Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 25084 - Inbreng onroerend goed gevolgd door de verkoop van de aandelen Vlaamse Belastingdienst

VB 25084 - Inbreng onroerend goed gevolgd door de verkoop van de aandelen

Voorafgaande beslissing
Nummer

25084

Datum beslissing

22 september 2025

Publicatiedatum

17 november 2025

Heffing

  • Registratiebelasting

Wettelijke basis

  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De verrichting kadert in een doordachte familiale vermogensplanning en bedrijfsoverdracht, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan het behoud van het evenwicht tussen de kinderen en het toekomstgericht structureren van het familievermogen. De betrokken partijen vragen dan ook bevestiging van de Vlaamse Belastingdienst dat deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF, en dat de normale regels van de VCF van toepassing blijven, zonder herkwalificatie of bijkomende belastingheffing.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door:

2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1961, wonende te […], ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […] (hierna: “X” genoemd);

2.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1971, wonende te […], ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […] (hierna: “Y” genoemd);

X en Y worden hierna samen de “ouders” en elk afzonderlijk een “ouder” genoemd.

Een kopie van de identiteitskaart van X en Y wordt gevoegd als bijlage 1 bij de aanvraag.

X en Y hebben twee kinderen, zijnde:

  • De heer A, geboren te […] op xx.xx.1994, wonende te […], ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […] (hierna: “A” genoemd);
  • De heer B, geboren te […] op xx.xx.1997, wonende te […], ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […] (hierna: “B” genoemd);

A en B worden hierna samen ook wel de “kinderen” en elk afzonderlijk een “kind” genoemd.

Een kopie van de identiteitskaart van A en B wordt gevoegd als bijlage 2 bij de aanvraag.

3. Volgende vennootschappen zijn betrokken bij de verrichting:

3.1. De besloten vennootschap C, met zetel te […], ondernemingsnummer […]. (hierna: “BV C” genoemd);

3.2. Een nog door A en B op te richten holdingvennootschap (hierna: “Holdingvennootschap” genoemd);

3.3. De besloten vennootschap D, met zetel te […], ondernemingsnummer […]. (hierna: “BV D” genoemd);

3.4. De besloten vennootschap E, met zetel te […], ondernemingsnummer […]. (hierna: “BV E” genoemd).

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. BESCHRIJVING VAN DE REEDS GEDANE SCHENKINGEN EN DE HUIDIGE STRUCTUUR

4.1. Reeds gedane schenkingen

Op xx.xx.2020 heeft BV D de volgende aandelen aangekocht van de ouders tegen de hierna volgende waarden:

  • 374 aandelen in volle eigendom van de BV E tegen de prijs van € 1.250.000,00.
  • 148 aandelen in volle eigendom van de BV C tegen de prijs van € 148.000,00.

De voornoemde prijzen werden voldaan door boeking op rekening-courant waardoor de ouders een schuldvordering hadden ten bedrage van € 1.398.000,00 op de BV D.

Op xx.xx.2022 hebben de ouders hun voornoemde schuldvorderingen op de voornoemde vennootschappen geschonken aan A.

Op xx.xx.2021 werd een schenking gedaan door de ouders aan B van 12ha09a68ca grond en dit voor een waarde van € 1.397.874,00. Deze schenking had betrekking op de volgende percelen grond:

