Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 25023 - Gesloten en nieuw kanscontract tussen echtgenoten Vlaamse Belastingdienst

VB 25023 - Gesloten en nieuw kanscontract tussen echtgenoten

Voorafgaande beslissing
Nummer

25023

Datum beslissing

5 mei 2025

Publicatiedatum

26 mei 2025

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 2.7.1.0.1. VCF
  • art. 2.7.1.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat:

1.1. enerzijds het reeds gesloten kanscontract dd. xx.xx.2023 tussen de heer X en mevrouw Y (bijlage 1 bij de aanvraag) kwalificeert als contract onder bezwarende titel en dat er geen schenkbelasting noch erfbelasting verschuldigd zal zijn bij het overlijden van een van hen,

en,

1.2. anderzijds het ontwerp van kanscontract dat de heer X en mevrouw Y wensen overeen te komen (bijlage 2 bij de aanvraag) kwalificeert als contract onder bezwarende titel en dat er geen schenkbelasting noch erfbelasting verschuldigd zal zijn bij het overlijden van een van hen.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door Meester […], namens:

2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1958, van Belgische nationaliteit, ingeschreven in het Belgisch rijksregister onder nummer […], echtgenoot van mevrouw Y,

en

2.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1958, van Belgische nationaliteit, ingeschreven in het Belgisch rijksregister onder nummer […], echtgenote van de heer X,

samenwonende te […].

De heer X en mevrouw Y worden hierna samen ook de “aanvragers” genoemd.

3. De aanvragers zijn gehuwd te […] op xx.xx.1980 onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen, ingevolge huwelijksovereenkomst dd. xx.xx.1980 (bijlage 3 bij de aanvraag). In de akte was ook een contractuele erfstelling opgenomen ten voordele van de langstlevende echtgenoot voor het vruchtgebruik van de nalatenschap van de eerstoverledene (i.e. een loutere bevestiging van het wettelijk erfrecht).

Bij akte dd. xx.xx.2019 (bijlage 4 bij de aanvraag) hebben zij een intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV) toegevoegd aan hun huwelijksvermogensstelsel waar de gezinswoning en de inboedel in werd ingebracht. Er behoren geen andere goederen tot het TIGV. De contractuele erfstelling in de oorspronkelijke huwelijksovereenkomst werd geschrapt.

4. De aanvragers hebben één gemeenschappelijke zoon.

5. De aanvragers hebben hun fiscale woonplaats reeds meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

6. Er zijn twee verrichtingen die de aanvragers voorleggen aan de belastingdienst:

6.1. Zij hebben op xx.xx.2023 een niet-optioneel kanscontract gesloten (bijlage 1 bij de aanvraag).

Dit kanscontract wordt hierna ook genoemd: “kanscontract voor de portefeuilles”.

Het voorwerp van dit contract betreft enerzijds een effectenportefeuille op naam van de heer X en anderzijds een effectenportefeuille op naam van mevrouw Y. Zoals blijkt uit het contract en de bijlagen daarbij, zijn de portefeuilles op het ogenblik van de totstandkoming van het kanscontract gelijkwaardig.

In het kanscontract is bedongen:

“De aanwas zal gebeuren ten voordele van de langstlevende van hen voor alle aan de eerststervende toebehorende voormelde roerende goederen, met ingang van het overlijden van de eerststervende, zonder terugwerkende kracht.”

Dit betekent dat de aanwas zich voltrekt bij het overlijden van de eerststervende echtgenoot. Er is geen sprake van een optie in hoofde van de langstlevende.

6.2. Zij wensen nog een niet-optioneel kanscontract te sluiten (bijlage 2 bij de aanvraag).

Dit ontwerp van kanscontract wordt hierna ook genoemd: “kanscontract voor de vennootschapsaandelen”.

Het voorwerp van dit contract zal enerzijds 14.065 aandelen in de besloten vennootschap Z (KBO: […]) op naam van de heer X betreffen en anderzijds 14.065 aandelen in dezelfde vennootschap op naam van mevrouw Y. De aanvragers voegen ter info een uittreksel uit het UBO-register toe (bijlage 5 bij de aanvraag).

De aanvragers wijzen erop dat er momenteel een verkoop van deze aandelen in het vooruitzicht is. Zij hebben recent reeds een intentieverklaring opgesteld met de kandidaat-koper (bijlage 6 bij de aanvraag). De verkoopprijs is nog niet definitief vastgesteld doch in casu is dit niet relevant. Aangezien de aanvragers elk eenzelfde aantal aandelen in de vennootschap tot het voorwerp van het voorgenomen kanscontract bestemmen, zal de waarde van ieders inbreng gelijk zijn.

