VB 25087 - Inbreng onroerende goederen in vennootschap en schenking van de in ruil verkregen aandelen - FAM
- Nummer
25087
- Datum beslissing
22 september 2025
- Publicatiedatum
17 november 2025
Heffing
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 3.17.0.0.2. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 2.8.6.0.3. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat:
1.1. de schenking van de aandelen van de hierna vermelde vennootschap, verkregen ingevolge de reeds voltooide inbreng van onroerende goederen, onderworpen is aan schenkbelasting overeenkomstig artikel 2.8.4.1.1., §2, VCF dan wel artikel 2.8.6.0.3, §1, 2°, VCF;
1.2. de voltooide inbreng van onroerende goederen gevolgd door de voorgenomen schenking van de aandelen op zichzelf en in hun combinatie niet ingegeven zijn door fiscale motieven en aldus niet kwalificeren als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door […], met zetel te […], namens:
de heer X, ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […] (hierna ook genoemd 'de heer X' of de 'aanvrager'). De heer X woont te […].
3. De heer X heeft reeds meer dan vijf jaar zijn woonplaats in het Vlaamse Gewest. Hij is geboren te […] op xx.xx.1952 en is Belgische rijksinwoner.
4. De heer X is weduwnaar van mevrouw Y. Zij hebben drie kinderen:
4.1. De heer […] (geboren op xx.xx.1977, wonende te […]), echtgescheiden, die geen verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd;
4.2. Mevrouw […] (geboren op xx.xx.1979, wonende te […]), ongehuwd, die geen verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd;
4.3. De heer […] (geboren op xx.xx.1989, wonende te […]), echtgenoot van mevrouw […], gehuwd onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen.
5. De heer X is eigenaar van diverse ondernemingen. De ondernemingen zijn actief in de voedingsindustrie in de brede zin waaronder […]. Z is een familiebedrijf dat al 100 jaar een authentieke en toonaangevende rol speelt binnen de voedingssector, waarbij zij een uitgebreid en op maat gemaakt assortiment aanbieden.
6. De volgende vennootschap is betrokken bij de reeds voltooide inbreng: NV A, ondernemingsnummer […], met maatschappelijke zetel te […]. Deze vennootschap werd opgericht op xx.xx.1989 en is reeds 36 jaar actief in de voedingsindustrie.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
7. Op xx.xx.2025 heeft de heer X reeds een inbreng gedaan van onroerende goederen in voormelde vennootschap (zie in bijlage 1 bij de aanvraag: Inbrengakte d.d. xx.xx.2025). Het betrof de volgende onroerende goederen, waarvan de heer X enig eigenaar was (zie bijlage 5 bij de aanvraag: Kadastrale uittreksels):
- […], eerste afdeling, […]: bouwgrond, kadastraal sectie C nummer […], groot 83a 31ca;
- […], eerste afdeling, […]: hangar op en met grond, kadastraal sectie C nummers […] en […], groot 20a 10ca;
- […], eerste afdeling, […]: kantoorgebouw op en met grond, kadastraal sectie C nummer […], groot 3a 45ca;
- […], eerste afdeling, […]: bouwgrond, kadastraal sectie C nummer […], groot 8a 42ca;
- […], eerste afdeling, […] met naastgelegen percelen weiland, kadastraal sectie C nummers […], groot 49a 19ca;
- […], eerste afdeling, […]: perceel grond, kadastraal sectie C nummer […], groot 4a 29ca.
8. De totale inbrengwaarde bedroeg € 2.905.000,00. Als vergoeding voor deze inbreng heeft de heer X 15 nieuwe aandelen verkregen in NV A (zie bijlage 1 bij de aanvraag: Inbrengakte en bijlage 6 bij de aanvraag: Aandeelhoudersregister).
9. De heer X heeft nu de bedoeling om deze 15 nieuwe aandelen, verkregen ingevolge de inbreng, te laten toekomen aan zijn kinderen. Hij zal deze aandelen in volle eigendom schenken.
10. Deze schenking zal gebeuren voor een Belgische notaris.
III. Motivering van de aanvraag
11. Operationele overwegingen
11.1. De heer X is bezig met de structurering van zijn vermogen, zowel op het vlak van eigendomsstructuur als op het vlak van beheer en continuïteit. Het zakelijk vermogen van de heer X bestaat uit verschillende ondernemingen, waaronder NV A, en diverse onroerende goederen.
11.2. NV A werd reeds opgericht in 1989 en is sindsdien onafgebroken actief in de voedingssector. Het familiebedrijf Z heeft een 100-jarige traditie in deze sector en speelt een toonaangevende rol in de productie en verkoop van voedingsproducten. Binnen NV A is reeds meer dan 10 jaar personeel werkzaam. Uit de jaarrekening gepubliceerd per xx.xx.2024 blijkt dat het om gemiddeld 4,6 FTE gaat (zie bijlage 3 bij de aanvraag: Jaarrekening NV A per xx.xx.2024). Dit toont aan dat er sprake is van een echte, operationele onderneming met substantiële werkgelegenheid.
