VB 25052 - Wijziging huwelijksovereenkomst scheiding van goederen - toevoeging verblijvings- en toekenningsbeding
- Nummer
25052
- Datum beslissing
19 mei 2025
- Publicatiedatum
6 augustus 2025
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
- Verdeelrecht
- Verkooprecht
Wettelijke basis
- art. 2.10.1.0.1. VCF
- art. 2.7.1.0.2. VCF
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.4. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 2.9.1.0.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. Vooraleer de echtgenoten hun huwelijksovereenkomst laten verlijden, wensen zij zekerheid over de fiscale behandeling ervan voor het geval van het overlijden van één van hen. Daarom vragen de echtgenoten om bevestiging te krijgen dat:
De opname en de uitwerking van het optioneel verblijvingsbeding en van het optioneel toekenningsbeding, niet onderworpen zijn aan de artikelen 2.7.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.4 VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF, 2.9.1.0.1. VCF en artikel 2.10.1.0.1. VCF en geen van de doelstellingen van deze bepalingen frustreren, zodat ook de algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF daarop niet toepasselijk is.
2. De opname en de uitwerking van deze bedingen, geen fiscaal misbruik vormen, zodat de algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF ook om die reden daarop niet toepasselijk is.
3. Ingevolge onderhavige aanvraag wensen de echtgenoten eveneens een verlenging van de duurtijd aan te vragen, meer bepaald tot aan het overlijden van één van de echtgenoten gezien de aanvraag betrekking heeft op de uitwerking van een optioneel verblijvingsbeding en een optioneel toekenningsbeding die slechts uitwerking kunnen krijgen als het huwelijksstelsel van de aanstaande echtgenoten door het overlijden van een van de echtgenoten. Dit is gerechtvaardigd nu de aanvraag die betrekking heeft op de erfbelasting en dit pas aan de orde zal zijn bij het overlijden van één van de echtgenoten.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
4. De aanvraag wordt ingediend door notaris […], notaris met standplaats te […] (tweede kanton), die het ambt uitoefent in de besloten vennootschap […], met zetel te […], namens:
De heer X, geboren te […] op xx.xx.1980, met rijksregisternummer […] gehuwd met mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1980, met rijksregisternummer […], samenwonende te […].
De echtgenoten zijn gehuwd onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen, ingevolge huwelijksovereenkomst verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2006. De huwelijksovereenkomst werd sedertdien niet gewijzigd.
De echtgenoten hebben beiden de Belgische nationaliteit en hun fiscale woonplaats bevindt zich sedert meer dan 5 jaar in Vlaanderen.
Uit hun huwelijk werden twee minderjarige kinderen geboren, zijnde: a) mejuffrouw […], geboren op xx.xx.2012 en b) mejuffrouw […], geboren xx.xx.2012.
Er werden in het verleden nog geen schenkingen door de echtgenoten gedaan.
II.B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
Voorafgaande toelichting
5. De echtgenoten zijn oorspronkelijk gehuwd onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen. De keuze voor dit huwelijksstelsel werd door de echtgenoten gemotiveerd door de wens om tijdens hun huwelijk een ruime autonomie te genieten zodat zij hun inkomsten zelf kunnen beheren. Bovendien hechten de echtgenoten belang aan de bescherming tegen het gevaar van eventuele schuldeisers tijdens het huwelijk, gelet op hun zelfstandige activiteit.
Hoewel de echtgenoten hun bestaande huwelijksovereenkomst wensen te wijzigen door huwelijksvoordelen toe te voegen aan deze huwelijksovereenkomst, voldoet het stelsel van scheiding van goederen omwille van dezelfde redenen nog steeds aan hun noden en wensen. Nu het evenwel zonder enige twijfel mogelijk is om binnen het stelsel van scheiding van goederen zakenrechtelijke huwelijksvoordelen aan de langstlevende van hen toe te kennen, wensen ze daar nu ook in ruime mate gebruik van te maken.
Deze verrichting is niet fiscaal geïnspireerd maar is erop gericht om het stelsel van zuivere scheiding van goederen dat zich kenmerkt door een koude uitsluiting bij overlijden te verzachten naar een stelsel van scheiding van goederen waar rekening is gehouden met het solidariteitsgevoel tussen de echtgenoten. In huidige situatie gaat de blote eigendom naar de kinderen en erft de langstlevende echtgenoot enkel het vruchtgebruik van de eigen goederen die tijdens het huwelijk werden opgebouwd, terwijl in een gemeenschapsstelsel deze tot de huwgemeenschap toebehoren en dus voor de helft in volle eigendom van de langstlevende zijn. Zij willen elkaar namelijk verzekeren van de tijdens het huwelijks geleverde levensstandaard in geval één van hen komt te overlijden. In dit verband verwijzen de echtgenoten naar de verschillende financiële instrumenten die buiten het toepassingsgebied van het toekenningsbeding of verblijvingsbeding vallen. Zo heeft de heer X bijvoorbeeld nog drie levensverzekeringen die buiten het toepassingsgebied vallen en waarop bijgevolg nog erfbelasting verschuldigd zal zijn bij zijn overlijden.