  • Stad […] (voorheen […]) – […]: een perceel grond, ter plaatse genaamd ‘[…]’, zevende afdeling, […], eerste afdeling, sectie C, volgens recente kadastrale legger gekend onder nummer […], met een oppervlakte van 39a27ca.
  • Stad […] (voorheen […]) – […]: verschillende percelen grond, ter plaatse genaamd ‘[…]’ op het kadaster bekend onder […], zevende afdeling, […], eerste afdeling, sectie C, volgens recente kadastrale legger gekend onder nummers […] met een oppervlakte van 68a84ca.
  • Stad […] (voorheen […]) – […]: verschillende percelen grond, ter plaatse genaamd ‘[…]’ op het kadaster bekend onder […], zevende afdeling, […], eerste afdeling, sectie C, volgens recente kadastrale legger gekend onder nummers […] met een oppervlakte van 07ha04a36ca.
  • Stad […] (voorheen […]) – […]: verschillende percelen grond, ter plaatse genaamd ‘[…]’ op het kadaster bekend onder […], zevende afdeling, […], eerste afdeling, sectie C, volgens recente kadastrale legger gekend onder nummers […] met een oppervlakte van 03ha61a56ca
  • Stad […] (voorheen […]) – […]: een perceel grond, ter plaatse genaamd ‘[…]’ op het kadaster bekend onder […], zevende afdeling, […], eerste afdeling, sectie C, volgens recente kadastrale legger gekend onder nummer […] met een oppervlakte van 13a98ca.
  • Stad […] (voorheen […]) – […]: een perceel grond, ter plaatse genaamd ‘[…]’ op het kadaster bekend onder […], zevende afdeling, […], eerste afdeling, sectie C, volgens recente kadastrale legger gekend onder nummer […] met een oppervlakte van 21a67ca.

Daarnaast werd er in 2021 door de ouders en door B een vakantiewoning aangekocht in […]. De vakantiewoning werd in de volgende verhouding aangekocht:

  • Door de ouders voor het levenslang vruchtgebruik;
  • Door B voor de blote eigendom met gelden die hij van zijn ouders heeft geschonken gekregen;

De ouders hebben verder ook nog een bijkomende schenking gedaan aan B voor het bekostigen van de verbouwingswerken aan de vakantiewoning.

Op heden heeft B dus meer ontvangen van zijn ouders via schenking dan A, meer bepaald de blote eigendom van de vakantiewoning.

4.2. Huidige structuur + activiteiten

4.2.1. BV C:

De aandeelhoudersstructuur in BV C is op heden als volgt:

  • De BV D: 148 aandelen in volle eigendom
  • De heer X: 76 aandelen in volle eigendom
  • Mevrouw Y: 76 aandelen in volle eigendom

Het bestuursorgaan in BV C is op heden als volgt samengesteld:

  • De BV D, vertegenwoordigd door de heer A
  • De heer X
  • Mevrouw Y

De BV C is een patrimoniumvennootschap, die een onroerend goed in leasing heeft gegeven aan de BV E waarin deze laatste haar activiteiten uitoefent. De BV C bezit geen andere goederen dan dit onroerend goed in leasing.

4.2.2. BV D:

De aandeelhoudersstructuur in BV D is op heden als volgt:

  • De heer A: 200 aandelen in volle eigendom

Het bestuursorgaan in BV D is op heden als volgt samengesteld:

  • De heer A

De BV D is een managementvennootschap.

4.2.3. BV E:

De aandeelhoudersstructuur in BV E is op heden als volgt:

  • De BV D: 374 aandelen in volle eigendom
  • De heer X: 188 aandelen in volle eigendom
  • Mevrouw Y: 188 aandelen in volle eigendom

Het bestuursorgaan in BV E is op heden als volgt samengesteld:

  • De BV D, vertegenwoordigd door de heer A;
  • De BV […], vertegenwoordigd door de heer X.

De BV E heeft als activiteit alle handels- en nijverheidsverrichtingen van melk en zuivelproducten in het algemeen en in het bijzonder de productie en verkoop van boter, room, weiproducten, industriële kaas en merkkazen, ambachtelijke kazen en melkpoeders, voedingswaren en dranken, alsmede alle mogelijke afgeleide producten. Daarnaast ook de handel, zowel kleinhandel, groothandel, ambulante handel als e-commerce in zuivelproducten, in het bijzonder de hiervoor vermelde producten en ambachtelijke hoeveproducten.

5. BESCHRIJVING VAN DE VOORGENOMEN VERRICHTINGEN

5.1. Reeds gedane schenkingen + doel van de verrichtingen

Zoals af te leiden valt uit de hierboven vermelde huidige structuur is één van de kinderen, nl. A op heden reeds ingestapt in het bedrijf van de ouders. De instap is gebeurd op de wijze zoals vermeld. Op heden wenst het tweede kind, nl. B ook in te stappen in het bedrijf van de ouders.