11.3. Vóór de inbreng van xx.xx.2025 was er sprake van een operationeel inefficiënte structuur. De vennootschap NV A gebruikte verschillende onroerende goederen die eigendom waren van de heer X persoonlijk. Voor dit gebruik betaalde de vennootschap een huurvergoeding aan de heer X. Deze huurvergoedingen werden door de heer X aangifte van als belastbare inkomsten, zoals blijkt uit zijn aanslagbiljet inkomstenbelasting 2023 (€ 17.360,60 aan huurinkomsten onroerende goederen) (zie bijlage 2 bij de aanvraag: Aanslagbiljet inkomstenbelasting 2023).
11.4. De inbreng van xx.xx.2025 had als doel de onzekerheid weg te werken betreffende de bestemming van de onroerende goederen die essentieel zijn voor de bedrijfsvoering. Vóór de inbreng bestond het risico dat deze goederen na het overlijden van de heer X in onverdeeldheid zouden komen tussen alle erfgenamen, wat zou kunnen leiden tot onzekerheid over de continuïteit van het gebruik ervan door de vennootschap. Door de inbreng wordt gewaarborgd dat de vennootschap permanent kan beschikken over deze bedrijfskritische activa, ongeacht erfenisrechtelijke overwegingen.
11.5. Bovendien had de inbreng als voordeel dat daarmee geen vergoeding meer moet worden betaald aan de heer X, zodat de vennootschap niet verder een schuld opbouwt aan hem. Immers, de verschuldigde vergoedingen werden geboekt in rekening-courant in het voordeel van de heer X.
12. Duidelijke bestemming en proportionaliteit
12.1. De heer X heeft een duidelijke en logische bestemming voor zijn onroerende goederen:
- Onroerende goederen die gebruikt werden door de vennootschap: deze werden ingebracht in de vennootschap (de goederen vermeld in punt 6);
- Onroerende goederen die niet gebruikt worden door de vennootschap en derhalve ook niet werden ingebracht: deze zal hij rechtstreeks schenken aan zijn kinderen. Het betreft onder meer de volgende goederen:
- […]: hooiland, groot 39a 40ca
- […]: weiland, groot 284a 50ca
- […]: bebouwde oppervlakte gewoon, groot 11a 02ca
- […]: bouw- en weiland, groot 802a 98ca
Alle goederen die tot het vermogen van de vennootschap behoren, worden actief gebruikt voor de activiteit van de vennootschap. Er zijn 3 percelen die daarop een uitzondering vormen: percelen […] (bouwland).
Deze werden ooit gekocht door de vennootschap met het oog op vrijwaring van de omliggende gronden voor woningbouw.
12.2. Deze bestemming toont aan dat er geen sprake is van een kunstmatige fiscale constructie, maar wel van een logische en proportionele aanpak waarbij elk vermogensbestanddeel zijn natuurlijke bestemming krijgt.
13. Uitvoering van een reeds eerder genomen beslissing
13.1. De timing van de inbreng wordt mede verklaard door externe factoren. Het voornemen tot inbreng bestond reeds sinds 2017, maar werd uitgesteld omdat OVAM een bodemonderzoek wilde uitvoeren, waarbij OVAM zelf de kosten zou dragen voor een eventuele verontreiniging. Dit proces heeft enkele jaren geduurd en men wenste dit af te wachten.
13.2. In 2019 wou de heer X dit terug oppikken. Door Covid-19 en medische prioriteiten is het dossier even on hold gezet.
14. Continuïteit en langetermijnplanning
14.1. Op xx.xx.2025, slechts 11 dagen vóór de inbreng, heeft de heer X Stichting Administratiekantoor "[…]" opgericht in Nederland (zie bijlage 4 bij de aanvraag: STAK oprichtingsakte). Deze STAK heeft als doel de continuïteit van de vennootschappen verder te waarborgen en toont de langetermijnvisie van de heer X aan. Bij de oprichting van de STAK werden aandelen van NV A overgedragen aan de STAK ter certificering. Alle aandelen van NV A behoorden op dat moment – en dus voor de inbreng – reeds toe aan de kinderen van de heer X.
In antwoord op bijkomende vragen werd volgende informatie bekomen:
“de heer X is niet langer eigenaar van certificaten. De chronologie is als volgt:
- Op xx.xx.2025 heeft de heer X zijn 90,25 aandelen ingebracht in de STAK en hiervoor 90,25 certificaten ontvangen
- Op xx.xx.2025 heeft hij deze 90,25 certificaten in volle eigendom geschonken aan zijn drie kinderen
- Momenteel bezit de heer X geen certificaten meer”.
14.2. De volledige structurering, zowel de inbreng als de voorgenomen schenking, kadert binnen een bredere continuïteitsplanning. Door de inbreng van de bedrijfskritische onroerende goederen wordt gewaarborgd dat de vennootschap permanent over deze activa kan beschikken, ongeacht toekomstige erfenisrechtelijke verdelingen.
