VB 25098 - Uitbreng uit de huwgemeenschap
- Nummer
25098
- Datum beslissing
22 september 2025
- Publicatiedatum
18 november 2025
Heffing
- Verdeelrecht
Wettelijke basis
- art. 2.10.1.0.1. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe een voorafgaande beslissing te bekomen waarin wordt bevestigd dat op de voorgenomen uitbreng uit de huwgemeenschap het verdeelrecht van 2,5% conform artikel 2.10.1.0.1 VCF, dan wel het vast recht van 50,00 euro, van toepassing zal zijn?
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door Notariskantoor […], met zetel te […] namens:
2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1992, van Belgische nationaliteit, rijksregisternummer […] en zijn echtgenote;
2.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1991, van Belgische nationaliteit, rijksregisternummer […], samenwonende te […].
De echtgenoten X – Y zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel zonder huwelijksovereenkomst, daarna conventioneel gewijzigd doch met behoud van stelsel ingevolge akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2024, daarna niet meer gewijzigd.
2.3. De heer A, geboren te […] op xx.xx.1955, van Belgische nationaliteit, rijksregisternummer […] en zijn echtgenote,
2.4. Mevrouw B, geboren te […] op xx.xx.1960, van Belgische nationaliteit, rijksregisternummer […], samenwonend te […].
De echtgenoten A – B zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel bij gebreke aan een huwelijksovereenkomst, niet conventioneel gewijzigd naar zij verklaren.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
3. De echtgenoten X - Y zijn getrouwd onder het wettelijk stelsel bij gebreke aan huwelijkscontract, doch later gewijzigd met behoud van stelsel ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […], op xx.xx.2024.
De heer X kocht voor het huwelijk een perceel bouwgrond 1 aan ingevolge akte verleden op xx.xx.2014. Vervolgens werd er een onverdeeld recht van opstal gevestigd op voormelde bouwgrond ten belope van 9/20sten aan mevrouw, ingevolge akte verleden op xx.xx.2016.
De bouwgrond 1 en het bijhorende recht van opstal werd ingebracht in de huwgemeenschap ingevolge akte verleden op xx.xx.2024.
Beschrijving bouwgrond 1 en recht van opstal (thans gekend als woning):
GEMEENTE […] - eerste afdeling
Een woning, gelegen […], kadastraal bekend, volgens titel, als een perceel bouwgrond, wijk D, deel van nummer […], groot volgens meting zeshonderd vierkante meter (600 m²), en thans volgens recent kadastraal uittreksel, sectie D, nummer […], voor eenzelfde oppervlakte.
Plan.
De grondoppervlakte en grenzen van het goed werden, onder lot […], in kaart gebracht door landmeter […] te […] op xx.xx.2014.
Voormeld plan werd opgenomen in de plannendatabank van afbakening van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie onder referte nummer […] en werd sindsdien niet meer gewijzigd.
Daar meneer X een grotere inbreng had in de huwgemeenschap werd er een bedrag van terugname bij echtscheiding voorzien ten voordele van meneer X, ten belope van tweehonderdvijfentwintigduizend euro (€ 225.000,00).
4. Daarenboven kochten de echtgenoten tijdens hun huwelijk een perceel bouwgrond 2 aan voor de huwgemeenschap ingevolge akte verleden op xx.xx.2024.
Beschrijving bouwgrond 2:
GEMEENTE […] - eerste afdeling
Een perceel bouwgrond, gelegen aan de straat […], kadastraal bekend, zowel volgens titel als thans volgens recent kadastraal uittreksel, eerste afdeling, sectie D, nummers […] en […], groot respectievelijk één are zestien centiare (1a 16ca) en twee are vierenvijftig centiare (2a 54ca), of in totaal drie are zeventig centiare (3a 70ca).
Plan
Zoals voorschreven goed afgebeeld staat als “[…]” op het plan opgemaakt door […] op xx.xx.2015 (laatst aangepast op xx.xx.2015) en goedgekeurd door de gemeente […] op xx.xx.2016.
