Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 25037 - Uitbreng van een onroerend goed uit bv (eigendom 1% vs. 99%) - verdeelrecht - vergoeding RC en vordering Vlaamse Belastingdienst

VB 25037 - Uitbreng van een onroerend goed uit bv (eigendom 1% vs. 99%) - verdeelrecht - vergoeding RC en vordering

Voorafgaande beslissing
Nummer

25037

Datum beslissing

5 mei 2025

Publicatiedatum

5 juni 2025

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 3.17.0.0.2. VCF
  • art. 2.9.1.0.4. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de voorgenomen verrichting, met name de hierna beschreven uitonverdeeldheidtreding kan plaatsvinden onder de heffing van het verdeelrecht, en dat de voorgenomen verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakt.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door de heer […] te […], namens:

2.1. X, de besloten vennootschap "X", gevestigd in het Vlaams Gewest, met adres te […], afdeling […], met ondernemingsnummer […];

Opgericht bij akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2007, bekend gemaakt in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad van xx.xx.2007 met referentie […].

De statuten werden voor het laatst gewijzigd bij akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2010, bekend gemaakt in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad van xx.xx.2010 met referentie […].

2.2. Maatschap, de burgerlijke maatschap “[…]”, gevestigd te […].

Opgericht bij onderhandse akte van xx.xx.2014, en waarvan de statuten ongewijzigd zijn tot op heden.

2.3. Y, de heer Y, geboren te […] op xx.xx.1958, RR […] wonende te […].

2.4. Z, mevrouw Z, geboren te […] op xx.xx.1959, RR […], wonende te […].

3. De heer Y en mevrouw Z zijn gehuwd onder het stelsel scheiding van goederen ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2008, en meermaals gewijzigd telkens met behoud van het stelsel blijkens huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […] (Nederland) en blijkens huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […], daarna niet verder gewijzigd.

4. Het betrokken onroerend goed betreft:

een appartement nr. […] met aparte berging […] en […] autostaanplaatsen […] gelegen te […], kadastraal gekend sectie G, nummer(s) […].

Hierna “het Goed” genoemd.

In het kader van deze transactie werd door landmeterskantoor […] een schattingsverslag opgemaakt waarbij het Goed voor de geheelheid in volle eigendom geschat werd op € 535.000,00.[1]

5. Het betrokken roerende goed betreft:

de vordering die de heer Y heeft op de besloten vennootschap X ten bedrage van € 350.000,00.

Hierna “de Rekening-Courant” genaamd.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

6. Historische eigendomsstructuur en huidige situatie

Het Goed werd aangekocht door X en Y bij akte [2] verleden voor notaris […] op xx.xx.2009 in volgende verhoudingen:

  • X heeft 99% in volle eigendom aangekocht;
  • Y heeft 1% in volle eigendom aangekocht.

Op de aankoop van de grond werd 10 % registratierechten betaald, op de constructies 21% BTW.

Y was op het moment van de aankoop enige aandeelhouder van de vennootschap X. In bijlage bij de aanvraag werd het aandelenregister van X gevoegd.

Op xx.xx.2014 werd de maatschap opgericht, waarin Y alle aandelen van de vennootschap X heeft ingebracht. In bijlage bij de aanvraag werd eveneens de oprichtingsakte en het aandelenregister van de maatschap gevoegd.

De 10.010 deelgerechtigdheden van de maatschap worden sinds de oprichting gehouden als volgt:

  • 10.000 deelgerechtigdheden door Y; Bij buitengewone algemene vergadering van xx.xx.2017 is Y uitgetreden voor 1.302 aandelen van de maatschap. Deze uittreding ging gepaard met de vernietiging van deelgerechtigdheden.
  • 10 deelgerechtigdheden door Z.

7. Voorgenomen transactie

De voorgenomen transactie is om (1) ingevolge een akte afstand-deling het volledige Goed toe te wijzen aan Y door overname van de 99% onverdeelde delen in volle eigendom jegens de vennootschap X; betaling zal gebeuren enerzijds door verrekening van de openstaande Rekening-Courant vordering die Y heeft op de vennootschap X, en voor het overige deel van de waarde verkrijgt de vennootschap X een vordering op Y en (2) na overdracht van het Goed zal de vennootschap X ontbonden en vereffend worden, waarbij het resterend actief (met o.a.. de vordering op Y) toekomen aan de maatschap.