14.3. De inbreng zorgt er voor dat de ingebrachte onroerende goederen geen deel meer uitmaken van de nalatenschap van de heer X. Op deze manier kan de heer X bepaalde vermogensbestanddelen behoeden voor een (gedwongen) uitonverdeeldheidtreding tussen de verschillende erfgenamen. Dit voorkomt dat bedrijfskritische activa na zijn overlijden onderworpen worden aan de onzekerheden en mogelijke geschillen die inherent zijn aan erfenisrechtelijke verdelingen en afspraken tussen de erfgenamen na het overlijden van de heer X.
14.4. Alle drie kinderen zijn reeds aangesteld als bestuurder van NV A en zijn dus actief betrokken bij de leiding en het beheer van de vennootschap, wat de continuïteit van de bedrijfsvoering verder waarborgt.
14.5. De heer X wenst door middel van deze verrichtingen aan zijn kinderen de mogelijkheid te geven om de familiale onderneming verder te zetten. De voorgenomen schenking van aandelen aan de kinderen, die reeds als bestuurders operationeel verantwoordelijk zijn, vormt een logische voortzetting van de reeds bestaande familiale betrokkenheid en geen kunstmatige constructie.
14.6. Het is niet de bedoeling van de heer X om zich volledig te onttrekken aan het aandeelhouderschap. Hij zal actief deelnemen aan de aandeelhoudersvergaderingen en op die manier verder het beleid van de vennootschap mee bepalen, samen met zijn kinderen die als bestuurders operationeel verantwoordelijk zijn.
14.7. In antwoord op bijkomende vragen werd op xx.xx.2025 volgende informatie bekomen:
“De huidige aandelenstructuur is als volgt:
- De drie kinderen bezitten samen 100% van de certificaten van de STAK in volle eigendom (ieder 118,33 certificaten)
- De STAK bezit 355 aandelen (95,95%) van NV A
- De heer X bezit rechtstreeks 15 nieuwe aandelen (4,05%) van NV A, verkregen door de inbreng van xx.xx.2025
- Er is geen sprake van vruchtgebruik; alle schenkingen gebeurden in volle eigendom”.
“Toekomstige certificering van de 15 nieuwe aandelen
- De voorgenomen schenking van de 15 aandelen zal in volle eigendom gebeuren (niet met voorbehoud van vruchtgebruik)
- Na deze schenking zullen de drie kinderen ieder hun 5 aandelen inbrengen in de STAK tegen uitgifte van certificaten
- Het eindresultaat zal zijn dat de STAK 100% aandeelhouder wordt van NV A, met de drie kinderen als gelijke certificaathouders”.
14.8. Op xx.xx.2025 werd hieraan toegevoegd:
“De heer X zal inderdaad geen voorbehoud van vruchtgebruik nemen op de 15 aandelen, om de gehele vermogensplanning consistent en transparant te houden. Alle schenkingen in het verleden gebeurden reeds in volle eigendom.
Dit betekent echter geenszins dat de heer X zich terugtrekt uit de vennootschap:
1. Gedelegeerd bestuurder: De heer X blijft gedelegeerd bestuurder van NV A en behoudt aldus een centrale rol in het dagelijks bestuur en de strategische beslissingen van de vennootschap.
2. Bestuursfuncties in dochtervennootschappen: Hij blijft eveneens actief als bestuurder in de dochtervennootschappen, hetzij:
- In eigen naam als natuurlijk persoon
- Als vaste vertegenwoordiger van NV A.
De keuze om geen vruchtgebruik voor te behouden is dus louter ingegeven door de wens om een heldere eigendomsstructuur te creëren, niet om de heer X uit de onderneming te weren. Integendeel, zijn blijvende betrokkenheid via bestuursmandaten verzekert de continuïteit van het familiebedrijf. Met de inbreng van de onroerende goederen en de daaropvolgende schenking wil hij voornamelijk de goederen onderbrengen in de structuur onder andere om de continuïteit te waarborgen, zoals uiteengezet in de aanvraag.”.
15. Verschillende finaliteiten: economische vs. familiale aangelegenheden
15.1. De inbreng en de schenking hebben fundamenteel verschillende finaliteiten:
De inbreng van xx.xx.2025 is zuiver een economische aangelegenheid. Het doel hiervan is het waarborgen van operationele efficiëntie en bedrijfscontinuïteit. Door de inbreng wordt de inefficiënte huurstructuur tussen de vennootschap en de aandeelhouder weggenomen, waarbij de vennootschap voorheen huurvergoedingen moest betalen aan de heer X voor het gebruik van onroerende goederen die essentieel zijn voor de bedrijfsvoering. Deze eliminatie van de huurstructuur zorgt niet alleen voor een fiscaal en administratief eenvoudigere structuur, maar waarborgt tevens de bedrijfszekerheid op lange termijn. Na het overlijden van de heer X zal de vennootschap niet meer afhankelijk zijn van de beslissingen van erfgenamen betreffende de beschikbaarheid van deze bedrijfskritische onroerende goederen. Door de centralisatie van het beheer binnen één operationele entiteit wordt bovendien een meer gestroomlijnde en efficiënte bedrijfsvoering mogelijk.