Deze solidaire regeling willen zij bekomen door toevoeging van een optioneel toekenningbeding en -verblijvingsbeding aan hun huidig stelsel.
Andere goederen zal de langstlevende wel verkrijgen onder het tarief van de erfbelasting, zoals onder andere xx IPT-verzekeringen, een VAPZ-verzekering en de aandelen in de commanditaire vennootschap “A”, met zetel te […], met ondernemingsnummer […] op naam van de heer X en xx VAPZ-verzekeringen, de eigendomsrechten van mevrouw Y in het onroerend goed gelegen te […] en een groepsverzekering op naam van mevrouw Y.
Rechtshandelingen
6. De echtgenoten wensen deze “verzachting” van het stelsel van zuivere scheiding van goederen te bereiken door enerzijds de toevoeging van:
7. Een optioneel toekenningbeding met betrekking tot de hierna vermelde roerende en onroerende goederen die de heer X en mevrouw Y in exclusieve eigendom toebehoren:
Op naam van de heer X:
I. De aandelen van de besloten vennootschap B, met zetel te […], met ondernemingsnummer […] die op naam van de heer X staan in het aandelenregister van de vennootschap;
II. De vordering in rekeningcourant op de commanditaire vennootschap “A”, met zetel te […], met ondernemingsnummer […].
III. De aandelen van de besloten vennootschap C, met zetel te […], met ondernemingsnummer […] die op naam van de heer X staan in het aandelenregister van de vennootschap;
IV. De eigendomsrechten van de heer X in nagemeld onroerend goed:
STAD […] – tweede afdeling
In een appartementsgebouw […] op en met grond en alle verdere aanhorigheden gestaan en gelegen te […], volgens titel ten kadaster bekend, sectie B, onder nummers […] en gedeeltelijk niet gekadastreerd, voor een oppervlakte van duizend achthonderdtweeëndertig komma zevenendertig vierkante meter (1.832,37 m²) en thans ten kadaster bekend, sectie B, onder nummer […], voor een oppervlakte van duizend negenhonderdeenentwintig vierkante meter (1.921 m²), de volgende kavel:
De kavel […] (met perceelidentificatienummer […]), bevattende:
- In privatieve en exclusieve eigendom: living/keuken douchekamer met WC
- In mede eigendom en gedwongen onverdeeldheid: vijfenvijftig (55) aandelen van de gemene delen van het gebouw […] en van de gemene delen van het onroerend geheel […], toebehorende voor 100% in volle eigendom aan de heer X.
V. De eigendomsrechten van de heer X in nagemeld onroerend goed:
GEMEENTE […]- achtste afdeling
In een appartementsgebouw, genaamd […], op en met grond en alle verdere aanhorigheden, gestaan en gelegen te […], volgens titel en thans ten kadaster bekend, sectie E, nummer […] voor een oppervlakte van driehonderdvijfenvijftig vierkante meter (355m²):
Het appartement gemerkt […] gelegen op de xx verdieping (met perceelidentificatienummer […]), omvattende:
a) In privatieve en uitsluitende eigendom: inkom, hall, living, keuken, wc, twee slaapkamers, badkamer, terras achteraan en de kelder […];
b) In mede eigendom en gedwongen onverdeeldheid: vijfduizend achthonderd zevenennegentig/honderdduizendsten (5.897/100.000sten), in de gemene delen waaronder de grond, hetgeen de heer X voor 0.17 procent in volle eigendom toebehoort.
Op naam van de mevrouw Y:
De aandelen van de besloten vennootschap […], met zetel te […], met ondernemingsnummer […] die op naam van mevrouw Y staan in het aandelenregister van de vennootschap;
Zij wensen deze regeling uit te breiden tot de goederen die door zaakvervanging, belegging of wederbelegging in de plaats komen van deze goederen.
