Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 25069 - Omvorming NV naar BV voor uitbreng OG Vlaamse Belastingdienst

VB 25069 - Omvorming NV naar BV voor uitbreng OG

Voorafgaande beslissing
Nummer

25069

Datum beslissing

11 augustus 2025

Publicatiedatum

15 september 2025

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.9.1.0.4. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Wij vragen formeel om bevestiging dat:

1.1. de voorgenomen verrichting, namelijk de uitbreng van het onroerend goed uit de vennootschap, in aanmerking komt voor de heffing van het vast recht conform de uitzonderingen voorzien artikel 2.9.1.0.4. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF), ondanks het gegeven dat “X” ten tijde van de aankoop nog fungeerde als naamloze vennootschap.

1.2. Te horen zeggen dat voormelde verrichting het artikel 3.17.0.0.2 VCF niet schendt.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door de heer […] notaris te […] namens:

2.1. Vennootschap; “X”, besloten vennootschap, met zetel te […], ingeschreven in het rechtspersonenregister te […], afdeling […] onder het nummer […] en onderworpen aan de BTW onder nummer BE […].

2.2. de aandeelhouders:

2.2.1 De heer Y, geboren te […] op xx.xx.1946, nationaal nummer […], echtgenoot van mevrouw Z, wonende te […];

2.2.2 Mevrouw Z, geboren te […] op xx.xx.1960, nationaal nummer […], echtgenote van de heer Y, wonende te […].

3. Onderlinge verhouding van aandeelhouders: echtgenoten.

Historiek aandeelhouders:

  • De heer Y is houder van 89 aandelen.
  • Mevrouw Z is houder van 106 aandelen.

En dit vanaf de oprichting.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. Verwerving van het onroerend goed:

Onroerend goed: appartementen gemerkt […] met garages […] deel uitmakende van een appartementsgebouw met aanhorigheden genaamd […] gelegen aan de […] gekadastreerd volgens titel sectie A nummer […] met een oppervlakte van elf are vijvenzeventig centiare (11a 75ca).

Aankoopdatum: de besloten vennootschap “X”, voornoemd, is eigenaar geworden van voorschreven onroerende goederen samen blijkens akte aankoop verleden voor notaris […], destijds te […], met tussenkomst van notaris […], te […], op xx.xx.2019.

Taxatie aan 10% registratiebelasting (zie aanslagbiljet in bijlage bij de aanvraag).

III. Motivering van de aanvraag

5. Reden van de uitbreng

  • Tijdens de buitengewone algemene vergadering der aandeelhouders van de besloten vennootschap “X”, voornoemd, de dato xx.xx.2025 werd beslist om over te gaan tot uitkering van een liquidatiereserve ten bedrage van 320.000,00 euro te vergoeden door uitbreng van twee appartementen met garages gelegen in het appartementsgebouw […].
  • Uit de liquiditeits- en solvabiliteitstest blijkt dat er geen enkel obstakel is voor uitkering van de 320.000 € aan reserves en dat deze uitkering in geen enkele mate invloed zal hebben op de financiële positie van de vennootschap zowel qua liquiditeit als qua solvabiliteit.
  • De voorschreven goederen werden destijds aangekocht met betaling van het verkooprecht door de naamloze vennootschap “X”, voornoemd.
  • “X” werd opgericht onder de vorm van NV blijkens akte verleden voor notaris […] te […] (fusiegemeente […]) op xx.xx.1993, bekendgemaakt in de bijlage bij het Belgisch Staatsblad de dato xx.xx.1994 onder nummer […] en werd omgevormd naar een BV, blijkens proces-verbaal opgemaakt door notaris […] te […] op xx.xx.2022, bekendgemaakt in gezegd bijlage de dato xx.xx. nadien onder nummer […], en aldus meer dan 3 jaar geleden. Dat die omzetting gebeurd is naar aanleiding van invoering van het wetboek vennootschap en verenigingen. Dat de besloten vennootschap veel beter aansluit bij de huidige vennootschapsstructuur en dat de nv enkel nog bedoeld is voor grote publieke vennootschappen.
  • De huidige aandeelhouders waren toen reeds de (enige) aandeelhouders van de vennootschap in dezelfde verhouding als op vandaag.
  • Dat Vlabel bij standpunt van 11 maart 2024, gepubliceerd op 2 april 2024 gesteld heeft dat een dividenduitkering in natura op zich geen overdracht ten bezwarende titel uitmaakt, zodat - voor het gedeelte dat de uitkering wordt aangerekend op de passiefrubriek van het eigen vermogen ‘beschikbare reserves’ – het verkooprecht niet zal verschuldigd zijn in toepassing van art. 2.9.1.0.4, tweede lid VCF.