De voorgenomen schenking daarentegen is uitsluitend een familiale aangelegenheid die kadert binnen de opvolgingsplanning en vermogensoverdracht aan de volgende generatie. Het doel is het benutten van de wettelijke mogelijkheden die de wetgever heeft gecreëerd voor familiale vermogensplanning, waarbij gebruik wordt gemaakt van het schenkingstarief van 3% of met een vrijstelling indien voldaan is aan de voorwaarden van artikel 2.8.6.0.3 VCF. Deze schenking kadert binnen de familiale planning van een bedrijf met een 100-jarige traditie, waarbij de continuïteit en de opvolging worden gewaarborgd door de actieve betrokkenheid van de kinderen, die reeds als bestuurders fungeren binnen NV A.
15.2. Deze verschillende doelstellingen tonen aan dat er geen sprake is van één gecoördineerde fiscale optimalisatie, maar wel van de logische combinatie van twee legitieme, autonome behoeften met elk hun eigen motivering.
16. Geen kortetermijn exit-strategie
16.1. De aanvrager bevestigt dat het niet de bedoeling is om, op korte of middellange termijn, het ingebrachte vastgoed uit de vennootschap te halen ten voordele van de aandeelhouders, het ingebrachte vastgoed te verkopen aan één van de aandeelhouders, noch de aandelen te vervreemden aan derden.
16.2. Het is de bedoeling van de heer X om het ingebrachte vastgoed te onderwerpen aan het ondernemingsrisico (affectio societatis). De inbreng gebeurde niet met het oog op een schenking van het vastgoed zelf, maar wel om de operationele structuur te optimaliseren en de continuïteit te waarborgen.
17. Eerdere voorafgaandelijke beslissingen
17.1. Ik verwijs naar de Voorafgaandelijke Beslissing VB 23040, waarin Uw Dienst eveneens tot de conclusie komt dat de inbreng van onroerende goederen in een vennootschap gevolgd door een schenking van de aandelen een schenking van roerende goederen uitmaakt, belast op grond van artikel 2.8.4.1.1 VCF. Er is tevens, zo luidt de beslissing, geen sprake van fiscaal misbruik. (Deze voorafgaandelijke beslissing is reeds bekend bij Uw Dienst.)
17.2. De situatie van de heer X vertoont gelijkaardige kenmerken als deze precedent-casus:
- Bestaande, operationele vennootschap (NV A sinds 1989)
- Reële bedrijfsactiviteiten (voedingssector, 100-jarige traditie)
- Substantiële werkgelegenheid (4,6 FTE, >10 jaar personeel)
- Operationele noodzaak voor de inbreng (eliminatie huurstructuur)
- Verschillende, autonome finaliteiten voor inbreng en schenking
- Langetermijnplanning (STAK, familiale opvolging)
- Geen kortetermijn exit-strategie
- Kinderen reeds bestuurders: logische voortzetting bestaande betrokkenheid
- STAK certificaten al in eigendom kinderen
- Volledige documentatie beschikbaar (zie bijlagen 1-6 bij de aanvraag).
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
18. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
Over de reeds voltooide inbreng van de onroerende goederen kan het besluitvormingsorgaan zich niet uitspreken.
19. Volgende artikelen van de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF dat luidt als volgt:
“§ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen:
TABEL I
verkrijging in rechte lijn en tussen partners | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 3 | - |
150.000,01 | 250.000 | 9 | 4500 |
250.000,01 | 450.000 | 18 | 13.500 |
450.000,01 | 27 | 49.500 | |
TABEL II
tarief tussen alle andere personen | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A schijf in euro | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 10 | - |
150.000,01 | 250.000 | 20 | 15.000 |
250.000,01 | 450.000 | 30 | 35.000 |
450.000,01 | 40 | 95.000 | |
§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt:
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;
- Artikelen 2.8.6.0.3, dat luidt als volgt;
“§ 1. In afwijking van artikel 2.8.4.1.1 wordt van de schenkbelasting vrijgesteld :
1° de schenking van de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van de activa die door de schenker of zijn partner beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een familiale onderneming. Die vrijstelling is niet van toepassing op de overdrachten van onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd;
2° de schenking van de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van aandelen van een familiale vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een van de staten van de Europese Economische Ruimte, op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap die op het ogenblik van de schenking onder de levenden in volle eigendom toebehoren aan de schenker en zijn familie, ten minste 50% van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen.
In afwijking van het eerste lid vertegenwoordigen de aandelen van de vennootschap die op het ogenblik van de schenking in volle eigendom toebehoren aan de schenker en zijn familie, minstens 30% van de stemrechten in die vennootschap, als hij en zijn familie aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
1° samen met één andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar zijn van de aandelen van de vennootschap die minstens 70% van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen;
2° samen met twee andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar zijn van de aandelen van de vennootschap die minstens 90% van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen.