8. Tot slot een optioneel verblijvingbeding met betrekking tot alle onverdeelde roerende of onroerende goederen, die op het ogenblik van het overlijden van de echtgenoten hen in onverdeelheid toebehoren al dan niet met een derde, waaronder onder meer de hierna vermelde onroerende goederen die de echtgenoten thans in blote eigendom toebehoren:
1. STAD […] – eerste afdeling
In een appartementsgebouw op en met grond en alle verdere aanhorigheden, gestaan en gelegen te […], volgens titel ten kadaster bekend, sectie A, nummer […], voor een oppervlakte van twaalf are en vijfenzeventig centiaren (12a 75ca) en thans ten kadaster bekend, sectie A, nummer […], voor eenzelfde oppervlakte:
Het handelspand gelegen in blok […] op het gelijkvloers nummer […], (met perceelidentificatienummer […]), begrijpende:
a) In privatieve en uitsluitende eigendom:
Op het gelijkvloers: inkom, de handelsruimte zelf, sas met trap naar de ondergrondse verdieping -1;
In de ondergrondse verdieping -1: twee bergingen genummerd […];
b) In mede-eigendom en gedwongen onverdeeldheid: achthonderd en acht/tienduizendsten in de gemene delen van het gebouw waaronder de bovengrond.
2. STAD […] – eerste afdeling
In een ondergronds garagecomplex, op en met grond en alle verdere aanhorigheden, gestaan en gelegen te […], volgens titel ten kadaster bekend sectie A, nummer […], voor een oppervlakte van zeven aren en drieënzeventig centiaren (7a 73ca) en thans ten kadaster bekend, sectie A, nummer […], voor eenzelfde oppervlakte:
1. De autostaanplaats gelegen in het ondergronds garagecomplex op niveau -2 met nummer […], (met perceelidentificatienummer […], begrijpende:
a) In privatieve en uitsluitende eigendom: de staanplaatsruimte voor één wagen;
b) In mede-eigendom en gedwongen onverdeeldheid: negen/duizend tweehonderdsten in de gemene delen van het gebouw waaronder de ondergrond.
2. De autostaanplaats gelegen in het ondergronds garagecomplex op niveau -2 met nummer B.- […], (met perceelidentificatienummer […], begrijpende:
a) In privatieve en uitsluitende eigendom: de staanplaatsruimte voor één wagen;
b) In mede-eigendom en gedwongen onverdeeldheid: elf/duizend tweehonderdsten in de gemene delen van het gebouw waaronder de ondergrond.
3. De autostaanplaats gelegen in het ondergronds garagecomplex op niveau -2 met nummer B.- […], (met perceelidentificatienummer […], begrijpende:
a) In privatieve en uitsluitende eigendom: de staanplaatsruimte voor één wagen;
b) In mede-eigendom en gedwongen onverdeeldheid: negen/duizend tweehonderdsten in de gemene delen van het gebouw waaronder de ondergrond.
4. De autostaanplaats gelegen in het ondergronds garagecomplex op niveau -2 met nummer B.- […], (met perceelidentificatienummer […], begrijpende:
a) In privatieve en uitsluitende eigendom: de staanplaatsruimte voor één wagen;
b) In mede-eigendom en gedwongen onverdeeldheid: negen/duizend tweehonderdsten in de gemene delen van het gebouw waaronder de ondergrond.
3. STAD […], tweeënveertigste afdeling – […], eerste afdeling
In een appartementsgebouw genaamd “[…]” op en met grond en alle verdere aanhorigheden, gestaan en gelegen te […], volgens titel en thans ten kadaster bekend, sectie B, nummer […], voor een oppervlakte van drieëntwintig aren en vierenveertig centiaren (23a 44ca):
1. Het appartement type III.A. op het gelijkvloers, thans ingericht als kantoorruimte begrijpende volgens de basisakte:
a) In privatieve en uitsluitende eigendom: overeenkomst de basisakte bestaande uit een hall, w.c., 3 slaapkamers met terras, badkamer, dressing, badkamer, living, eetkamer, berging en keuken, alsook in de kelderverdieping niveau -1 de kelder genummerd xx, doch thans ingericht als hall, 2 w.c.’s, 3 burelen met terras, archiefkamer, centraal bureau, berging en keuken, alsook in de kelderverdieping niveau -1 de kelder genummerd xx;
b) In mede-eigendom en gedwongen onverdeeldheid: driehonderd achtenveertig/tienduizendsten (348/10.000sten) in de gemene delen van het gebouw en in de grond.
2. De garage nummer xx in de kelderverdieping niveau -1, begrijpende:
a) In privatieve en uitsluitende eigendom: de eigenlijke garageruimte met poort;
b) In mede-eigendom en gedwongen onverdeeldheid: achttien tienduizendsten (18/10.000sten) in de gemene delen van het gebouw en in de grond.
Het appartement en de garage samen gekend onder perceelidentificatienummer […].