Op xx.xx. laatstleden werd de aanvrager gevraagd waarom er niet gewacht wordt op de verkoop van de aandelen en dan met de effectenportefeuille waarin de verkoopprijs werd herbelegd een kanscontract gesloten?

Hierop werd het volgende geantwoord:

“Er is weliswaar een intentieverklaring met de kandidaat-koper ondertekend voor de verkoop van de vennootschapsaandelen, maar het blijft voorlopig onzeker of de verkoop definitief wordt. Zo is er o.m. de opschortende voorwaarde dat de kandidaat-koper financiering krijgen van een financiële instelling. Als dit toch niet zou lukken, dan gaat de verkoop niet door en zal het kanscontract toch de vennootschapsaandelen tot voorwerp hebben.

Tegen de datum dat VLABEL de voorafgaande beslissing zal bezorgen, duurt het in principe nog maar enkele weken voor het duidelijk is of de verkoop doorgaat. Indien alles er dan op wijst dat de verkoop zal kunnen doorgaan, dan zullen cliënten wellicht inderdaad nog wel even kunnen wachten en zal het voorwerp van het kanscontract effectenportefeuilles kunnen zijn.”.

Verder wijzen de aanvragers erop dat zij elk, nadat de verkoop definitief is geworden, het voornemen hebben om zijn/haar helft van de verkoopprijs te voegen bij zijn/haar portefeuille die het voorwerp was van het niet-optioneel kanscontract dd. xx.xx.2023.

7. De aanvragers wensen zekerheid over de fiscale gevolgen van zowel het kanscontract voor de portefeuilles als het kanscontract voor de vennootschapsaandelen.

8. Beide contracten zijn bedoeld om de langstlevende echtgenoot te beschermen bij het overlijden van de andere echtgenoot. Daartoe wenst elk van de aanvragers voor zichzelf de nodige maatregelen te nemen die hem/haar in staat stellen zijn/haar levenskwaliteit en levensstandaard als langstlevende echtgenoot te garanderen. Met dat doel voor ogen wensen zij eveneens de inmenging van hun zoon in hun vermogen te vermijden. Zij beogen een sluitende regeling waarbij de langstlevende echtgenoot gevrijwaard is van dergelijke inmenging.

De aanvragers kiezen bewust voor niet-optionele aanwascontracten aangezien dit wederzijdse overeenkomsten zijn die hen beiden binden en bijgevolg niet eenzijdig kunnen opgezegd worden.

Dit doel kan niet bereikt worden met een testament aangezien dit een eenzijdige en herroepbare rechtshandeling betreft.

Daarnaast is een testamentaire verkrijging niet reservebestendig, waardoor de zoon van de aanvragers de erfrechtelijke verrekening zou kunnen eisen. Ook een schenking is in casu om dezelfde reden niet aangewezen. Bovendien hebben de aanvragers geen enkele intentie om elkaar te begiftigen. Iedere aanvrager wil zichzelf beschermen voor het geval hij/zij de langstlevende echtgenoot is.

9. Het kanscontract voor de portefeuilles is reeds tot stand gekomen op xx.xx.2023 bij notariële akte.

Het kanscontract voor de vennootschapsaandelen is nog niet tot stand gekomen. Dit zal ook bij notariële akte gebeuren.

III. Motivering van de aanvraag

10. Principe

10.1. Een kanscontract is een overeenkomst ten bezwarende titel dat wordt afgesloten tussen twee contractanten met betrekking tot één of meerdere goederen.

Een kanscontract heeft een wederkerig karakter. Beide contractanten zullen gezamenlijk tot een besluitvorming moeten komen teneinde hun rechten van beheer en beschikking uit te oefenen. Een wijziging, noch opzegging kan bijgevolg eenzijdig geschieden.

Als compensatie voor deze beperking aan hun beheers- en beschikkingsbevoegdheid die de contracten zich vrijwillig opleggen, bekomt elk van hen onder opschortende voorwaarde de goederen van de medecontractant waar het kanscontract betrekking op heeft en dit bij het overlijden van deze medecontractant. De uitwerking van het kanscontract is verbonden aan de onzekere gebeurtenis van het tijdstip van overlijden van een contractant. De onzekerheid van tijdstip en identiteit van de eerstoverleden contractant maakt dat beide partijen eenzelfde kans hebben op de verkrijging van een vermogensbestanddeel.

De kwalificatie “kanscontract” tussen de aanvragers wordt in casu, zowel wat betreft het kanscontract voor de portefeuilles als wat betreft het kanscontract voor de vennootschapsaandelen, aangetoond door de gelijke inbreng, de gelijke overlevingskans, een gezamenlijk optreden in de vorm van een vervreemdingsverbod (tenzij onderling akkoord) en de afwezigheid van een einddatum.

