VB 25051 - Inbreng huwgemeenschap, overname en aankoop OG - fiscaal misbruik
- Nummer
25051
- Datum beslissing
16 juni 2025
- Publicatiedatum
28 juli 2025
Heffing
- Verdeelrecht
- Verkooprecht
Wettelijke basis
- art. 2.10.3.0.1. VCF
- art. 2.9.4.2.11. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe de bevestiging te krijgen dat de inbreng van 1/3 onverdeeld deel in blote eigendom in de (toekomstige) huwgemeenschap van de heer X en mevrouw Y, gevolgd door (i) de overname van 2/3 deel blote eigendom door dezelfde huwgemeenschap en (ii) de aankoop van het vruchtgebruik door dezelfde huwgemeenschap, niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik overeenkomstig art. 3.17.0.0.2. VCF.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag tot voorafgaande beslissing wordt ingediend door […] te […], namens X, geboren te […] op xx.xx.1998, rijksregisternummer […], en zijn toekomstige echtgenote, mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1999, rijksregisternummer […], samen wonende te […].
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
3. De verrichting betreft volgend onroerend goed:
GEMEENTE […], eerste afdeling
Een woonhuis op en met grond en aanhorigheden gelegen […], gekadastreerd of het geweest, volgens huidig kadaster sectie D, nummer […], met een oppervlakte volgens huidig kadaster van 2 a 6 ca.
4. Op xx.xx.2021 heeft de familie […] in de volgende verhouding voorschreven goed aangekocht:
- de geheelheid in vruchtgebruik door de heer A en mevrouw B (de ouders van de heer X);
- de blote eigendom door de kinderen van de heer A en mevrouw B, zijnde de heer C, de heer D en de heer X, elk voor één derde onverdeeld deel in blote eigendom.
5. De heer X zal met mevrouw Y begin xx.2025 trouwen onder het wettelijk stelsel.
6. Na het huwelijk wensen de echtgenoten X – Y het goed samen te verkrijgen om het te gebruiken als gezinswoning en samen hun leven op te bouwen. De oplegsom zullen zij deels financieren door het aangaan van een onderhandse lening (tegen marktconforme voorwaarden) via de ouders van de heer X.
7. De ouders van de heer X wensen deze onderhandse lening evenwel enkel toe te staan indien deze onderhandse lening door de echtgenoten X – Y wordt afgesloten en zij voor een gelijk deel eigenaar worden van voormeld onroerend goed.
8. Daar het ontleende bedrag dient te worden aangewend voor de betaling van de oplegsom en de aankoopsom van het vruchtgebruik, zouden de echtgenoten X – Y volgende verrichtingen uitvoeren:
- inbreng van 1/3 onverdeeld deel in blote eigendom van voorschreven goed door de heer X in de huwgemeenschap X – Y;
- overname van 2/3 deel blote eigendom door de huwgemeenschap X – Y (de overname van dit deel doet de onverdeeldheid niet ophouden en het verdeelrecht zal overeenkomstig artikel 2.10.3.0.1. VCF worden geheven op de waarde van het afgestane deel);
- verkoop vruchtgebruik door de ouders van de heer X aan de huwgemeenschap X – Y zodat de huwgemeenschap volle eigenaar wordt van voorschreven goed (deze aankoop zal plaatsvinden onder het verlaagde verkooprecht van 2% aangezien alle verrichtingen hier gelijktijdig zullen plaatsvinden en bijgevolg de geheelheid in volle eigendom wordt aangekocht; de echtgenoten X – Y zullen beiden aan de voorwaarden van artikel 2.9.4.2.11 VCF voldoen).
De onderhandse leningsovereenkomst dient dan eveneens te worden ondertekend zodat het geleende bedrag kan worden aangewend voor betaling van de oplegsom voor de verdeling en de betaling van de afkoop van het vruchtgebruik door beide echtgenoten samen, zodoende dat zij aan de kredietvoorwaarden voldoen.