4. STAD […] – twaalfde afdeling
Een villa op en met grond en alle verdere aanhorigheden gestaan en gelegen te […], volgens titel ten kadaster bekend sectie M, nummer […], voor een oppervlakte van duizend tweehonderdnegentien vierkante meter (1.219 m²) en thans ten kadaster bekend, sectie M, nummer […], voor eenzelfde oppervlakte.
De echtgenoten hebben de modaliteiten en afwijkende keuzemogelijkheden in het ontwerp van de huwelijksovereenkomst in bijlage nader hebben uitgewerkt.
III. Motivering van de aanvraag
9. Het optioneel verblijvingsbeding beoogt, ten voordele van de langstlevende echtgenoot, de integrale/gedeeltelijke toewijzing, in volle en exclusieve eigendom, van alle goederen die tussen de echtgenoten in onverdeeldheid zijn op datum van overlijden. Het is hierbij irrelevant of het om een onverdeeldheid van roerende dan wel van onroerende goederen gaat. Evenmin is het relevant wat de oorsprong van de onverdeeldheid is, of wat de verhouding is waarin de echtgenoten in die onverdeeldheid gerechtigd zijn.
10. Het optioneel toekenningsbeding beoogt, ten voordele van de langstlevende echtgenote, de integrale/gedeeltelijke toekenning in volle en exclusieve eigendom van de voormelde roerende en onroerende goederen die de heer X op heden exclusief toebehoren (zie titel “2.2. rechtshandelingen”)[1]
11. Zowel het toekenningsbeding als het verblijvingsbeding krijgen enkel uitwerking wanneer het huwelijk wordt beëindigd door het overlijden van een echtgenoot. Beide bedingen zijn optioneel in die zin dat de langstlevende kan kiezen voor de integrale toepassing ervan, of voor een beperkte toepassing ervan, volgens diverse keuzemogelijkheden nader in het ontwerp van huwelijksovereenkomst uitgewerkt.
12. De door de echtgenoten beoogde doelstelling kunnen zij niet op een andere manier en met dezelfde civielrechtelijke gevolgen bereiken; noch door de wettelijke devolutie, noch door een testamentaire beschikking, noch door een contractuele erfstelling en evenmin door een schenking.
Zowel de testamentaire beschikking als de schenkingen zijn (voor zover deze buiten een huwelijksovereenkomst) gebeuren, namelijk eenzijdig herroepbaar. De echtgenoten wensen vanuit de solidariteitsgedachte elkaar net van zekerheid te voorzien in tegenstelling tot de onzekerheid die gepaard gaat met de mogelijkheid tot een eenzijdige herroeping.
Evenmin zou een wijziging naar het wettelijk stelsel voldoen aan de wensen en de noden van de echtgenoten gezien het stelsel van zuivere scheiding van goederen nog steeds het beste aansluit bij hun huidige noden en wensen nu zij elkaar nog steeds willen beschermen tegen eventuele schuldeisers tijdens het huwelijk.
De echtgenoten hebben twee gemeenschappelijke en minderjarige kinderen, de voordelen die de echtgenoten elkaar zouden kunnen toekennen (via testament, contractuele erfstelling of schenking) moeten bovendien worden opgenomen in de rekenboedel en op worden aangerekend op het beschikbaar deel. (art. 4.153 BW). Nu het toekenningsbeding en het verblijvingbeding een huwelijksvoordeel is (zoals hierna nader uiteengezet) kan dit vermeden worden voor zover dit om een volkomen huwelijksvoordeel gaat. Volkomen huwelijksvoordelen worden niet opgenomen in de rekenboedel en niet op het beschikbaar deel aangerekend. Ze zijn dan niet vatbaar voor enige vordering tot inkorting. Zolang de huwelijksvoordelen enerzijds, de gezamenlijke aanwinsten, anderzijds, de helft van de niet-aanwinsten van de echtgenoot die als eerste zal overlijden niet overtreffen, dan zullen de kinderen de aanrekening op het beschikbaar deel dus niet kunnen vragen. Zolang en voor zover de maxima of plafonds van art. 2.3.57 BW niet zijn bereikt is er immers geen sprake van opname in de rekenboedel noch aanrekening op het beschikbaar deel. De echtgenoten wensen elkaar dus op reserve-bestendige wijze te beschermen.
Gezien de echtgenoten twee gemeenschappelijke kinderen hebben en geen van hen niet-gemeenschappelijke kinderen heeft, valt deze regeling binnen het wettelijk kader van de huwelijksvoordelen met de daarmee gepaard gaande kwalificatie als niet-schenking. Het betreft namelijk een voordeel dat uit de samenstelling, de werking, de vereffening of de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen kan worden verkregen (artikelen 2.3.57 -2.3.64 van het Burgerlijk Wetboek). Het is bovendien algemeen aanvaard dat een huwelijksvoordeel op burgerrechtelijk vlak een overeenkomst ten bezwarende titel is.