De ouders van meneer, te weten de echtgenoten A – B, achten de bouwgrond 2 uitermate geschikt voor hun ‘oude’ dag zodat zij hierop wensen te bouwen. Mevrouw Y, is bereid om de bouwgrond een eigen goed te maken van de heer X, op voorwaarde dat het beding van terugname bij echtscheiding wordt geschrapt (zodoende zien zij dit beiden als gelijk). Mevrouw is dus akkoord met de uitbreng indien het beding van terugname wordt geschrapt zodoende dat de woning […], behoort tot de huwgemeenschap zonder dat er enige verrekening dient te gebeuren bij echtscheiding.
III. Motivering van de aanvraag
5. Daar de ouders van de heer X wensen te bouwen op bouwgrond 2, willen zij dat deze grond behoort aan het eigen vermogen van hun zoon. Omwille van deze reden willen zij de bouwgrond 2 uit de huwgemeenschap brengen en deze plaatsen in het eigen vermogen van meneer, te weten de heer X, zodoende dat deze bouwgrond alleen eigendom is van de heer X (en niet van zijn echtgenote Y). De heer X zal een recht van opstal vestigen ten voordele van zijn ouders, te weten echtgenoten A – B om op deze bouwgrond 2 te bouwen. Na verstrijken van de duur van het recht van opstal zal er natrekking plaatsvinden zodoende dat de echtgenoten A – B willen dat de bouwgrond 2 enkel eigendom is van hun zoon.
6. De aanvragers menen dat de uitbreng dient te worden belast aan het vast recht daar het een neutrale rechtshandeling uitmaakt (analoog met een inbreng in de huwgemeenschap), alsook daar partijen de bouwgrond 2 pas in 2024 hebben aangekocht en zij dan evengoed het goed hadden kunnen aankopen voor het eigen vermogen van meneer met schrapping van beding van terugname bij echtscheiding zodoende dat de bouwgrond ook behoorde tot zijn eigen vermogen.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
7. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerrechtelijk vlak.
8. De Vlaamse Belastingdienst spreekt zich bovendien niet uit over het algemeen vast recht dat een federale bevoegdheid is.
9. Enkel volgend artikel uit de VCF wordt onderzocht:
- Artikel 2.10.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verdeelrecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende :
1° gedeeltelijke of gehele verdelingen van onroerende goederen;
2° afstanden onder bezwarende titel, onder mede-eigenaars, van onverdeelde delen in onroerende goederen;
3° omzetting als vermeld in artikel 4.61 en 4.62 van het Burgerlijk Wetboek, zelfs als er geen onverdeeldheid is.”.
10. De echtgenoten X – Y zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel. De heer X bracht een bouwgrond 1 in in de huwgemeenschap. Bij echtscheiding zou mevrouw Y ingevolge de grotere inbreng van meneer in de huwgemeenschap een vergoeding van € 225.000 verschuldigd zijn aan meneer X.
Nadat de heer X op de bouwgrond 1 een opstalrecht van 9/20ste t.v.v. mevrouw Y had gevestigd, richtten ze er samen de gezinswoning op.
11. De huwgemeenschap kocht bij akte verleden op xx.xx.2024 een bouwgrond 2 aan.
12 Op heden wensen de echtgenoten X – Y de bouwgrond 2 uit te brengen uit de huwgemeenschap t.v.v. meneer X.
De ouders van de heer X, de echtgenoten A – B, wensen immers een woning op te richten op de bouwgrond 2 die zal dienen als hun gezinswoning.
Mevrouw Y is akkoord met de uitbreng indien het beding van terugname wordt geschrapt zodoende dat de woning […], behoort tot de huwgemeenschap zonder dat er enige verrekening dient te gebeuren bij echtscheiding.
13. De asymmetrische uitbreng uit de huwgemeenschap X – Y van bouwgrond 2 ten voordele van de heer X betreft in casu een verkrijging op grond van een overeenkomst onder de levenden, en valt dus onder het toepassingsgebied van de registratiebelasting meer bepaald het verdeelrecht.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.