8. Toepassing verdeelrecht

Het artikel 2.9.1.0.4 VCF:

Het verkooprecht wordt ook gevestigd op de verkrijging, op welke wijze ook, anders dan bij inbreng in een vennootschap, door een of meer vennoten van onroerende goederen die in België liggen en die voortkomen van een vennootschap onder firma, van een commanditaire vennootschap, van een besloten vennootschap of van een coöperatieve vennootschap.

De verkrijging zal evenwel belast worden volgens haar gemeenrechtelijke aard als het gaat om:

1° onroerende goederen die in de vennootschap zijn ingebracht, als ze verkregen zijn door de persoon die de inbreng gedaan heeft;

2° onroerende goederen die door de vennootschap met betaling van het verkooprecht verkregen zijn, als het vaststaat dat de vennoot die eigenaar van die onroerende goederen wordt, deel uitmaakte van de vennootschap toen laatstgenoemde de goederen verkreeg.

In geval van verkrijging van maatschappelijke onroerende goederen door al de vennoten door een gehele of gedeeltelijke vereffening conform boek 2, titel 8, hoofdstuk 1, afdeling 2, van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, is, naargelang van het geval, de registratiebelasting die met toepassing van het eerste of het tweede lid is gevestigd, van toepassing op de latere toebedeling van de goederen aan een of meer vennoten.

Als al de vennoten maatschappelijke onroerende goederen verkrijgen naar verhouding van hun participatie in de vennootschap zonder enige tegenprestatie, waarbij die verkrijging boekhoudkundig wordt aangerekend op de beschikbare of onbeschikbare inbreng, is, naargelang van het geval, de registratiebelasting die met toepassing van het eerste of het tweede lid is gevestigd, van toepassing op de latere toebedeling van de goederen aan een of meer vennoten.”.

----------------

[1] Het schattingsverslag is als bijlage bij de aanvraag gevoegd.

[2] De aankoopakte werd als bijlage bij de aanvraag gevoegd.

III. Motivering van de aanvraag

9. Gelet op de geplande overname van het Goed door Y, ingevolge een akte afstand-deling – zijnde een verrichting ten bezwarende titel - is er sprake van een verkrijging belastbaar onder artikel 2.9.1.0.4 VCF.

Omdat de maatschap, waarin de aandelen door Y werden ingebracht op xx.xx.2014, als maatschap als fiscaal transparant dient te worden aanzien. Een maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid en heeft geen afgescheiden vermogen, zodat de deelgenoten van de maatschap eigenaar blijven van de goederen van de maatschap. Daarom wordt de maatschap als fiscaal transparant beschouwd, zodat rechtstreeks wordt gekeken naar de participaties die door de natuurlijke personen worden aangehouden.

De wettelijke ficties zoals vermeld in artikel 2.9.1.0.4 VCF gelden op welke wijze ook de verrichting plaatsvindt, ongeacht de burgerrechtelijke kwalificatie noch de vennootschapsrechtelijke context ervan. Hiervoor verwijzen wij naar de Voorafgaande Beslissing van uw diensten nr. 15001.

10. Y kwalificeert als een “historische vennoot” omwille van volgende redenen

  • Omdat hij zoals hiervoor uiteengezet aandeelhouder was van X bij verwerving van het Goed;
  • Betaling door X van het verkooprecht op de grond (hier: gebouwen gekocht met btw). Het feit dat de gebouwen werden aangekocht met btw, verhindert niet dat Y blijft kwalificeren als historische aandeelhouder. Zie Beslissing van de FOD Financiën d.d. xx.xx.1985 (Repertorium RJ nummer […]).

11. De transactie zal overeenkomstig het artikel 2.9.1.0.4 VCF tweede lid belast worden overeenkomstig haar gemeenrechtelijke aard. De gemeenrechtelijke aard betreft in dit geval een afstand-deling, waardoor het verdeelrecht van toepassing is overeenkomstig artikel 2.10.1.0.1 VCF op deze transactie met uitsluiting van het verkooprecht.

Hiervoor verwijzen wij naar de Voorafgaande Beslissing van uw diensten nr. 17015, waarbij een soortgelijke casus voorlag.

12. Afwezigheid van fiscaal misbruik

Artikel 3.17.0.0.2. VCF:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden”.

13. De kortelings daaropvolgende ontbinding en vereffening van de vennootschap betreft geen fiscaal misbruik aangezien er andere dan fiscale motieven zijn voor de ontbinding en vereffening van de vennootschap X na de toebedeling van het onroerend goed:

13.1. De vennootschap is al sedert xx.xx.2023 niet meer operationeel, en oefent geen werkzaamheden meer uit. Het is dus niet aangewezen om deze nog langer in stand te houden gelet op de oplopende beheerskosten en het gebrek aan binnenkomende gelden voortvloeiend uit activiteiten van de vennootschap. De ontbinding en vereffening kortelings inplannen is dus een logische volgende stap.