III. Motivering van de aanvraag
9. De voorwaarden van de onderhandse lening bepalen dat de lening door beide echtgenoten dient te worden aangegaan en de echtgenoten samen eigenaars dienen te zijn van voorschreven goed. Bovendien wensen de aanvragers deze woning als gezingswoning te gebruiken en hun leven in deze woning op te bouwen waardoor deze woning logischerwijs tot de huwgemeenschap dient te behoren.
10. Deze aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat de voorgenomen verrichtingen (zijnde de inbreng door de heer X, gevolgd door de verdeling van de blote eigendom en de aankoop van het vruchtgebruik door de huwgemeenschap X – Y), niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik overeenkomstig artikel 3.17.0.0.2 VCF.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
11. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerrechtelijk vlak.
12. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Art 2.9.4.2.11 VCF
“§ 1. In afwijking van artikel 2.9.4.1.1 bedraagt het verkooprecht 2 % voor overeenkomsten houdende zuivere aankoop, waarbij door een of meer natuurlijke personen samen en gelijktijdig de geheelheid volle eigendom van een woning wordt verkregen om er hun hoofdverblijfplaats te vestigen.
In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief 6% voor overeenkomsten houdende zuivere aankoop waarvan de authentieke akte uiterlijk op 31 december 2023 is verleden, als de verkrijger opteert voor de vermindering, vermeld in artikel 2.9.5.0.1, of de ontheffing, vermeld in artikel 3.6.0.0.6, § 3.
§ 2. Om het verlaagde tarief, vermeld in paragraaf 1, te kunnen toepassen, moeten alle volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° de verkrijger is op de datum van de authentieke aankoopakte niet voor de geheelheid volle eigenaar van een andere woning of bouwgrond. Als er verschillende verkrijgers zijn, zijn ze op de vermelde datum niet samen voor de geheelheid volle eigenaar van een andere woning of bouwgrond;
2° de verkrijger verbindt zich ertoe zijn inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister te nemen op het adres van de aangekochte woning binnen drie jaar na de datum van de authentieke aankoopakte;
3° de verplichting, vermeld in artikel 3.12.3.0.1, § 1, is nageleefd.
De koper die de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2°, niet is nagekomen, is aanvullende rechten verschuldigd.
§ 3. In afwijking van paragraaf 2, 1°, wordt geen rekening gehouden met de woning of de bouwgrond als:
1° de verkrijger zich ertoe verbindt om dit onroerend goed uiterlijk twee jaar na de datum van de authentieke akte volledig en ten bezwarende titel te vervreemden en aantoont dat er een causaal verband bestaat tussen die vervreemding en de verkrijging tegen het verlaagd tarief, vermeld in paragraaf 1, en als de verkrijger voldoet aan de verplichting, vermeld in artikel 3.12.3.0.1, § 3, vijfde lid;
2° het onroerend goed uiterlijk een jaar na de datum van de authentieke akte van verkrijging, al dan niet gedwongen, wordt onteigend en als de verkrijger voldoet aan de verplichting, vermeld in artikel 3.12.3.0.1, § 3, zesde lid.
De koper die de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° of 2°, niet is nagekomen, is aanvullende rechten verschuldigd.
§ 4. In geval van een overdracht, die aan een opschortende voorwaarde is onderworpen die nog niet is vervuld op datum van de authentieke akte, wordt voor de toepassing van dit artikel de datum van vervulling van de voorwaarde in de plaats gesteld van de datum van de authentieke akte.
§ 5. Het tarief, vermeld in paragraaf 1, kan niet voor het bijbehorende terrein worden toegepast als voor de overdracht van het gebouw of gedeelten van het gebouw de vrijstelling, vermeld in artikel 2.9.6.0.1, eerste lid, 4°, is genoten.
§ 6. Het tarief, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kan niet gecombineerd worden met de vermindering, vermeld in artikel 2.9.5.0.1, of de ontheffing, vermeld in artikel 3.6.0.0.6, § 3.”