13. artikel 2.7.1.0.2 VCF
“De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.
Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 4.18 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende voor het overlijden van de schenker aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform paragraaf 6 van het voormelde artikel.”
De echtgenoten verwijzen naar artikel 2.3.64 van het Burgerlijk Wetboek voor de kwalificatie van het toekenningsbeding en verblijvingsbeding als huwelijksvoordeel. Een huwelijksvoordeel wordt huwelijksvermogensrechtelijk verkregen, uit hoofde van het huwelijksstelsel, waarvan de vereffening voorgaat op de vaststelling van de omvang van de nalatenschap. Een huwelijksvoordeel is zowel civielrechtelijk als fiscaalrechtelijk een niet-schenking waarop noch erfbelasting noch schenkbelasting verschuldigd is. Deze kwalificatie is bovendien absoluut en kent geen uitzondering.
Dit artikel is bijgevolg niet van toepassing.
14. artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:
(…)
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”
Er is geen sprake van een schenking omwille van de kwalificatie als huwelijksvoordeel en niet-schenking.
Dit artikel is bijgevolg niet van toepassing.
15. artikel 2.7.1.0.4 VCF
“De langstlevende echtgenoot die ingevolge een huwelijksovereenkomst die niet aan de regels voor de schenkingen is onderworpen, meer dan de helft van de gemeenschap toegekend krijgt, wordt voor de heffing van de erfbelasting gelijkgesteld met de langstlevende echtgenoot die, als niet wordt afgeweken van de gelijke verdeling van de gemeenschap, het deel van de andere echtgenoot krachtens een schenking onder de levenden of een uiterste wilsbeschikking geheel of gedeeltelijk verkrijgt.”
Dit artikel is beperkt tot huwelijksstelsel waarbij er sprake is van een huwgemeenschap. Gelet op het stelsel van zuivere scheiding van goederen is er noch een gemeenschappelijk vermogen, noch een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen.
Er is noch wettelijke gemeenschap noch een conventionele gemeenschap, de toepassing van dit artikel is bijgevolg uitgesloten.
16. artikel 2.7.1.0.5 VCF [2]
“§ 1 De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2 De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”
De voorwaarden ((1) kosteloze beschikking, (2) binnen de drie jaar [3] voorafgaand aan het overlijden, (3) dat niet onderworpen is geweest aan schenkbelasting/registratiebelasting) van dit artikel zijn niet voldaan. Zowel het toekenningsbeding als het verblijvingsbeding zijn geen kosteloze beschikkingen. De kwalificatie als huwelijksvoordeel werkt bovendien ook in het fiscaal recht door.
17. artikel 2.8.1.0.1 VCF
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”
Er is geen sprake van een schenking omwille van de kwalificatie als huwelijksvoordeel en niet-schenking.
Dit artikel is bijgevolg niet van toepassing.
18. artikel 2.9.1.0.1. VCF
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verkooprecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen, met uitsluiting van de inbrengen, vermeld in artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.”
Het toekenningsbeding heeft betrekking op zowel roerende als onroerende goederen. Het artikel is bijgevolg van toepassing op de onroerende goederen die exclusief toebehoren aan een echtgenoot of op de overdracht van onroerende delen aan een echtgenoot die ingevolge de toepassing van de theorie van de derde verkrijger toetreedt tot een bestaande onverdeelheid (artikel 2.9.1.0.7 VCF). Het is niet van toepassing op de verkrijging van roerende goederen.
Bijgevolg is dit artikel gedeeltelijk van toepassing op het toekenningsbeding.
19. artikel 2.10.1.0.1 VCF
“1 Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verdeelrecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende :
1° gedeeltelijke of gehele verdelingen van onroerende goederen;
2° afstanden onder bezwarende titel, onder mede-eigenaars, van onverdeelde delen in onroerende goederen;
3° omzetting als vermeld in [2 artikel 4.61 en 4.62]2 van het Burgerlijk Wetboek, zelfs als er geen onverdeeldheid is.”
Dit artikel is van toepassing op de onroerende goederen waarop het verblijvingsbeding betrekking heeft.
Bijgevolg is dit artikel gedeeltelijk van toepassing op het verblijvingsbeding, voor zover het voorwerp betrekking heeft op goederen die ab initio in onverdeeldheid werden verkregen tussen de echtgenoten.
20. artikel 3.17.0.0.2 VCF
Het voorgenomen toekenningsbeding en verblijvingsbeding frustreren de voormelde artikelen niet en bijgevolg artikel 3.17.0.0.2 VCF niet omwille van het onderstaande:
- De echtgenoten zijn gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen dus doen geen uitbreng naar het eigen vermogen uit het gemeenschappelijk vermogen om op deze manier de heffing van erfbelasting te vermijden.