Er werd gezocht naar een manier om B te kunnen laten instappen in het bedrijf zonder dat A verder wordt benadeeld. Zoals reeds uiteengezet heeft B op heden reeds meer ontvangen vanuit schenkingen vanwege de ouders dan A. Het is niet de bedoeling van de ouders om een verder onevenwicht te creëren tussen de kinderen. Aldus is de piste van een schenking ten voordele van B geen optie voor de ouders.

Aldus werd het hierna vermelde overnamescenario uitgewerkt met als doel:

  • De instap van B in het bedrijf en de volledige overname van het bedrijf door de kinderen mogelijk te maken;
  • Een evenwichtige overdracht van het familiaal vermogen naar de kinderen te bewerkstelligen;
  • De continuïteit van het familiebedrijf te bewerkstelligen;
  • Geen verdere schenkingen uit te voeren teneinde de familiale evenwichten niet te verstoren;
  • Een structurering van het familiaal bedrijf met het oog op een toekomstig beheer via de Holdingvennootschap;

5.2. Voorgenomen verrichtingen

5.2.1. Volgende onroerende verrichtingen zouden doorgevoerd worden:

  • B brengt van de gronden die hij destijds heeft geschonken gekregen +/- 10ha grond in in de BV C, en dit tegen een waarde van 1.250.000 euro. Hiervoor worden door de BV C 1.250 nieuwe aandelen uitgegeven op naam van B. Deze inbreng is vrij van het verkooprecht en onderworpen aan het vast recht inzake registratierechten cf. art. 2.9.1.0.1. VCF en artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.
  • De ouders brengen de resterende gronden die bij hen in bezit zijn en die bedrijfsmatig worden gebruikt (4ha79a24ca) eveneens in in BV C, en dit tegen een waarde van 600.000 euro. Hiervoor worden door de BV C 600 nieuwe aandelen uitgegeven op naam van de ouders. Deze inbreng is vrij van het verkooprecht en onderworpen aan het vast recht inzake registratierechten cf. art. art. 2.9.1.0.1. VCF en artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.
  • De hoeve wordt door de ouders verkocht aan BV C voor een prijs van 760.000 euro. Deze overdracht is onderworpen aan het verkooprecht van 12%.

5.2.2. Vervolgens wordt de Holdingvennootschap opgericht in geld door de kinderen. Elk van de kinderen zal een participatie van 50% hebben in deze Holdingvennootschap.

5.2.3. Vervolgens worden de volgende aandelenoverdrachten doorgevoerd:

  • De BV D verkoopt haar 148 aandelen in volle eigendom van BV C aan de Holdingvennootschap voor een prijs van 148.000 euro;
  • De BV D verkoopt haar 374 aandelen in volle eigendom van BV E aan de Holdingvennootschap voor een prijs van 1.800.000 euro;
  • De ouders verkopen 750 van hun 752 aandelen (152 aandelen op heden en 600 nieuw uitgegeven aandelen n.a.v. de inbreng van gronden) in volle eigendom van BV C aan de Holdingvennootschap voor een prijs van 750.000 euro;
  • De ouders verkopen 374 van hun 376 aandelen in volle eigendom van BV E aan de Holdingvennootschap voor een prijs van 1.800.000 euro;
  • B verkoopt zijn aandelen in volle eigendom van BV C, dewelke hij heeft verkregen door de inbreng van zijn gronden in BV C, aan de Holdingvennootschap voor een prijs van 1.250.000 euro;

Deze aandelenoverdrachten worden betaald door inschrijving op rekening-courant van de verkopers.

