Gedaan met laden. U bevindt zich op: Leren uit kwaliteitscontroles Controles en sancties

Leren uit kwaliteitscontroles

Het VEKA voert elk jaar controles uit op de kwaliteit van de EPC’s. Veelgemaakte fouten en aandachtspunten worden hieronder opgelijst.

Algemeen

      • Van ruimteverwarmingsinstallaties ontbreken dikwijls duidelijke overzichtsfoto’s die de installaties plaatsen in het gebouw of de eenheid.
      • Ook van schildelen ontbreken overzichtsfoto’s die aantonen dat de schildelen behoren tot het gebouw of de eenheid.
      • Wanneer er (bijna) geen foto’s van gevels aanwezig zijn, is het bijvoorbeeld niet mogelijk te achterhalen welk gebouw of appartement het betreft.
      • Duidelijke overzichts- en detailfoto’s ontbreken om het glastype te bevestigen of om de aanwezigheid van een bepaald type isolatie op een welbepaalde plaats weer te geven.
      • Deze foto’s zijn vereist en ook nodig wanneer er geen andere bewijsstukken aanwezig zijn (facturen, plannen, …).
      • Slechts in enkele gevallen worden deze vereiste aanduidingen expliciet vermeld op de plannen en tekeningen.
      • Wanneer deze aanduidingen ontbreken, is het bijvoorbeeld niet duidelijk welke volumes bij het beschermd volume horen en welke niet, wat de begrenzingen zijn van vloeren, van plafonds of van muren ter hoogte van de perceelsgrenzen.
      • Regelmatig komt het voor dat verschillende ruimteverwarmingsclusters niet worden aangeduid op de plannen en het volume niet is vermeld.
      • Het komt geregeld voor dat een aanstiplijst ontbreekt of niet is ondertekend. Meestal wordt hiervoor een reden gegeven in een begeleidende mail; bijvoorbeeld omdat er geen contact is geweest met de eigenaar en alle communicatie per mail met een immobiliënkantoor is verlopen.
      • Nochtans is het belangrijk dat de eigenaar of diens gevolmachtigde de aanstiplijst ondertekent. Enkel zo is de eigenaar geïnformeerd over de mogelijke bewijsstukken en kan discussie achteraf vermeden worden.
      • Op de aanstiplijst wordt ook eventuele goedkeuring gegeven om verbruiksgegevens op het EPC op te nemen.
      • Een aanstiplijst is dus een belangrijk document voor alle partijen en kan overgemaakt en ondertekend worden via digitale weg.

      Het niet beschikken over een aanstiplijst die door alle partijen werd ingevuld en ondertekend, is een inbreuk tegen de energieprestatiecertificatenregelgeving.

    • Als bij muren op de perceelsgrens de aanwezigheid van isolatie onbekend is, voert u in dat isolatie afwezig is. Zo wordt er achter de schermen niet onterecht een te groot isolatiepakket ingerekend.
    • De aanname ‘isolatie afwezig’ geldt ook voor muren die grenzen aan grond of die grenzen aan een AOR die in dezelfde bouwfase als het beschermde volume gerealiseerd werd.
    • De aanname geldt niet voor muren op de rooilijn, omdat bij gevels wel automatisch een isolatiedikte wordt ingerekend in functie van ‘het referentiejaar bouw’. Ook bij zijdelingse daktippen die grenzen aan een AOR geldt de aanname niet, omdat deze wel zouden kunnen geïsoleerd zijn.
    • De aanname ‘isolatie afwezig’ is geldig voor eenheden en voor appartementsgebouwen (EPC GD) en is opgenomen in het inspectieprotocol deel V.
    • Het referentiejaar bouw is een belangrijk invoergegeven. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt om een isolatiedikte in te rekenen bij de verliesoppervlakken van het beschermde volume bij gebouwen van 1971 of jonger. Het moet dan ook opgezocht of opgevraagd worden.
    • Er zijn tal van bewijsstukken waaruit u het referentiejaar bouw kunt afleiden: de notariële akte, de kadastrale legger, een mail van de gemeente, de woningpas, de bouwvergunningsaanvraagplannen, facturen, …
    • Toch stelt het VEKA vast dat het invoergegeven nog onvoldoende wordt ingevuld of niet correct wordt bepaald.
    • De werkwijze om het referentiejaar bouw te bepalen op basis van een bouwjaar uit een bewijsstuk staat in een duidelijk en eenduidig stappenplan, in het inspectieprotocol deel III.
  • Het inspectieprotocol bepaalt dat gekende gegevens moeten ingevoerd worden. Op te zoeken gegevens zijn ook gekende gegevens. Soms is het dus nodig en zelfs verplicht om eerst een opzoeking te doen om het gekende gegeven te achterhalen.