- De echtgenoten wensen elkaar tijdens het huwelijk te beschermen dus een wijziging van het stelsel gekoppeld aan een inbreng in een gemeenschappelijk vermogen of een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen aan hun huidig stelsel kan geen oplossing bieden voor de echtgenoten gezien zij de gewenste bescherming dan niet kunnen voorzien. Artikel 2.7.1.0.4 VCF is evenmin gefrustreerd want er is geen gemeenschap, gelet op de wens van de echtgenoten om hun huidig stelsel te behouden.
- Bovendien is er geen sprake van een schenking door de kwalificatie als huwelijksvoordeel, dus stellen de echtgenoten de schenkingen niet uit tot aan het overlijden waardoor art 2.7.1.0.3,3° VCF en artikel 2.7.1.0.5 VCF niet gefrustreerd zijn.
- Een verrekeningsbeding voldoet niet aan de noden van de echtgenoten omdat het tot een geldelijke regeling is beperkt. In tegenstelling tot het toekenningsbeding en verblijfsbeding waarbij de langstlevende echtgenoot in het bezit treedt van de goederen die de langstlevende heeft gekozen, met uitwerking vanaf het overlijden.
- Een legaat is ten alle tijden eenzijdig herroepbaar.
Een schenking is ten alle tijden eenzijdig herroepbaar. Bovendien druist een schenking in tegen de wens om de autonomie over eigen goederen en inkomsten te behouden nu het geschonken goed onmiddellijk het vermogen van de schenker verlaat.
IV. Beslissing
21. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerrechtelijk vlak.
Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan.
De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk verwezen wordt. Er kan niet worden ingegaan op een vraag tot toepassing van de erfbelasting in het algemeen.
Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht
22. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht, zoals in de aanvraag vermeld:
- Artikel 2.7.1.0.2 VCF, dat luidt als volgt:
De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.
Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 858bis van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform paragraaf 6 van het voormelde artikel.
- Artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF, dat luidt als volgt:
Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:
…
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
- Artikel 2.7.1.0.4 VCF, dat luidt als volgt:
De langstlevende echtgenoot die ingevolge een huwelijksovereenkomst die niet aan de regels voor de schenkingen is onderworpen, meer dan de helft van de gemeenschap toegekend krijgt, wordt voor de heffing van de erfbelasting gelijkgesteld met de langstlevende echtgenoot die, als niet wordt afgeweken van de gelijke verdeling van de gemeenschap, het deel van de andere echtgenoot krachtens een schenking onder de levenden of een uiterste wilsbeschikking geheel of gedeeltelijk verkrijgt.
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF, dat luidt als volgt:
§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de vijf jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van vijf jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.
- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.
- Artikel 2.9.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verkooprecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen, met uitsluiting van de inbrengen, vermeld in artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.
- Artikel 2.10.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verdeelrecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende :
1° gedeeltelijke of gehele verdelingen van onroerende goederen;
2° afstanden onder bezwarende titel, onder mede-eigenaars, van onverdeelde delen in onroerende goederen;
3° omzetting als vermeld in artikel 4.61 en 4.62 van het Burgerlijk Wetboek, zelfs als er geen onverdeeldheid is.
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF (antimisbruikbepaling), dat luidt als volgt:
Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.
De te beoordelen verrichting
23. Aanvragers wensen hun voorhuwelijkse huwelijksovereenkomst van xx.xx.2006 houdende aanneming van een stelsel van zuivere scheiding van goederen, aan te passen als volgt:
Door toevoeging aan dit stelsel van scheiding van goederen, voor het geval van ontbinding van het huwelijk door overlijden, van een optioneel verblijvingsbeding voor onverdeelde goederen en van een optioneel toekenningsbeding voor bepaalde niet onverdeelde goederen.
Beoordeling
24. Algemeen wordt aanvaard dat een huwelijksvoordeel een overeenkomst ten bezwarende titel is.
25. Het besluitvormingsorgaan merkt op dat het begrip ‘huwelijksvoordeel’ niet wettelijk gedefinieerd is, doch slechts omschreven in het kader van stelsels van gemeenschap van goederen. In de rechtsleer bestaan verschillende stromingen voor de invulling van het begrip huwelijksvoordeel in stelsels van scheiding van goederen.
Het besluitvormingsorgaan spreekt zich niet uit over de burgerrechtelijke kwalificatie van de in casu voorgenomen bedingen als geldige huwelijksvoordelen die bovendien zakenrechtelijke werking zouden hebben.