Na deze overdrachten, zal de Holdingvennootschap er als volgt uitzien:

Aandelen BV E

3.600.000,00

Eigen vermogen

10.000,00

Aandelen BV C

2.148.000,00

Rekening-courant BV D

1.948.000,00

Liquide middelen

10.000,00

Rekening-courant B

1.250.000,00

Rekening-courant ouders

2.550.000,00

Totaal actief

5.758.000,00

Totaal passief

5.758.000,00

Feitelijk is het natuurlijk de bedoeling dat beide kinderen in gelijke mate bijdragen aan de financiering van de Holdingvennootschap gezien ze beiden ook voor 50% aandeelhouder zullen zijn. Maar in casu zal A via BV D 698.000 euro meer bijdragen aan de financiering van de aankoop van de aandelen dan B. Daarom zal de Holdingvennootschap mogelijks nog een bancaire financiering aangaan zodat een deel van de rekening-courant van BV D kan uitbetaald worden en/of zal bepaald worden dat bij overtollige liquiditeiten in hoofde van de Holdingvennootschap de rekening-courant van BV D eerst zal terugbetaald worden tot deze op eenzelfde niveau gebracht is als de rekening-courant van B.

5.2.4. Door B zal er een nieuwe vennootschap opgericht worden, die als managementvennootschap zal werken binnen BV E. Er zal een lening aangevraagd worden van € 300.000,00, teneinde dit als rekening-courant in te brengen in de Holdingvennootschap. Met deze gelden kan een gedeelte van de prijs voor de aankoop van de aandelen van BV D betaald worden.

III. Motivering van de aanvraag

6. Algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF

Artikel 3.17.0.0.2 VCF luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.

De aanvragers menen dat de hiervoor vermelde verrichtingen geen fiscaal misbruik uitmaken in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF, meer bepaald dat de overdracht van de aandelen door B aan de Holdingvennootschap geen fiscaal misbruik is en dus niet geherkwalificeerd wordt in een overdracht van een onroerend goed onderworpen aan het verkooprecht. Daarvoor zien we de volgende argumenten:

6.1. De voorgestelde verrichtingen en de voorgestelde nieuwe structuur zijn ingegeven door legitieme familiale en reële economische motieven, meer bepaald:

6.1.1. De bedrijfsopvolging door de kinderen:

Een belangrijke drijfveer achter de transacties is de wens van de ouders om het familiebedrijf op gestructureerde wijze over te dragen aan hun kinderen, met oog op de verdere uitbouw en continuïteit van de familiale activiteit. Op vandaag zit de hoeve in borg bij […] voor leningen van BV E en zitten de landerijen onder en rond de kaasboerderij in borg voor leningen bij de […]. De vraag werd gesteld aan […] en […] of de borgen konden worden vrijgegeven maar gezien de recente kredietaanvraag kon hieraan niet voldaan worden.

De ouders wensen na de overdracht van het bedrijf aan de kinderen verder ook niet meer borg te staan voor leningen op de verschillende vennootschappen. Dat is ook logisch, gezien de ouders na de verkoop van aandelen zoals vermeld in deze aanvraag geen controle meer zullen hebben over de betrokken vennootschappen en dus ook het risico niet meer kunnen onder controle houden.

Indien de groei zich verder zet, kan men met de geplande uitbreidingswerken in 2025 een groei van 80,00% van de omzet realiseren. Bij de huidige kredietaanvragen bij 2 banken is gebleken dat de solvabiliteit een belangrijk gegeven zal zijn, mochten er in de toekomst nog bijkomende financieringen worden aangevraagd. Gezien de bedrijfsleiding verder ook verwacht (omwille van een sterke groei in het buitenland) dat de omzet verder zal toenemen, zal men ook genoodzaakt zijn om binnen een periode van 3 jaar een verdere uitbreiding te doen om de stijging van de omzet te kunnen opvangen met een stijging van de productiecapaciteit. Bij de huidige investeringen werd dus reeds rekening gehouden met een verdere uitbreiding binnen een termijn van 3 jaar. Gezien de kredietvraag op heden en gezien er binnen een periode van 3 jaar wellicht een nieuwe kredietaanvraag zal worden gelanceerd om de kaasboerderij verder uit te breiden, is het aangeraden om de kapitaalstructuur van BV C (waar de kredietaanvraag binnen een aantal jaren zal gebeuren) te verstevigen. Door ook zoveel mogelijk gronden in te brengen in BV C i.p.v. deze te verkopen aan BV C, ontstaat er ook geen rekening-courant (schuld) in de vennootschappen die met leningslasten zitten, hetgeen ten goede zal komen bij volgende kredietaanvragen.