Voor de toepassing van het tweede lid komen de aandelen die toebehoren aan rechtspersonen, niet in aanmerking om te worden samengeteld met de aandelen die toebehoren aan de schenker.
§ 2. Voor de toepassing van dit artikel en artikel 2.8.6.0.4 tot en met artikel 2.8.6.0.7 wordt verstaan onder :
1° familiale onderneming : een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf of een vrij beroep dat door de schenker of zijn partner, al dan niet samen met anderen, persoonlijk wordt geëxploiteerd en uitgeoefend;
2° familiale vennootschap : een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot voorwerp heeft en uitoefent.
Als de vennootschap aan het voorgaande niet beantwoordt, maar aandelen houdt die minstens 30 % van de stemrechten van één directe dochtervennootschap vertegenwoordigen die aan die voorwaarde beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in een van de staten van de Europese Economische Ruimte, wordt ze ook beschouwd als een familiale vennootschap.
Vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben, worden uitgesloten van de vrijstelling, vermeld in paragraaf 1. Een vennootschap wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben als uit de balansposten van ofwel de goedgekeurde jaarrekening in geval van een vennootschap als vermeld in paragraaf 2, punt 2°, eerste lid, ofwel de goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening in geval van een vennootschap als vermeld in paragraaf 2, punt 2°, tweede lid, van minstens een van de drie boekjaren die voorafgaan aan de datum van de authentieke akte van schenking, cumulatief blijkt dat :
a) de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage uitmaken dat gelijk is aan of lager is dan 1,50 % van de totale activa;
b) de terreinen en gebouwen meer dan 50 % uitmaken van het totale actief. De begiftigde kan het tegenbewijs daarvan leveren.
Voor de toepassing van de hiervoor vermelde omschrijving moet worden begrepen onder :
a) bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen : de waarde, opgenomen onder de gelijknamige post van de resultatenrekening van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de geconsolideerde jaarrekening. Als een vennootschap geen jaarrekening volgens het standaardmodel naar Belgisch recht hoeft neer te leggen, is het de waarde die opgenomen is onder de post waaruit alle kosten blijken die naar hun aard als kosten kunnen worden beschouwd voor de tewerkstelling van personeel in dienstverband;
b) terreinen en gebouwen : de waarde, opgenomen onder de gelijknamige balanspost van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening of onder een soortgelijke post van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. Als een vennootschap geen jaarrekening volgens het standaardmodel naar Belgisch recht hoeft neer te leggen, wordt een soortgelijke post bedoeld die opgenomen is onder de post materiële vaste activa;
c) totaal actief : de waarde, opgenomen onder de balanspost totaal van de activa van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening;
3° aandelen :
a) naargelang het geval:
1) als de familiale vennootschap een naamloze vennootschap, een Europese vennootschap of een Europese coöperatieve vennootschap is, dan wel een vennootschap met een andere rechtsvorm waarvoor het Belgische of buitenlandse recht dat haar beheerst, voorziet in een vergelijkbaar begrip: elk deelbewijs met stemrecht dat een deel van het kapitaal vertegenwoordigt;
2) als de familiale vennootschap een vennootschapsvorm heeft waarvoor het Belgische of buitenlandse recht dat de vennootschap beheerst, niet voorziet in het begrip kapitaal of een vergelijkbaar begrip: elk deelbewijs met stemrecht dat is uitgereikt als tegenprestatie voor een inbreng of naar aanleiding van de incorporatie van onbeschikbare reserves;
b) de certificaten van aandelen, uitgereikt door rechtspersonen met een zetel in een van de staten van de Europese Economische Ruimte, ter vertegenwoordiging van aandelen van familiale vennootschappen die aan de gestelde voorwaarden voldoen en waarvan de rechtspersoon de verplichting heeft om de dividenden en andere vermogensvoordelen onmiddellijk en uiterlijk binnen een maand door te storten aan de certificaathouder;
4° familie van de schenker of de aandeelhouder als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° :
a) de partner van de schenker of aandeelhouder, waarbij het begrip partner voor de aandeelhouder op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de schenker;
b) de verwanten in rechte lijn van de schenker of aandeelhouder, alsook hun partners, waarbij het begrip partner op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de schenker;
c) de zijverwanten van de schenker of aandeelhouder tot en met de tweede graad en hun partners, waarbij het begrip partner op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de schenker;
d) de kinderen van broers en zussen van de schenker of aandeelhouder.
§ 3. Als een vennootschap met toepassing van paragraaf 2, 2°, tweede lid, als een familiale vennootschap wordt beschouwd, wordt de vrijstelling beperkt tot de waarden van de aandelen van de vennootschap in de dochtervennootschappen die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot voorwerp hebben en die hun zetel van werkelijke leiding in een van de staten van de Europese Economische Ruimte hebben.”;
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
20. Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting voor de schenking van aandelen van een familiale vennootschap moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:
- er moet voldaan zijn aan de participatievoorwaarde zoals bepaald in artikel 2.8.6.0.3, §1, 2°, VCF;
- de vennootschap moet de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben en uitoefenen, dan wel minstens 30 % van de aandelen houden van minstens één directe dochtervennootschap die aan deze voorwaarde beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte zoals bepaald in artikel 2.8.6.0.3, §2, 1°, eerste en tweede lid, VCF;
- de vennootschap moet een reële economische activiteit hebben als bepaald in artikel 2.8.6.0.3, §2, 1°, derde lid, VCF.