In de mate bijgevolg dat het (optioneel) verblijvingsbeding en het (optioneel) toekenningsbeding burgerrechtelijk kwalificeren als huwelijksvoordelen met zakenrechtelijke werking zal deze kwalificatie doorwerken in het fiscaal recht.
Fiscaal betekent dit dat de verblijving en/of toekenning aan de langstlevende echtgenoot ingevolge een huwelijksvoordeel niet behandeld wordt als een erfrechtelijke verkrijging, doch wel als een verkrijging op grond van een overeenkomst onder de levenden, meer bepaald een overeenkomst onder bezwarende titel.
26. In de mate dat het verblijvingsbeding en het toekenningsbeding in casu effectief geldige huwelijksvoordelen zijn, volgt het besluitvormingsorgaan dezelfde redenering voor de fiscale behandeling van deze verrichting.
1. Onderzoek van de artikelen 2.7.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.4 VCF, 2.7.1.0.5 VCF
1.1. Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.2 VCF?
27. Overeenkomstig artikel 2.7.1.0.2 VCF worden met erfbelasting belast, de goederen die verkregen worden uit de nalatenschap, via wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.
De verkrijging door een langstlevende echtgenoot van een huwelijksvoordeel is een huwelijksvermogensrechtelijke verkrijging.
28. Er zal geen toepassing gemaakt worden van artikel 2.7.1.0.2 VCF.
1.2. Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF?
29. De schenkingen van roerende goederen onder opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker, worden onder de erfbelasting geplaatst op grond van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF.
De burgerrechtelijke kwalificatie van het verblijvingsbeding en het toekenningsbeding als huwelijksvoordelen heeft als gevolg dat deze bedingen ten bezwarende titel zijn.
30. Er zal geen toepassing gemaakt worden van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF.
1.3. Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.4 VCF?
31. De toebedeling van meer dan de helft van een gemeenschap bij overlijden wordt fiscaal, zowel voor onroerende als voor roerende goederen onder de erfbelasting geplaatst op grond van artikel 2.7.1.0.4 VCF.
De verblijving van de onverdeelde goederen en de toekenning van de exclusief eigen goederen heeft volgens de aanvrager geen betrekking op een wettelijke of conventionele gemeenschap.
32. Er zal voor deze bedingen geen toepassing gemaakt worden van artikel 2.7.1.0.4 VCF.
1.4. Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.5 VCF?
33. Kosteloze beschikkingen die dagtekenen vanaf 1 januari 2025, gedaan door een erflater gedurende de vijf jaar voorafgaand aan het overlijden, welke niet onderworpen zijn geweest aan schenkbelasting of aan registratierechten op schenkingen worden onder de erfbelasting geplaatst op grond van artikel 2.7.1.0.5 VCF.
De burgerrechtelijke kwalificatie van het verblijvingsbeding en het toekenningsbeding als huwelijksvoordelen heeft als gevolg dat deze bedingen ten bezwarende titel zijn.
34. Er zal geen toepassing gemaakt worden van artikel 2.7.1.0.5 VCF.
2. Onderzoek van de artikelen 2.8.1.0.1 VCF, 2.9.1.0.1 VCF en 2.10.1.0.1 VCF
2.1. Mogelijke toepassing van artikel 2.8.1.0.1 VCF VCF?
35. Op grond van artikel 2.8.1.0.1 VCF wordt de schenkbelasting geheven op akten en geschriften die gelden als titel van een schenking onder de levenden.
De burgerrechtelijke kwalificatie van het optioneel verblijvingsbeding en het optioneel toekenningsbeding als huwelijksvoordeel heeft als gevolg dat deze bedingen ten bezwarende titel zijn.
36. Er zal geen toepassing gemaakt worden van artikel 2.8.1.0.1 VCF.
2.3. Mogelijke toepassing van artikel 2.9.1.0.1 VCF en artikel 2.10.1.0.1 VCF?
37. De burgerrechtelijke kwalificatie van het verblijvingsbeding en het toekenningsbeding als huwelijksvoordeel heeft als gevolg dat deze bedingen ten bezwarende titel zijn.
Een conventionele overdracht onder bezwarende titel van onroerende goederen valt in principe onder het toepassingsgebied van de registratiebelasting. We vallen dus terug op de algemene regels inzake het verkoop- of het verdeelrecht.
38. Samengevat betekent dit concreet het volgende:
- op de toebedeling/toekenning van de roerende goederen is geen erf- noch registratiebelasting verschuldigd;
- op de toebedeling van onroerende goederen zal het verdeelrecht verschuldigd zijn indien de echtgenoten dezelfde titel hebben in de onverdeeldheid. Is de verkrijger echter een derde-verkrijger, dan zal op de toebedeling/toekenning aan deze verkrijger het verkooprecht van toepassing zijn (op grond van artikel 2.9.1.0.7 VCF).
