.7.1.0.3, eerste lid, 3° VCF dat luidt als volgt:

Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;

2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden”;

  • Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de vijf jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van vijf jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012..”;

  • Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;

  • Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:

Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

24. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

25. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

26. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de aandelen die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.

27. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.

28. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

29. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...

30. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

31. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De aanvragers hebben beiden een leeftijd van 44 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren.

32. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

33. Uit de gegevens vermeld in het kanscontract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is.

34. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlagen kan worden besloten dat het in casu om een beding van aanwas gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF juncto 2.8.4.1.1, §2, VCF, op voorwaarde dat na het sluiten van het kanscontract de rechten verbonden aan de aandelen A en de aandelen B niet gewijzigd worden.

35. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.