6. Beoogde juridische procedure van uitbreng: dividenduitkering in natura.

Verzoek tot beslissing:

Wij verzoeken VLABEL om te bevestigen dat:

  1. De uitbreng van het onroerend goed uit de vennootschap onder het vast registratierecht kan vallen.
  2. Er geen toepassing is van het verkooprecht.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

7. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

8. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

9. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.9.1.0.4 VCF dat luidt als volgt:

“Het verkooprecht wordt ook gevestigd op de verkrijging, op welke wijze ook, anders dan bij inbreng in een vennootschap, door een of meer vennoten van onroerende goederen die in België liggen en die voortkomen van een vennootschap onder firma, van een commanditaire vennootschap, van een besloten vennootschap of van een coöperatieve vennootschap.

De verkrijging zal evenwel belast worden volgens haar gemeenrechtelijke aard als het gaat om :

1° onroerende goederen die in de vennootschap zijn ingebracht, als ze verkregen zijn door de persoon die de inbreng gedaan heeft;

2° onroerende goederen die door de vennootschap met betaling van het verkooprecht verkregen zijn, als het vaststaat dat de vennoot die eigenaar van die onroerende goederen wordt, deel uitmaakte van de vennootschap toen laatstgenoemde de goederen verkreeg.

In geval van verkrijging van maatschappelijke onroerende goederen door al de vennoten door een gehele of gedeeltelijke vereffening conform boek 2, titel 8, hoofdstuk 1, afdeling 2, van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, is, naargelang van het geval, de registratiebelasting die met toepassing van het eerste of het tweede lid is gevestigd, van toepassing op de latere toebedeling van de goederen aan een of meer vennoten.

Als al de vennoten maatschappelijke onroerende goederen verkrijgen naar verhouding van hun participatie in de vennootschap zonder enige tegenprestatie, waarbij die verkrijging boekhoudkundig wordt aangerekend op de beschikbare of onbeschikbare inbreng, is, naargelang van het geval, de registratiebelasting die met toepassing van het eerste of het tweede lid is gevestigd, van toepassing op de latere toebedeling van de goederen aan een of meer vennoten.”

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

10. Artikel 2.9.1.0.4, eerste lid VCF stelt als algemene regel dat het verkooprecht van toepassing is wanneer een vennoot onroerend goederen verkrijgt op welke wijze ook die voortkomen van een besloten vennootschap.

In casu zijn de aanvragers vennoten van de BV X op het ogenblik van de voorgenomen uitkering van de onroerende goederen voornoemd in randnummer 4 waardoor artikel 2.9.1.0.4 VCF toepassing kan vinden.

11. Artikel 2.9.1.0.4, tweede lid voorziet in twee uitzonderingen waarbij de uit-breng voor de heffing van de registratiebelasting wordt beoordeeld volgens haar burgerrechtelijke aard.

In casu is het tweede lid van artikel 2.9.1.0.4 VCF van toepassing aangezien de verkrijgende vennoten reeds vennoot waren van de vennootschap toen deze de betrokken onroerende goederen met toepassing van het verkooprecht verkreeg.

De uitkering van een onroerend goed dat boekhoudkundig wordt aangerekend op de passiefrubriek van het eigen vermogen ‘beschikbare reserves’ wordt gelijkgesteld met een dividenduitkering in natura. Een dividenduitkering in natura is op zich geen overdracht ten bezwarende titel, zodat - voor het gedeelte dat de uitkering wordt aangerekend op de passiefrubriek van het eigen vermogen ‘beschikbare reserves’ – het verkooprecht niet zal verschuldigd zijn in toepassing van artikel 2.9.1.0.4, tweede lid VCF.

12. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. De voorgenomen verrichting maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

Het besluitvormingsorgaan is niet bevoegd om zich uit te spreken over de toepassing van het algemeen vast recht. Dit is immers een federale bevoegdheid.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.