13.2. De bedoeling van Y is om het Goed in zijn privévermogen op te nemen, zonder dat zijn echtgenote - met wie hij getrouwd is onder het stelsel van scheiding van goederen - mede-eigenaar zou worden. Dit komt overeen met de oorspronkelijke bedoeling van Y. Hij heeft het Goed aangekocht, gedeeltelijk privé, gedeeltelijk met X, waarvan hij op het moment van aankoop enige eigenaar was. Daarnaast wenst Y de vordering in Rekening-Courant die hij heeft op X, afgelost te zien. Door de toekenning van het onverdeeld aandeel in het Goed aan Y door afstand-deling, kunnen beide zaken worden bereikt.

13.3. Een ontbinding en vereffening van de vennootschap zonder voorafgaande afstand-deling zal ervoor zorgen dat de echtgenote wel onverdeeld eigenaar wordt van het Goed, wat niet het beoogd resultaat zal bereiken.

14. Gezien Y kwalificeert als een historische vennoot valt deze uit onverdeeldheidtreding onder de toepassing van het tweede lid van artikel 2.9.1.0.4 VCF en zal deze belast worden aan het verdeelrecht.

De onmiddellijk daaropvolgende ontbinding en vereffening van de vennootschap X is geen fiscaal misbruik.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

15. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

16. Volgende artikelen uit de VCF moeten volgens de aanvraag worden onderzocht:

  • Artikel 2.9.1.0.4 VCF, dat luidt:

“Het verkooprecht wordt ook gevestigd op de verkrijging, op welke wijze ook, anders dan bij inbreng in een vennootschap, door een of meer vennoten van onroerende goederen die in België liggen en die voortkomen van een vennootschap onder firma, van een commanditaire vennootschap, van een besloten vennootschap of van een coöperatieve vennootschap.

De verkrijging zal evenwel belast worden volgens haar gemeenrechtelijke aard als het gaat om:

1° onroerende goederen die in de vennootschap zijn ingebracht, als ze verkregen zijn door de persoon die de inbreng gedaan heeft;

2° onroerende goederen die door de vennootschap met betaling van het verkooprecht verkregen zijn, als het vaststaat dat de vennoot die eigenaar van die onroerende goederen wordt, deel uitmaakte van de vennootschap toen laatstgenoemde de goederen verkreeg.

In geval van verkrijging van maatschappelijke onroerende goederen door al de vennoten door een gehele of gedeeltelijke vereffening conform boek 2, titel 8, hoofdstuk 1, afdeling 2, van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, is, naargelang van het geval, de registratiebelasting die met toepassing van het eerste of het tweede lid is gevestigd, van toepassing op de latere toebedeling van de goederen aan een of meer vennoten.

Als al de vennoten maatschappelijke onroerende goederen verkrijgen naar verhouding van hun participatie in de vennootschap zonder enige tegenprestatie, waarbij die verkrijging boekhoudkundig wordt aangerekend op de beschikbare of onbeschikbare inbreng, is, naargelang van het geval, de registratiebelasting die met toepassing van het eerste of het tweede lid is gevestigd, van toepassing op de latere toebedeling van de goederen aan een of meer vennoten.”.

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF, dat luidt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.

17. Aangezien de verkrijgende vennoot reeds vennoot was van de betrokken vennootschap op het ogenblik dat deze laatste 99% van het betrokken onroerend goed verkreeg met betaling van het verkooprecht (art. 2.9.1.0.4, tweede lid, 2°, VCF) wordt de vennoot beschouwd als historische vennoot en wordt de verkrijging belast volgens haar gemeenrechtelijke aard.

In casu heeft de vennoot een schuldvordering in rekening-courant op de vennootschap waardoor er bij toebedeling van het onroerend goed door de vennootschap aan de vennoot het verdeelrecht opeisbaar wordt. Er is immers sprake van een tegenprestatie.

Ook de vordering van de vennootschap X op Y wordt beschouwd als tegenprestatie.

De toewijzing van het onroerend goed aan Y zal belast worden met het verdeelrecht.

18. Indien de rechtshandelingen (toewijzing van het onroerend goed aan Y en de daaropvolgende ontbinding en vereffening van de vennootschap) worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. De opeenvolgende rechtshandelingen maken in casu geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er ook niet-fiscale motieven aan de werkwijze (eerst toewijzing van het onroerend goed en daarna ontbinding en vereffening van de vennootschap) ten grondslag.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.