VB 25044 - Kanscontract
- Nummer
25044
- Datum beslissing
19 mei 2025
- Publicatiedatum
18 juni 2025
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat het voorgelegde kanscontract tussen de echtgenoten X-Y kwalificeert als een kanscontract ten bezwarende titel en dat:
1.1. indien de overeenkomst in België wordt geregistreerd, de artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, §2, VCF niet van toepassing zullen zijn en er derhalve geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn;
1.2. bij overlijden van één van de echtgenoten de artikelen 2.7.1.0.3, 3°, en 2.7.1.0.5 VCF evenmin van toepassing zullen zijn, zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn;
1.3. deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
2. De echtgenoten X-Y verzoeken uitdrukkelijk, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1, VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing ter zake zal genomen worden, langer zal zijn dan vijf jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van hen beiden.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
3. De aanvraag wordt ingediend door de echtgenoten X-Y:
3.1. de heer X, geboren te […], op xx.xx.1943, met rijksregisternummer […] en zijn echtgenote,
3.2. Mevrouw Y, geboren te […], op xx.xx.1942, rijksregisternummer […].
Op heden wonen de aanvragers samen te […].
Hierbij merken wij op dat de echtgenoten hun fiscale woonplaats sinds meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest hebben.
4. De echtgenoten X-Y zijn op xx.xx.1970 gehuwd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te […]. Zij waren gehuwd onder het stelsel der zuivere scheiding van goederen blijkens huwelijkscontract dat destijds op xx.xx.1970 te […] verleden werd voor notaris […] (zie bijlage 1 bij de aanvraag). Op xx.xx.2012 hebben de echtgenoten hun huwelijkscontract gewijzigd om er een gemeenschap van goederen in op te nemen die beperkt was tot bepaalde onroerende goederen (waarbij het stelsel van scheiding van goederen werd gehandhaafd als basisstelsel voor goederen die niet onder de gemeenschap vielen) (zie bijlage 2 bij de aanvraag).
5. De echtgenoten X-Y hebben samen 2 kinderen.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
6. De aanvragers, echtgenoten, wensen tussen hen een aanwasovereenkomst af te sluiten met betrekking tot effecten en liquiditeiten die deel uitmaken van een effectenportefeuille die bij de bank […] onder nummer […] is ingeschreven, waarvan de effectenrekening de referentie […] draagt en die op het tijdstip van huidige akte en op het ogenblik van uitwerking van huidige akte eigendom zijn van de partijen, elk voor hetzelfde aantal.
Hierna: “de Portefeuille”:
De samenstelling en waardering van de Portefeuille zijn te vinden in bijlage 3 bij de aanvraag.
Het beding van aanwas zal zich niet enkel uitstrekken tot voornoemde Portefeuille, maar ook tot elk goed dat in de plaats van deze Portefeuille zou komen, overeenkomstig artikel 3.10 van het Burgerlijk Wetboek.
De aanwas zal betrekking hebben op de inkomsten en aangroei van de Portefeuille, zoals interesten, dividenden, meerwaarden en andere opbrengsten.
7. Voor het ontwerp van de voorgenomen aanwasovereenkomst: zie bijlage 4 bij de aanvraag.
III. Motivering van de aanvraag
8. Principe
8.1. Het beding van aanwas betreft een kanscontract ten bezwarende titel dat wordt afgesloten tussen twee contractanten met betrekking tot één of meerdere goederen.
Een contract van aanwas heeft een wederkerig karakter. Beide contractanten zullen gezamenlijk tot een besluitvorming moeten komen teneinde hun rechten van beheer en beschikking uit te oefenen. Een wijziging, noch opzegging kan bijgevolg eenzijdig geschieden.
Ter compensatie van deze beperking van hun beheers- en beschikkingsbevoegdheid die de echtgenoten zichzelf vrijwillig opleggen, bekomt elke contractant onder opschortende voorwaarde het recht op de aandelen van de medecontractant waarop het beding van aanwas gevestigd wordt zo deze komt te overlijden. Het zich al dan niet voordoen van de aanwas is afhankelijk van de onzekere gebeurtenis van het tijdstip van overlijden van een contractant. De onzekerheid van tijdstip en identiteit van de eerstoverleden contractant maakt dat beide partijen eenzelfde kans hebben op de aanwas van een vermogensbestanddeel.
8.2. De echtgenoten zijn gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van goederen beperkt tot bepaalde onroerende goederen. De Portefeuille is een roerend goed dat in het eigen vermogen van de echtgenoten is gebleven (zie bijlagen 1 en 2 bij de aanvraag).