Deze voorwaarden moeten cumulatief vervuld zijn om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting. Of aan de voorwaarden is voldaan wordt beoordeeld op het moment van de schenking.
21. Onder de voorwaarden van artikel 2.8.6.0.3, § 2, 3° VCF en artikel 2.7.4.2.2, § 2, 3° VCF zullen de certificaten van een stichting (administratiekantoor) als fiscaal transparant worden beschouwd.
Wanneer de participatievoorwaarde wat betreft de certificaten vervuld is, zal bij de beoordeling van de overige voorwaarden door de stichting administratiekantoor gekeken worden.
22. De vrijstelling geldt enkel voor familiale vennootschappen. Een familiale vennootschap is een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel heeft en deze ook effectief uitoefent.
Een vennootschap heeft een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of oefent een vrij beroep uit, wanneer in eerste instantie uit de statuten van de vennootschap een dergelijk doel blijkt.
Het is niet voldoende dat enkel het maatschappelijk doel in de statuten een dergelijke activiteit bevat. De vennootschap moet de activiteit ook werkelijk uitoefenen, hetgeen zal dienen aangetoond te worden. Zo zal het louter beheer van roerende of onroerende goederen of het verkrijgen en aanhouden van aandelen of deelbewijzen niet aanvaard worden als een voormelde activiteit.
Dat de activiteit vermeld in de statuten daadwerkelijk wordt uitgeoefend kan met alle middelen van recht, met uitzondering van de eed worden aangetoond. Veelal zal uit de jaarrekening kunnen afgeleid worden of de vennootschap een dergelijke activiteit uitoefent (o.a. uit de posten 34, 40, 44, 60, 62 en 70 van de jaarrekening). Indien dit niet zo is, zullen bijkomende stukken dienen te worden bijgebracht (vb. facturen, cliëntenlisting, gegevens in de KBO...).
23. De vennootschappen dewelke een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit hebben of een vrij beroep uitoefenen, kunnen volgens de VCF beschouwd worden als familiale vennootschappen. Familiale vennootschappen die echter geen reële economische activiteit hebben, zijnde de vennootschappen die cumulatief voldoen aan de twee in de VCF vermelde parameters, worden alsnog van het toepassingsgebied uitgesloten, ondanks het feit dat zij in eerste instantie wel een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit of een vrij beroep uitoefenen en er tevens voldaan is aan de participatievoorwaarde.
De parameters zullen gecontroleerd worden aan de hand van de jaarrekening van de vennootschap indien het een vennootschap betreft die gelegen is binnen de EER en zelf een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent
24. In de eerste parameter (de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage uitmaken dat gelijk is aan of lager is dan 1,50 % van de totale activa) worden de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen vergeleken met het totaal actief van de vennootschap. De post bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen is de post 62 van de resultatenrekening van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. De post bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen omvat enkel de kosten verbonden aan het personeel dat is ingeschreven in het personeelsregister. Er wordt derhalve geen rekening gehouden met uitkeringen en vergoedingen van bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten toegekend buiten enige arbeidsovereenkomst of personeelskosten die onder de post 61 werden geboekt.
25. In de tweede parameter (de terreinen en gebouwen meer dan 50 % uitmaken van het totale actief) worden de terreinen en gebouwen vergeleken met het totaal actief van de vennootschap. Onder "terreinen en gebouwen" wordt de waarde bedoeld die opgenomen is onder post 22 van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. Het betreft derhalve de terreinen en gebouwen geboekt als materiële vaste activa. Er wordt derhalve rekening gehouden met de boekwaarde van deze terreinen en gebouwen, hetgeen logisch is gelet op het feit dat bij de totale activa ook rekening gehouden wordt met de boekwaarde.
Ook voor het totaal actief wordt gekeken naar de (geconsolideerde) jaarrekening, meer bepaald naar de waarde, opgenomen onder balanspost 20/58.
Concreet zal de controle van deze voorwaarde gebeuren aan de hand van de (geconsolideerde) jaarrekening(en) die gepubliceerd zijn op het ogenblik dat de schenking plaatsvindt.
26. Het beslissingsorgaan kan zich over het vervullen van voormelde voorwaarden tot vrijstelling van de schenkbelasting niet uitspreken vermits er geen voorafgaande beslissing kan worden afgeleverd over het onderzoek, de controle en het gebruik van bewijsmiddelen (art. 3.22.0.0.1, § 3, tweede lid, c) VCF).
