Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 25089 - Afstand van onverdeelde delen gevolgd door een inbreng in de huwgemeenschap Vlaamse Belastingdienst

VB 25089 - Afstand van onverdeelde delen gevolgd door een inbreng in de huwgemeenschap

Voorafgaande beslissing
Nummer

25089

Datum beslissing

8 september 2025

Publicatiedatum

17 november 2025

Heffing

  • Registratiebelasting

Wettelijke basis

  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestigd te willen zien dat op de akte van afstand-deling het tarief van 2.5% registratierecht zal worden geheven op de volle waarde van het eigendom en dat op de inbreng in de huwelijksgemeenschap enkel het vast recht van 50 euro zal worden geheven en dit niet als een verdekte aankoop zal getaxeerd worden.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris […], namens,

De heer X, geboren te […] op xx.xx.1981, rijksregister nummer […], echtgenoot van mevrouw A, wonende te […], gehuwd zonder huwelijkscontract.

3. De betrokken partijen zijn:

3.1. de heer Y, rijksregister nummer […] geboren te […] op xx.xx.1949, weduwnaar van mevrouw Z, wonende te […];

3.2. mevrouw B, geboren te […] op xx.xx.1976, rijksregisternummer […], echtgenote van de heer […], wonende te […];

3.3. mevrouw C, geboren te […] op xx.xx.1979, echtgescheiden, rijksregisternummer […], wonende te […];

3.4. mevrouw D, geboren te […] op xx.xx.1975, rijksregisternummer […], echtgenote van de heer […], wonende te […];

3.5. mevrouw A, geboren te […] op xx.xx.1980, wonende te […]

4. Beschrijving van het betrokken onroerend goed:

STAD […]

Een opbrengsteigendom, op en met grond en aanhorigheden, gestaan en gelegen […], kadastraal bekend sectie D, nummer(s) […], met een oppervlakte van 76 m².

Voorschreven goed werd oorspronkelijk aangekocht door de heer Y en echtgenote Z voor rekening van de huwelijksgemeenschap, van […], echtgenote van […], te […], ingevolge akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1985, overgeschreven op het derde hypotheekkantoor te […] op xx.xx. daarna, boek […], nummer […].

De echtgenoten Y-Z waren gehuwd onder het stelsel van gemeenschap van aanwinsten zonder huwelijkscontract.

Z is overleden in […] op xx.xx.2022 nalatende als wettige erfgenamen haar echtgenoot voor het vruchtgebruik en haar vier kinderen X, C, D, en B ieder voor één/vierde in naakte eigendom.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. De aanvrager bezit 1/8° in volle eigendom in nagemeld onroerend goed

De heer Y, vader van de aanvrager, vemeld onder randnummer 3.1. zal zuiver en eenvoudig afstand doen van zijn vruchtgebruik.

De aanvrager neemt de onverdeelde paarten (in totaal 7/8ste volle eigendom) over van de deelgenoten (vader en zussen) waardoor de onverdeeldheid ophoudt en hij voor de geheelheid volle eigenaar wordt van het nagemeld goed.

Het ontwerp van de akte van afstand-deling werd aan de Vlaamse Belasting bezorgd op 12/8/2025.

De aanvrager dient voor de overname een hypothecair krediet aan te gaan, met onder meer het nagemeld onroerend goed in waarborg.

De echtgenote van de aanvrager, mevrouw A, gaat mee het krediet aan.

Het ontwerp van de akte van kredietopening werd aan de Vlaamse Belastingdienst bezorgd op 12/8/2025.

De kredietinstelling wenst nl. dat de echtgenote van de aanvrager voor minstens 25% mee eigenares is van het goed. De mail van de Bank werd op 12/8/2025 aan de Vlaamse Belastingdienst bezorgd.

Daartoe brengt partij het nagemeld goed, na overname van de onverdeelde paarten, in in de huwelijksgemeenschap X-A.

Het ontwerp van de akte van wijziging huwelijkscontract – inbreng werd op 12/08/2025 aan de Vlaamse Belastingdienst bezorgd.

De beslissing tot inbreng ligt volledig bij de aanvrager waarbij zijn echtgenote geen expliciet vragende partij is.

De huwelijksgemeenschap zal op kosten van die gemeenschap verbouwingen in het eigendom aanbrengen.

III. Motivering van de aanvraag

6. De kredietinstelling eist voor de financiering van de overname van het vermeld onroerend goed dat de echtgenote van de aanvrager minstens voor 25% eigenaar wordt van dat onroerend goed.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

7. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

8. Het besluitvormingsorgaan doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

9. Evenmin kan het besluitvormingsorgaan uitspraak doen over de belastingtarieven en de berekening van de belasting (artikel 3.22.0.0.1, §3, tweede lid, a)).

10. Volgend artikel en enkel dat artikel uit de VCF wordt onderzocht:

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

11. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen.

Mevrouw A, vermeld in randnummer 3.5 zal door de inbeng in de huwgemeenschap door de heer Y, vermeld in randnummer 2 voor 50% eigenaar worden van het betrokken onroerend goed zonder betaling van registratiebelasting. Terwijl de partijen vermeld onder randnummer 3.1 tot 3.4 het vermeld onroerend goed ook konden overdragen aan de huwgemeenschap X-A waarbij naast het verdeelrecht ook het verkooprecht was verschuldigd. Mevrouw A, vermeld onder randnummer 3.5 zou dan worden beschouwd als derde-verkrijger. Door de inbreng van het vermelde onroerend goed in de huwgemeenschap door meneer X, vermeld in randnummer 2, korte tijd volgend op de overname (uit onverdeeldheid treden) zal mevrouw A, vermeld onder randnummer 3.5 niet beschouwd worden als een derde-verkrijger en wordt zo de toepassing van artikel 2.9.1.0.1 VCF en artikel 2.9.1.0.7 VCF gefrustreerd. Door de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen wordt op kunstmatige wijze een fiscaal voordeel bekomen. Gelet op de korte tijdspanne tussen de overname van het vermelde onroerend goed en de inbreng van het goed in de huwgemeenschap wordt een eenheid van opzet aangetoond en kan hieruit een fiscaal motief worden afgeleid.

De aanvragers brengen in randnummer 6 als niet-fiscaal motief voor hun voorgenomen verrichtingen aan dat voor het bekomen van een hypothecair krediet ter financiering van de overname van het betrokken onroerend goed de bank vereist dat beide echtgenoten samen eigenaar zijn van het goed (mevrouw voor minstens 25%).

Gelet op dit niet-fiscaal motief en gelet het gewenste einddoel van de verrichtingen om de woning in gezamenlijk bezit te gebruiken als gezinswoning na verbouwing, maken de voorgenomen verrichtingen geen fiscaal misbruik uit in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.