Dat een beding van aanwas mogelijk is tussen echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen, wordt zowel door het Grondwettelijk Hof als de Vlaamse Belastingadministratie zelf bevestigd.
9. Een evenwichtig kanscontract
Het beding van aanwas betreft een contract ten bezwarende titel, wat verklaard wordt door het gegeven dat beide partijen een gelijke kans hebben om eigendomsaanspraken op de aandelen van hun echtgenoot te verkrijgen door de aanwas in volle eigendom van de aandelen van de overleden contractant. Deze gelijkheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van de overeenkomst.
De kwalificatie "kanscontract" tussen partijen wordt aangetoond door de gelijke overlevingskans, een gelijke inleg, een gezamenlijk optreden in de vorm van een strikt vervreemdingsverbod en de afwezigheid van een einddatum. Het bezwarende karakter sluit de taxatie in de erf- of schenkbelasting in hoofde van de artikelen 2.8.1.0.1 juncto artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF uit. Wij verwijzen dienaangaande naar de beslissingen die door de jaren heen door uw diensten werden genomen.
10. Met betrekking tot artikel 4.242 en 4.243 e.v. NBW
Het beding van aanwas betreft een kanscontract ten bijzondere titel en ten bezwarende titel onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden van een contractant. Het is derhalve geen verboden erfovereenkomst.
11. Toepassing in casu
Het kanscontract dat de echtgenoten X-Y wensen af te sluiten kwalificeert als een kanscontract ten bezwarende titel. Het bezwarende karakter wordt ondersteund door de volgende feitelijke gegevens waaruit blijkt dat de echtgenoten een evenwaardig kanscontract voor ogen hebben en animo speculandi wensen te handelen:
11.1. Een vergelijkbare overlevingskans bij het afsluiten van de overeenkomst: De heer X is 81 jaar en mevrouw Y is 82 jaar. Hun levensverwachting, zoals vermeld in de omzettingstabellen van het vruchtgebruik vastgesteld bij het Ministerieel besluit van 1 juli 2024 tot bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 4.64, §§ 3 en 5, van het Burgerlijk Wetboek (B.S., 8 juli 2024) is 8,21 jaar voor de heer X en 9 jaar voor mevrouw Y. Ze zijn beiden in goede gezondheid. Het medisch getuigschrift is bijgevoegd (zie bijlage 5 bij de aanvraag).
11.2. Financiële gelijkwaardigheid: elke partij is onverdeeld eigenaar van de Portefeuille en ze beheren deze samen;
11.3. Het beding van aanwas bevat een strikt vervreemdingsverbod. Het is de echtgenoten niet toegestaan het contract eenzijdig stop te zetten, te wijzigen, de goederen in pand te geven, te vervreemden etc. (zie in bijlage 4 bij de aanvraag artikel 3 van het kanscontract). Voor elke daad van beheer of beschikking die gesteld wordt, zal met andere woorden de uitdrukkelijke en persoonlijke handeling van elk der echtgenoten vereist zijn;
11.4. Het contract van aanwas wordt aangegaan voor een bepaalde duur van twee jaar, stilzwijgend hernieuwbaar (zie in bijlage 4 bij de aanvraag artikel 4 van het kanscontract). Het beding kan slechts opgeheven worden mits wederzijds akkoord van de beide echtgenoten.
11.5. Het beding van aanwas kwalificeert tevens als een overeenkomst ten bijzondere titel aangezien de overeenkomst van aanwas enkel van toepassing is op voornoemde beleggingsportefeuille, dewelke beschouwd wordt als een feitelijke algemeenheid.
Al deze elementen in acht genomen, dient te worden besloten dat het kanscontract dat de echtgenoten X-Y voornemens zijn af te sluiten, kwalificeert als een evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel en dat ten gevolge hiervan de artikelen 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.5 en art. 2.8.1.0.1 io 2.8.4.1.1, §2, VCF geen toepassing kunnen vinden.
12. Niet-fiscale motieven
De partijen kiezen bewust voor dergelijke wederzijdse overeenkomst die hen beiden bindt en in principe niet eenzijdig kan opgezegd worden, noch kan aangevochten worden door de kinderen op basis van inkorting.
Bij het overlijden van een echtgenoot kan de langstlevende voor zichzelf de nodige maatregelen nemen die hem/haar in staat stellen zijn/haar levenskwaliteit en -standaard als langstlevende te garanderen en kan de langstlevende de flexibiliteit behouden omtrent de verderzetting van deze beleggingen.