27. Deze voorafgaande beslissing vervangt geenszins het voorafgaand attest dat kan worden aangevraagd in het geval van een voorgenomen schenking overeenkomstig art. 3.21.0.0.1 VCF.
Er is aldus geen verplichting om een attest aan te vragen. Met het oog op de rechtszekerheid voor de burger is evenwel voorzien in een facultatief systeem waarbij men een attest kan aanvragen.
Voorafgaand aan de authentieke akte van schenking kan de belanghebbende aldus een verzoek richten tot de Vlaamse Belastingdienst om een attest te bekomen waaruit blijkt dat op het moment van het verzoek en op basis van de gegevens, aangereikt door de verzoeker, al dan niet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.8.6.0.3 VCF is voldaan.
28. Artikel 2.8.6.0.3 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt dat aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de vrijstelling moet voldaan zijn op het ogenblik van de schenking. Het hierboven vermelde attest leidt dus niet automatisch tot een vrijstelling van de schenkbelasting. Het recht op vrijstelling moet op het ogenblik van de schenking en het aanbieden ter registratie van de akte beoordeeld worden. Indien het attest kort voor de schenking werd bekomen en de feiten ongewijzigd zijn, kan de vrijstelling worden toegepast.
29. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen.
Er moet worden onderzocht of het daadwerkelijk de bedoeling is van de inbrengers/schenkers om de ingebrachte onroerende goederen te onderwerpen aan het ondernemingsrisico (affectio societatis) en het niet de bedoeling is de onroerende goederen te schenken aan de begunstigden van de aandelen.
De inbreng, gevolgd door de schenking van de aandelen van de vennootschap verschaft onmiskenbaar een fiscaal voordeel voor de partijen aangezien de aandelen kunnen geschonken worden aan het gunstige vlak tarief van 3% voor schenkingen van roerende goederen in rechte lijn. Indien de voorwaarden van artikel 2.8.6.0.3 VCF voldaan zijn kan de schenking zelfs worden verwezenlijkt met vrijstelling van de schenkbelasting. Dit in tegenstelling tot een schenking van de onroerende goederen zelf - in de veronderstelling dat deze schenking niet in aanmerking komt voor de vrijstelling van een schenking van een familiale onderneming - die onderworpen zal worden aan de progressieve tarieven van tabel I van artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF.
Het besluitvormingsorgaan is van oordeel dat de inbreng van de onroerende goederen in de vennootschap door de vader, X, gevolgd door een schenking van de volle eigendom van de aandelen van de vennootschap aan zijn drie kinderen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.
Door de onroerend goederen kort voor de schenking van de aandelen in te brengen in de vennootschap NV A wordt ingegaan tegen artikel 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF, m.n. de progressiviteit in de schenkbelasting.
Met deze progressiviteit in de schenkbelasting wordt bedoeld dat het tarief van de schenkbelasting voor onroerende goederen wordt bepaald door een dubbel progressievoorbehoud: zowel de band die de schenker heeft met de begiftigde, als de grootte van de schenking bepalen het tarief.
Om deze progressiviteit in de schenkbelasting te kunnen kaderen moeten we teruggrijpen naar het verleden:
Vóór de Wet van 30 augustus 1913 werd het schenkingsrecht berekend volgens een gewoon evenredig tarief met een verschillend percentage naargelang de schenking roerende of onroerende goederen tot voorwerp had, naargelang het ging om schenkingen aan verwanten in de rechte lijn of aan andere personen.
Door de Wet van 30 augustus 1913 werden voor het schenkingsrecht en het successierecht dezelfde tarieven ingevoerd. Hierbij werd de verschillende tarifering van de schenkingen van roerende en van onroerende goederen opgeheven doch werden voor de schenkingen aan andere dan verwanten in rechte lijn verschillende tariefklassen ingevoerd.
Door artikel 19 van de Wet van 11 oktober 1919 (B.S. 13 november 1919, 6025) brengende wijzigingen in de wetten op de successie-, registratie- en overschrijvingsrechten werd de parallelle tarifering van de schenkingsrechten en de successierechten verbroken door de invoering van een progressief successierecht per schijf. Het schenkingsrecht bleef gewoon evenredig.
In de memorie van toelichting (Kamer, 1918/19, 109) is het volgende te lezen:
“Bij art. 19 wordt de nieuwe bepaling der tarieven vastgesteld.
Hierin het voorbeeld van het merendeel der Europeesche landen en, inzonderheid, dat onzer Noorder- en Zuiderburen volgende, wordt door het ontwerp eene belasting gevestigd, die bij schijven klimt te gelijkertijd als de hoegrootheid van het aan elken erfgenaam of legataris opgekomen aandeel.
Indiener eene belasting is, die zich leent aan trapsgewijze verhooging volgens het vermogen van den belastingplichtige, zoo is dat onmiskenbaar wel het successierecht, omdat deze belasting volgens de bewoordingen van de Heer Raymond Poinearé “atteint le redevable au moment où il s’enrichit, sans effort, sans travail, souvent d’une manière inesperée”.…”.