Het bezwarende karakter sluit de taxatie in de erf- of registratiebelasting op grond van de artikelen 2.7.1.0.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.5, art. 2.8.1.0.1 j. 2.8.4.1.1, §2 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, uit.

10.2. Een kanscontract moet volgens het standpunt nr. 17044 van VLABEL:

(1) opgenomen zijn in een authentieke akte als het beding betrekking heeft op onroerende goederen;

(2) beperkt zijn, via beschikking onder bijzondere titel; en

(3) ten bezwarende titel zijn.

In casu voldoen zowel het kanscontract voor de portefeuilles als het kanscontract voor de vennootschapsaandelen aan alle toepasselijke voorwaarden, zoals uiteengezet in het standpunt nr. 17044 van VLABEL, zodat deze moeten worden beschouwd als kanscontracten ten bezwarende titel. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

11. Ten bijzondere titel

De niet-optionele kanscontracten zijn onder bijzondere titel aangezien deze contracten “niet de algemeenheid van de goederen betreffen die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden".

In casu hebben de kanscontracten enkel betrekking op specifiek omschreven roerende goederen (inclusief vruchten) en de goederen die er ingevolge zakelijke subrogatie in de plaats van zullen komen.

12. Ten bezwarende titel

12.1. De kanscontracten zijn ten bezwarende titel, aangezien beide partijen een gelijke kans hebben om zakelijke eigendomsaanspraken te verkrijgen op de door de medecontract ingelegde goederen. Deze gelijkheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van de overeenkomst.

Voor de goede orde stippen de aanvragers aan dat zowel het kanscontract voor de portefeuilles (bijlage 1 bij de aanvraag) als het kanscontract voor de vennootschapsaandelen (bijlage 2 bij de aanvraag) niet-optioneel zijn en dus uitwerking krijgen op het ogenblik van het overlijden van de eerststervende contractant.

12.2. De kwalificatie als overeenkomst ten bezwarende titel tussen partijen wordt aangetoond door middel van de inbreng door de partijen en door middel van hun overlevingskansen. Het bezwarende karakter sluit de taxatie in de erf- of registratiebelasting op grond van de artikelen 2.7.1.0.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.5, art. 2.8.1.0.1 j. 2.8.4.1.1 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, uit. Wij verwijzen dienaangaande naar eerdere voorafgaande beslissingen van VLABEL.

13. Met betrekking tot artikel 4.242 e.v. BW

Een aanwascontract betreft een kanscontract ten bezwarende titel onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden van een contractant en ten bijzondere titel. Het is derhalve geen verboden erfovereenkomst.

14. Toepassing in casu

Zowel het kanscontract voor de portefeuilles dat de aanvragers reeds hebben gesloten als het kanscontract voor de vennootschapsaandelen dat zij wensen te sluiten, kwalificeren als overeenkomsten ten bezwarende titel. Dit wordt ondersteund door de volgende feiten.

  • Inzake de gelijkwaardige inbreng: de inleg van de heer X en mevrouw Y in het kanscontract dd. xx.xx.2023 betreft gelijkwaardige portefeuilles. De inleg van de heer X en mevrouw Y in het voorgenomen kanscontract voor de vennootschapsaandelen betreft eenzelfde aantal aandelen in een welbepaalde vennootschap;
  • Een gelijke overlevingskans bij het afsluiten van de overeenkomst, wat aangetoond wordt door de leeftijd van hen beiden, zijnde 67 jaar voor de heer X en 66 jaar voor mevrouw Y en eenzelfde gezondheidstoestand. Er is geen enkele indicatie voor het feit dat de ene partner een grotere kans op vooroverlijden zou hebben dan de andere partner;
  • Het aanwascontract bevat een strikt vervreemdingsverbod. Het is de partijen niet toegestaan eenzijdig het contract stop te zetten, te wijzigen, de goederen te hypothekeren, te vervreemden etc., tenzij met onderlinge toestemming;
  • Het aanwascontract wordt aangegaan voor onbepaalde duur, gelet op de doelstelling ervan. Het contract eindigt bij een feitelijke scheiding van meer dan zes maanden om een andere reden dan overmacht, gezondheidsredenen of werkgerelateerde omstandigheden en bij de inleiding van een vordering tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed.