Indien en in de mate dat de administratie zou stellen dat er sprake is van fiscaal misbruik, hetgeen volgens de aanvragers niet het geval is, dan nog maakt het beding van aanwas geen fiscaal misbruik uit in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF. Er zijn immers niet-fiscale motieven die voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.
Deze overeenkomst biedt voor de echtgenoten immers de enige goede oplossing naar wederzijdse bescherming om volgende twee redenen:
- Een testament biedt geen sluitende oplossing aangezien er geen controle bestaat op een éénzijdige wijziging. Testamentaire regelingen zijn bovendien eenzijdig herroepbaar, zodat de langstlevende echtgenoot absoluut geen zekerheid heeft. Hetzelfde geldt voor schenkingen tussen echtgenoten;
- Bovendien geven noch een testament noch een schenking de garantie dat deze niet zullen worden aangevochten door één van de kinderen. De kinderen zouden immers mogelijke reservataire erfaanspraken kunnen laten gelden.
- De aanwas is automatisch, om te voorkomen dat de kinderen druk uitoefenen op de langstlevende echtgenoot om geen gebruik te maken van de aanwasclausule.
- De wijziging van het huwelijkscontract is voor onbepaalde tijd en kan alleen worden gewijzigd met instemming van beide echtgenoten, terwijl het aanwascontract voor bepaalde tijd is en na twee jaar door beide echtgenoten kan worden opgezegd.
13. Om bovenstaande redenen verneem ik graag uw bevestiging dat:
- het voorgenomen onderhandse aanwascontract, zoals opgenomen in bijlage 4 bij de aanvraag, tussen deze echtgenoten rechtsgeldig is en kwalificeert als een kanscontract ten bezwarende titel;
- het aanwascontract geen schenking is en dus niet onderworpen is aan de schenkbelasting en de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF niet van toepassing zijn;
- het aanwascontract geen schenking is en dus niet onderworpen is aan de erfbelasting overeenkomstig de artikelen 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF;
- Dat de voorgenomen handeling van ondertekening van de aanwasovereenkomst geen fiscaal misbruik uitmaakt zoals omgeschreven in artikel 3.17.0.0.2 VCF;
- Dat ten slotte het besluit van de Vlaamse Belastingdienst geldig blijft tot aan het eerste overlijden der echtgenoten.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
14. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
15. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
16. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.7.1.0.3, eerste lid, 3° VCF, dat luidt als volgt:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden”;
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:
“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de vijf jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van vijf jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”;
- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;
- Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:
“§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt:
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF, dat luidt als volgt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.
17. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.
18. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
19. In casu is het voorgelegde ontwerpcontract onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de “effectenportefeuille” die specifiek in de overeenkomst wordt omschreven.
20. Een effectenportefeuille wordt beschouwd als een feitelijke universaliteit. Bijgevolg aanvaardt Vlabel dat het contract m.b.t. de effectenportefeuille betrekking heeft op de effectenportefeuille in zijn geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.
21. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.
Het contract m.b.t. de effectenportefeuille zal dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuille zoals deze is samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de partijen ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbelegging.
22. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
23. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...
24. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.
25. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De aanvragers hebben beiden een leeftijd van respectievelijk 81 en 82 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren, wat wordt gestaafd door medische attesten.
26. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).
27. Uit de gegevens vermeld in het kanscontract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is.
28. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlagen kan worden besloten dat het in casu om een beding van aanwas gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3, eerste lid, 3°, 2.7.1.0.5, 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, §2, VCF.
29. In het ontwerp van kanscontract werd het volgende opgenomen:
“De overeenkomst wordt gesloten onder ontbindende voorwaarde van het overlijden van de langstlevende echtgenoot binnen een termijn van vier maanden na het overlijden van de eerststervende….Deze ontbindende voorwaarde zal geen uitwerking krijgen indien de langstlevende binnen deze termijn van vier maanden om niet over de beoogde aandelen heeft beschikt.”.
Een ontbindende voorwaarde heeft onder het nieuw Burgerlijk Wetboek geen terugwerkende kracht.
Het vermogen komt vanaf de ontbinding terug toe aan de nalatenschap van de eerststervende. Dit heeft voor gevolg dat er een bijvoeglijke aangifte in de nalatenschap van de eerststervende moet worden ingediend.
30. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er ook niet-fiscale motieven (zie randnummer 12) aan het contract ten grondslag.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.