De inbreng van de gronden zorgt er ook voor dat het bedrijfspatrimonium samengebracht wordt.

6.1.2. De familiale evenwichten:

Door middel van het voornoemde scenario wordt het evenwicht tussen de kinderen gerespecteerd. Beide zonen hebben in het verleden reeds schenkingen ontvangen van de ouders, waarbij B een iets groter vermogen ontving dan A. Om het familiaal evenwicht tussen de kinderen te respecteren, wensen de ouders geen verdere schenkingen te verrichten die dit onevenwicht zouden bestendigen of versterken. De voorgestelde verrichtingen hebben dat ook tot doel het vermogen van de familie, waaronder een aantal onroerende goederen te structureren en over te dragen op een wijze die het familiale evenwicht tussen beide kinderen bewaart. De gekozen structuur vermijdt elke verdere bevoordeling van één kind boven het andere.

6.1.3. Governance:

In het kader van een gezonde governance-structuur, en met het oog op een gecentraliseerd en gebalanceerd beheer, wensen de kinderen samen een holdingvennootschap op te richten. Deze holding zal fungeren als beheersvennootschap boven de patrimoniumvennootschap en boven de exploitatievennootschap (dus een klassieke structuur met de holding als moeder en het vastgoed en exploitatie als twee aparte dochters).

Deze gecentraliseerde structuur laat toe om:

  • Het familiaal vermogen efficiënt te beheren;
  • Toekomstige investeringen gecoördineerd te plannen;
  • En familiaire beslissingen te nemen met respect voor evenwicht en inspraak.

6.2. Er is geen gebruik van uitzonderingsbepalingen of fiscale gunstmaatregelen zonder tegenprestatie (zoals bijvoorbeeld schenkingen zonder registratiebelastingen) die niet overeenstemmen met hun doel of ratio legis.

6.2.1. De inbreng van de onroerende goederen en de verkoop van de aandelen zijn juridisch neutrale transacties aan marktvoorwaarden: Elke stap in deze structuur gebeurt tegen marktwaarde, op basis van onafhankelijke waarderingen. Er is geen sprake van bevoordeling van één van de betrokkenen, noch van een overdracht ten kosteloze titel. Er worden geen fiscale vrijstellingen of gunstmaatregelen ingeroepen die niet stroken met hun finaliteit. De structuur is economisch verantwoord en juridisch transparant. Zij beantwoordt aan een normale gang van zaken bij familiale vermogensoverdracht en bedrijfsoverdracht, zonder enige constructie die louter gericht is op het ontwijken of omzeilen van fiscale heffing.

6.2.2. Er worden geen artificiële rechtshandelingen ondernomen. De oprichting van de Holdingvennootschap dient een legitiem governance-doel en is duurzaam opgezet met oog op lange termijn.

Er is dan ook geen sprake van een verrichting met als voornaamste doel het verkrijgen van een belastingvoordeel dat in strijd is met de doelstellingen van de VCF.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

7. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

8. Volgend artikel van de VCF wordt onderzocht:

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

9. Zoals voormeld is A, één van de zonen van de echtgenoten X-Y reeds ingestapt in het bedrijf van de ouders via zijn management vennootschap BV D. Om de andere zoon, B ook te laten instappen zonder dat A verder wordt benadeeld (B heeft al schenkingen van de ouders gekregen) worden volgende verrichtingen voorgenomen:

  • B brengt van de gronden die hij destijds heeft geschonken gekregen +/- 10ha grond in in de BV C, en dit tegen een waarde van 1.250.000 euro. Hiervoor worden door de BV C 1.250 nieuwe aandelen uitgegeven op naam van B;
  • De ouders brengen de resterende gronden die bij hen in bezit zijn en die bedrijfsmatig worden gebruikt (4ha79a24ca) eveneens in in BV C, en dit tegen een waarde van 600.000 euro. Hiervoor worden door de BV C 600 nieuwe aandelen uitgegeven op naam van de ouders;
  • De hoeve wordt door de ouders verkocht aan BV C voor een prijs van 760.000 euro. Deze overdracht is onderworpen aan het verkooprecht van 12%;
  • Oprichting Holdingvennootschap opgericht in geld door de kinderen. Elk van de kinderen zal een participatie van 50% hebben in deze Holdingvennootschap.
  • Doorvoering van volgende aandelenoverdrachten:
    • De BV D verkoopt haar 148 aandelen in volle eigendom van BV C aan de Holdingvennootschap voor een prijs van 148.000 euro;
    • De BV D verkoopt haar 374 aandelen in volle eigendom van BV E aan de Holdingvennootschap voor een prijs van 1.800.000 euro;
    • De ouders verkopen 750 van hun 752 aandelen (152 aandelen op heden en 600 nieuw uitgegeven aandelen n.a.v. de inbreng van gronden) in volle eigendom van BV C aan de Holdingvennootschap voor een prijs van 750.000 euro;
    • De ouders verkopen 374 van hun 376 aandelen in volle eigendom van BV E aan de Holdingvennootschap voor een prijs van 1.800.000 euro;
    • B verkoopt zijn aandelen in volle eigendom van BV C, dewelke hij heeft verkregen door de inbreng van zijn gronden in BV C, aan de Holdingvennootschap voor een prijs van 1.250.000 euro;

Alle aandelenoverdrachten worden betaald door inschrijving van een schuldvordering op rekening-courant van de verkopers tov de Holdingvennootschap.

Om de gelijke bijdragen aan de financiering van de Holdingvennootschap door A en B zal de Holdingvennootschap mogelijks nog een bancaire financiering aangaan zodat een deel van de rekening-courant van BV D kan uitbetaald worden en/of zal bepaald worden dat bij overtollige liquiditeiten in hoofde van de Holdingvennootschap de rekening-courant van BV D eerst zal terugbetaald worden tot deze op eenzelfde niveau gebracht is als de rekening-courant van B.

Door B zal er een nieuwe vennootschap opgericht worden, die als managementvennootschap zal werken binnen BV E. Er zal een lening aangevraagd worden van € 300.000,00, teneinde dit als rekening-courant in te brengen in de Holdingvennootschap. Met deze gelden kan een gedeelte van de prijs voor de aankoop van de aandelen van BV D betaald worden.

10. Indien de inbreng van de onroerende goederen (gronden) door de ouders en B in de vennootschap BV C uitsluitend wordt vergoed door maatschappelijke rechten zal het verkooprecht overeenkomstig artikel 2.9.1.0.3 VCF niet worden geheven.

11. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen.

De inbreng van de onroerende goederen (gronden) in BV C gevolgd door de verkoop van de in ruil gekregen aandelen door de ouders en de zoon, B, aan de op te richten holdingvennootschap verschaft onmiskenbaar een fiscaal voordeel voor de partijen aangezien er op deze verrichtingen geen registratiebelasting zal worden geheven. Dit in tegenstelling tot de verkoop van de onroerende goeden aan de op te richten Holdingvennootschap of aan BV C die onderworpen zou worden aan het verkooprecht van 12% (artikel 2.9.1.0.1 VCF).

De voorgenomen verrichtingen, m.n. de inbreng van onroerende goederen in een patrimoniumvennootschap en onmiddellijk daaropvolgend de overdracht van aandelen van deze vennootschap in de holdingvennootschap, zijn voldoende bedrijfseconomisch gemotiveerd zodat deze op zich en in combinatie met de eventueel reeds voltooide verrichtingen niet geviseerd worden door art. 3.17.0.0.2 VCF.

Het besluit dat de voorgenomen verrichtingen, al dan niet in combinatie met de voorafgaande rechtshandelingen, niet geviseerd worden door artikel 3.17.0.0.2 VCF, blijft slechts gelden voor zover de schuldvordering die de ouders zullen bezitten tegenover de holdingvennootschap niet binnen een korte termijn direct of indirect wordt geschonken of kwijtgescholden.

De Vlaamse Belastingdienst doet enkel uitspraak over de fiscale aspecten met betrekking tot de Vlaamse registratiebelasting. Zij spreekt zich niet uit over de vennootschapsrechtelijke en boekhoudkundige aspecten van de hoger beschreven verrichtingen.