15. BESLUIT:

De elementen, vermeld onder punt 14 en de niet-fiscale motieven, vermeld onder punt 8 in acht genomen, dient men te concluderen dat het kanscontract dat de aanvragers reeds hebben gesloten op xx.xx.2023 evenals het kanscontract dat zij nog voornemens zijn af te sluiten, kwalificeren als evenwichtige kanscontracten ten bezwarende titel en ten gevolge hiervan art. 2.7.1.0.1, art. 2.7.1.0.2, art. 2.7.1.0.3, 3°, art. 2.7.1.0.5 en art. 2.8.1.0.1 jo 2.8.4.1.1 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, geen toepassing kunnen vinden.

De aanvragers vragen dat de geldigheid van de voorafgaande beslissing zich in de tijd zou uitstrekken tot aan het overlijden van één van de partijen.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

16. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

17. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

18. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.7.1.0.1 VCF, dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 3, 4°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten wordt het successierecht en het recht van overgang gevestigd op de goederen die overgaan ingevolge het overlijden.”;

  • Artikel 2.7.1.0.2. VCF, dat luidt als volgt:

De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.

Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 4.18 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende voor het overlijden van de schenker aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform het derde lid van het voormelde artikel.”;

  • Artikel 2.7.1.0.3, eerste lid, 3° VCF, dat luidt als volgt:

Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;

2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden”;

  • Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de vijf jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van vijf jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”;

  • Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;

  • Artikel 2.8.4.1.1 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen:
TABEL I

verkrijging in rechte lijn en tussen partners

gedeelte van de schenking

A
schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

3

-

150.000,01

250.000

9

4500

250.000,01

450.000

18

13.500

450.000,01

27

49.500


TABEL II

tarief tussen alle andere personen

gedeelte van de schenking

A schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

10

-

150.000,01

250.000

20

15.000

250.000,01

450.000

30

35.000

450.000,01

40

95.000


§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt:
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.

§ 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 bedraagt het tarief van de schenkbelasting 0 % voor schenkingen, inclusief inbrengen om niet, aan :

1° het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;

2° de Vlaamse, de Franse en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;

3° de Franse en de Duitstalige Gemeenschap en aan het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;

4° een staat van de Europese Economische Ruimte;

5° provincies en gemeenten in het Vlaamse Gewest;

6° de openbare instellingen van de publiekrechtelijke rechtspersonen, vermeld in de punt 1° tot en met 5° ;

7° erkende woonmaatschappijen als vermeld in artikel 4.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;

8° het Vlaams Woningfonds;

9° dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen als vermeld in artikel 12, § 2, 2° en 3°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;

10° verenigingen zonder winstoogmerk, ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen van openbaar nut;

11° openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

In afwijking van paragraaf 1 en 2 bedraagt het tarief van de schenkbelasting 5,5% voor schenkingen, inclusief inbrengen om niet, aan beroepsverenigingen en private stichtingen.

In afwijking van het tweede lid wordt de schenkbelasting, vermeld in paragraaf 1 en 2, gebracht op 100 euro voor de schenkingen, inclusief inbrengen om niet, gedaan aan rechtspersonen als vermeld in het tweede lid, als de schenker zelf een rechtspersoon als vermeld in het eerste lid, 10°, of het tweede lid, is.

Het tarief, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, is ook van toepassing op gelijksoortige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere staat van de Europese Economische Ruimte, en die bovendien hun zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte hebben.”;

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF, dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.

19. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

20. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

21. In casu is zowel het contract m.b.t. de effectenportefeuilles (tot stand gekomen op xx.xx.2023) als het contract m.b.t. de vennootschapsaandelen (nog te sluiten) onder bijzondere titel aangezien de contracten betrekking hebben enerzijds op de effectenportefeuilles die specifiek in de overeenkomst van xx.xx.2023 werden omschreven en anderzijds op de aandelen die in de te sluiten overeenkomst zullen worden omschreven.

22. Een effectenportefeuille wordt beschouwd als een feitelijke universaliteit. Bijgevolg aanvaardt Vlabel dat het contract m.b.t. de effectenportefeuilles betrekking heeft op de effectenportefeuilles in zijn geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.

23. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.

Het contract m.b.t. de effectenportefeuilles zal dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuilles zoals deze zijn samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de partijen ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbelegging.

Bijstortingen kunnen geen deel uitmaken van het contract.

24. De contracten wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

25. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...

26. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

27. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De aanvragers hebben op heden beiden een leeftijd van ongeveer 67 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren.

28. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contracten, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

29. Uit de gegevens vermeld in het reeds afgesloten kanscontract als in het af te sluiten kanscontract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is.

30. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlagen kan worden besloten dat het in casu om een beding van aanwas gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, eerste lid, 3°, 2.7.1.0.5, 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1 VCF.

31. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.