3. Onderzoek van fiscaal misbruik (artikel 3.17.0.0.2 VCF)
a) Algemeen
39. Elk contract dat is gesloten vanaf 1 juni 2012 kan afgetoetst worden aan de algemene antimisbruikbepaling, thans vervat in art. 3.17.0.0.2 VCF. Het contract maakt geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen.
40. De artikelen van titel 2, hoofdstuk 7 (erfbelasting) van de VCF vormen de rechtsgrond voor de heffing van de erfbelasting. Bij deze bepalingen wordt er geen onderscheid gemaakt tussen specifieke en algemene bepalingen. Evenwel is het zo dat de bepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF voorkomt dat men zich door gebruik van bepaalde rechtshandelingen buiten het toepassingsgebied van een heffingsbepaling stelt in strijd met de doelstellingen van deze bepaling, en dit doorslaggevend met fiscale motieven.
41. De fictiebepalingen ingevoegd in de VCF zijn terug te vinden in de artikelen 2.7.1.0.3 tot en met 2.7.1.0.9 VCF en betreffen regelingen waarbij de wetgever/decreetgever het noodzakelijk vond een bepaalde verkrijging gelijk te stellen met een legaat. De fictiebepalingen zijn geen specifieke misbruikbepalingen. Elke fictiebepaling heeft een specifiek doel. In de voorbereidende werken van elk van deze bepalingen kan de doelstelling worden nagelezen aan de hand waarvan een concrete techniek kan worden geëvalueerd. De fictiebepaling kan enkel worden toegepast als er voldaan is aan de voorwaarden die door het overeenkomstig artikel uit de VCF worden gesteld.
Uit de structuur van de VCF kan worden afgeleid dat de decreetgever met de artikelen 2.7.1.0.3 tot en met 2.7.1.0.9 VCF geen specifieke misbruikbepalingen voor ogen had: de algemene misbruikbepaling is opgenomen in titel 3 (Inning en Invordering), die algemeen de procedurebepalingen bevat terwijl de fictiebepalingen opgenomen zijn in titel 2 (Belastingheffing), die de inhoudelijke bepalingen bevat. Meer bepaald werden de fictiebepalingen opgenomen onder hoofdstuk 7 (Erfbelasting), afdeling 1 (belastbaar voorwerp).
42. De antimisbruikbepaling, zoals opgenomen in art. 3.17.0.0.2 VCF, is een algemene bepaling. Het gegeven dat een artikel van titel 2, hoofdstuk 7 (erfbelasting), van de VCF niet kan worden toegepast omdat de voorwaarden niet zijn voldaan sluit de inroeping door de Vlaamse Belastingdienst van art. 3.17.0.0.2 VCF niet uit. Dit laatste artikel werd immers in het leven geroepen om te voorkomen dat de overledene voor zijn overlijden via bepaalde (legale) technieken zijn nalatenschap zou laten vererven met ontwijking van de erfbelasting.
b) In casu
43. Uit de gegevens opgenomen in de aanvraag blijkt dat de aanvragers gehuwd zijn onder het stelsel van scheiding van goederen, en dat zij hieraan een (optioneel) verblijvingsbeding met betrekking tot onverdeelde goederen en een (optioneel) toekenningsbeding met betrekking tot welbepaalde eigen goederen wensen toe te voegen.
44. Gelet op de concrete feitenconstellatie en de in de aanvraag opgenomen motivering, is het besluitvormingsorgaan van oordeel dat de voorgelegde verrichting in casu geen fiscaal misbruik uitmaakt van voormelde artikelen, in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
45. Deze beslissing heeft alleen betrekking op de Vlaamse erfbelasting en registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.
Voetnoten
[1] Opmerking van het besluitvormingsorgaan: uit de uiteenzetting in randnummer 7 van de aanvraag hiervoor, alsook uit het ontwerp van wijzigende huwelijksovereenkomst dat bij de aanvraag gevoegd was, blijkt dat een wederkerig toekenningsbeding zal bedongen worden.
[2] Opmerking van het besluitvormingsorgaan: Artikel 2.7.1.0.5 VCF werd gewijzigd door artikel 31 van het programmadecreet van 20 december 2024, waardoor §1, eerste lid, en §2, eerste lid, van artikel 2.7.1.0.5 VCF vanaf 1 januari 2025 als volgt luiden (voor kosteloze beschikkingen vanaf deze datum):
§1 De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de vijf jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.”
(eigen onderlijning)
“§ 2. De termijn van vijf jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.”
[3] Opmerking van het besluitvormingsorgaan: zelfde opmerking als vorige voetnoot.