Deze maatregel gaf geen bevrediging.
Voor belangrijke schenkingen lieten de percentages nog in belangrijke mate de ontwijking toe van de successierechten. Bovendien werden schenkingen voor een klein of middelmatig bedrag door de toepasselijke percentages gehinderd.
Met het K.B. nr. 9 van 3 juli 1939 (BS 5 juni 1939, 4544) werd zowel voor de successierechten als voor de schenkingsrechten dezelfde progressieve tarieven ingevoerd.
In het verslag aan de koning valt te lezen:
“Twee verwijten werd in den laatsten tijd gericht tot het huidig heffingsstelsel der evenredige registratierechten op de schenkingsakten.
Het eerste is dat, om reden van hun hoog bedrag … deze rechten doorgaans van aard zijn de giften onder levenden tusschen personen van lage of middelbaren stand te verhinderen, hetgeen bijzonder betreurenswaardig is wanneer het gaat om verdeelingen gedaan door bloedverwanten in de opgaande lijn.
Het tweede is dat de niet-progressiviteit van de belasting het bedrog aanmoedigt dat er voor rijke personen in bestaat, aan den vooravond van hun dood, door geregistreerde akte, de geheelheid of een deel van hun goederen aan hun vermoedelijke erfgenamen of legatarissen te schenken, en zulks derwijzen dat deze het hoog bedrag niet hoeven te betalen van de progressieve successierechten, die berekend worden op alles wat zij in de nalatenschap van den schenking mochten verkrijgen.
Ten einde aan die nadeelen te verhelpen, belast artikel 8 de schenkingen onder levenden met dezelfde progressieve rechten als de nalatenschappen …”.
Deze aangenomen progressieve tarieven werden overgenomen in het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en griffierechten.
Na de regionalisering van de successie- en het schenkingsrecht is er in de meeste gewesten opnieuw een verschil tussen beiden tarieven.
In het licht van de vroegere activering van vermogen en het zichtbaar maken van overdrachten van vermogen werd het progressief tarief voor de schenking van roerende goederen afgeschaft en vervangen door een vast tarief. Voor onroerende goederen bleef dit evenwel bestaan met dezelfde ratio legis, nl. de waarde van het geschonken onroerend goed bepaalt de hoogte van de belasting.
Door de inbreng van de onroerende bedrijfsgoederen in de vennootschap NV A binnen korte termijn gevolgd door een schenking van de aandelen kunnen de begiftigden genieten van het schenktarief van roerende goederen i.p.v. het schenktarief van onroerende goederen. Dit zorgt voor een fixe besparing des te meer als de vrijstelling van artikel 2.8.6.0.3 VCF kan worden genoten.
Gelet op de eenheid van opzet m.n. de inbreng van het onroerende goederen, die niet allen dienstig zijn voor de bedrijfsactiviteit (en waarvan in de aanvraag ook geen verdere niet-fiscale of bedrijfseconomische motivering voor de inbreng van deze goederen gegeven wordt), door de vader in NV A, bovendien binnen korte termijn gevolgd door de schenking van de in ruil verkregen aandelen aan zijn kinderen, oordeelt het besluitvormingsorgaan dat er sprake is van fiscaal misbruik.
De niet-fiscale argumenten volstaan in dit geval niet om het misbruik te weerleggen:
- De inbreng had veel eerder plaats kunnen vinden. De keuze om de inbreng uit te stellen vanwege het bodemonderzoek door de OVAM weerlegt dit niet.
Ook corona maakte het niet onmogelijk de inbreng eerder uit te voeren. Bovendien ligt de coronapiek al enkele jaren achter ons;
- Vader X behoudt de controle. Hij wenst duidelijk via zijn bestuursfunctie in NV A mee het beleid te bepalen;
- Omtrent de goederen van welke de aanvragers zelf aangeven dat ze op heden niet dienstig zijn voor het uitvoeren van de bedrijfsactiviteit, wordt geen verdere motivering gegeven waarom de inbreng dan toch noodzakelijk zou zijn.
- Er wordt gesproken over een operationeel inefficiënte structuur vóór de inbreng van xx.xx.2025. Echter, naast het feit dat dit vooral een fiscale inefficiëntie lijkt, bestaat het bedrijf al sinds 1989, en had hierop veel eerder kunnen worden ingegrepen, en kan dit argument bijgevolg bezwaarlijk als niet-fiscale motivering stand houden.
- Dat de ingebrachte onroerende goederen zonder de voorgenomen inbreng in de vennootschap bij het overlijden van vader X in onverdeeldheid zouden komen tussen de kinderen, en alzo niet meer zouden aangewend worden voor de bedrijfsactiviteit is betwijfelbaar. De kinderen zijn zelf actief in het bedrijf en hebben er alle belang bij deze onroerende goederen, eventueel via inbreng, aan te wenden voor de bedrijfsactiviteit.
De schenking van de aandelen verkregen door inbreng van de onroerende goederen in NV A zal getaxeerd worden als een schenking van onroerende goederen.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.