- Art 2.10.3.0.1 VCF
“§ 1. Het verdeelrecht wordt vastgesteld op basis van de overeengekomen waarde van de goederen, zoals ze blijkt uit de bepalingen van de akte, zonder dat de belastbare grondslag lager dan de verkoopwaarde mag zijn.
In voorkomend geval wordt de verkoopwaarde van het vruchtgebruik of van de blote eigendom overeenkomstig artikel 2.9.3.0.1 tot en met artikel 2.9.3.0.7 vastgesteld.
§ 2. Voor de goederen waarvan de akte de onverdeeldheid doet ophouden onder al de mede-eigenaars, wordt de belasting geheven op de waarde van die goederen.
Voor de goederen waarvan de akte de onverdeeldheid niet doet ophouden onder al de mede-eigenaars, wordt de belasting geheven op de waarde van de afgestane delen.”
- Art 3.17.0.0.2. VCF
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
Toepassing van artikel 2.10.3.0.1 VCF
13. Wanneer een derde een onverdeeld deel van een onroerend goed overneemt, is hierop het verkooprecht verschuldigd. Door de inbreng van de heer X van zijn deel blote eigendom van het onroerend goed in de huwelijksgemeenschap vlak voor de overname van de overige 2/3 blote eigendom zal mevrouw Y niet beschouwd worden als een derde-verkrijger. Het verdeelrecht zal van toepassing zijn op de overname van de 2/3 blote eigendom.
Toepassing van artikel 2.9.4.2.11 VCF
14. Het besluitvormingsorgaan kan zich niet uitspreken over de belastingtarieven, de berekening van de belastingen, de bedragen en percentages (artikel 3.22.0.0.1, tweede lid, a) en b)).
15. Om van het verlaagd tarief van 2% (artikel 2.9.4.2.11 VCF) te kunnen genieten dienen op het moment van het tekenen van de aankoopovereenkomst volgende voorwaarden voldaan te zijn:
- de koper moet een natuurlijk persoon zijn;
- het moet gaan om een zuivere aankoop;
- de geheelheid volle eigendom moet worden verkregen;
- het moet gaan om de verkrijging van een woning; - er mag geen verhinderend onroerend bezit zijn;
- de koper moet zich ertoe verbinden zijn inschrijving te nemen op het adres van het aangekochte goed binnen de drie jaar na de datum van de authentieke akte;
- in de authentieke aankoopakte moeten de vereiste vermeldingen worden opgenomen;
- een combinatie tussen het tarief van 2% en de meeneembaarheid is uitgesloten.
16. Een verkrijging die leidt tot het bezit van de geheelheid volle eigendom kan in aanmerking komen voor de toepassing van een verlaagd tarief van 2% maar enkel als de verkrijging de aard heeft van een zuivere aankoop. Aangezien het gaat om een zuivere aankoop en de aankoop van het vruchtgebruik door de blote eigenaars leidt tot het bezit van de geheelheid volle eigendom kan het verlaagd tarief van 2% door de aanvragers worden genoten als ook voldaan is aan de andere voorwaarden van artikel 2.9.4.2.11. VCF.
Toepassing van artikel 3.17.0.0.2. VCF
17. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen.
De aanvragers brengen in randnummer 9 als niet-fiscaal motieven voor hun voorgenomen verrichtingen aan:
- Aanvragers wensen de woning samen als gezinswoning te bewonen
- Voor het bekomen van het krediet ter financiering van de overname en aankoop de lening door beide echtgenoten dient te worden aangegaan en de echtgenoten samen eigenaars dienen te zijn van voorschreven goed.
Gelet op deze niet-fiscale motieven en gelet het gewenste einddoel van de verrichtingen om de woning in gezamenlijk bezit te gebruiken als gezinswoning, maken de voorgenomen verrichtingen geen fiscaal misbruik uit in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.