    Het opzoeken is o.a. verplicht in volgende gevallen:

    • Gedeclareerde lambda- of R-waarde isolatiemateriaal
      Als het merk en type van een isolatiemateriaal gekend zijn uit een aanvaard bewijsstuk, moeten de eigenschappen hiervan opgezocht worden op de website van de fabrikant of een aanvaarde bron (EPBD(opent in nieuw venster), ATG(opent in nieuw venster), ...)
    • U- en g-waarde van beglazing
      Met de gegevens uit de afstandshouder (en de breedte van de luchtspouw) worden de U- en g-waarde opgezocht op de website van de fabrikant of op de website van het Verbond van de Glasindustrie(opent in nieuw venster).
    • Testrendement bij 30% deellast van een verwarmingsketel
      Met het merk, type (eventueel serienummer) en referentiejaar fabricage wordt het testrendement opgezocht op de website van de fabrikant.
    • Energie-efficiëntieklasse (en capaciteitsprofiel) van een opwekker voor ruimteverwarming of sanitair warm water
      Met het merk, type, referentiejaar fabricage (en inhoud) wordt de energie-efficiëntieklasse (en capaciteitsprofiel) opgezocht in het energielabel, de productkaart of op de website van de fabrikant.

    Zie ook Verzamelen van invoergegevens, Eigenschappen gebouwschil en Opwekkers voor ruimteverwarming

  • Vaak wordt er bij de bepaling van de bruikbare vloeroppervlakte de volledige vloeroppervlakte van een verdieping onder een hellend dak meegerekend, zonder rekening te houden met een minimale vrije hoogte van 150 cm. De vrije hoogte is de verticale afstand tussen de bovenkant van de afgewerkte vloer en de onderkant van het afgewerkt plafond.

  • Het beschermde volume en de bruikbare vloeroppervlakte worden berekend op basis van de buitenafmetingen. Als tijdens het plaatsbezoek de binnenafmetingen opgenomen worden, moet hier dus nog de dikte van de muren, vloeren en dak of plafond bijgeteld worden. Dit wordt vaak vergeten en leidt zo tot een te klein beschermd volume of bruikbare vloeroppervlakte.

  • Vaak worden ramen met dezelfde eigenschappen per gevel opgeteld. Dit is niet meer toegelaten. Sinds 2019 toont het EPC ook aanbevelingen voor maatregelen met bijhorende prijsindicaties. Om deze correct te kunnen bepalen, is het belangrijk dat elke opening afzonderlijk ingevoerd wordt.

    Bij de gemeenschappelijke delen is het wel toegelaten om alle privatieve openingen van de eenheden als 1 opening in te voeren.

  • Natuurlijke toevoer van buitenlucht gebeurt via toevoerroosters in de gevels, in de vensters of in de buitendeuren.

    Afvoerroosters voor natuurlijke afvoer zijn meestal bevestigd op een muur of plafond en geven uit op een schacht of zijn verbonden met een verticale luchtafvoerbuis die rechtstreeks door het dak gaat.

    De mogelijkheid om vensters handmatig te openen of op kipstand te plaatsen, wordt niet beschouwd als een regelbare toevoeropening of afvoeropening voor ventilatie.

  • Als er een lucht/lucht warmtepomp aanwezig is, die zowel kan koelen als verwarmen, moet er ook zowel een installatie voor actieve koeling als voor verwarming aangemaakt worden. Het volume van de ruimteclusters voor koeling en verwarming die hier aan gekoppeld worden, kan verschillen.

    • Bij verwarming kunnen ook indirect verwarmde of niet verwarmde ruimtes tot de cluster horen.
    • Bij koeling worden enkel de direct actief gekoelde ruimtes meegerekend. Indirect gekoelde of niet gekoelde ruimtes behoren niet tot de ruimtecluster.

EPC Gemeenschappelijke Delen

    • De logische volgorde is om eerst het EPC Gemeenschappelijke Delen op te maken en dan pas de EPC’s van de appartementen.
    • De invoer uit het EPC GD wordt dan overgeërfd en kan hergebruikt worden bij de EPC’s van de appartementen.
    • Het EPC gemeenschappelijke delen heeft betrekking op het volledige appartementsgebouw.
    • Een EPC GD opmaken van enkel de traphal is een grote fout. Dit heeft als consequentie dat energiedeskundigen die een EPC van een appartement binnen dit gebouw willen opmaken meteen vastlopen. Bij het EPC van het appartement is men namelijk verplicht om de overgeërfde invoer uit het EPC GD te gebruiken.
    • Als alleen de schildelen van de traphal ingevoerd en dus overgeërfd worden, kan geen EPC van een appartement opgemaakt worden.
    • Ook niet-residentiële eenheden binnen het appartementsgebouw, zoals een winkel, horecazaak of kantoor, worden mee opgenomen in het EPC gemeenschappelijke delen.
    • Deze eenheden maken net zoals de appartementen deel uit van het gebouw.
    • Het feit of deze eenheden eventueel een aparte toegang via de straat (en dus niet via de traphal) hebben maakt hierbij geen verschil.
    • Zowel het volume als de schildelen moeten ingevoerd worden.
    • Het is belangrijk dat u alle verliesoppervlakten invoert in het EPC Gemeenschappelijke Delen.
    • Tot de verliesoppervlakten behoren ook de zijmuren die grenzen aan buiten of aan een aangrenzende onverwarmde ruimte (AOR), dakkapellen, of volumes aan de achtergevel.
    • Enkel de verliesoppervlakten die in het EPC GD zijn ingevoerd, kan men gebruiken bij de opmaak van het EPC van een gebouweenheid. Er kunnen geen nieuwe schildelen meer aangemaakt worden bij de gebouweenheden (met uitzondering van schildelen die grenzen aan een verwarmde ruimte (AVR)). Ontbrekende schildelen moeten dus eerst in het EPC GD toegevoegd worden, voor het EPC van het appartement afgewerkt kan worden.
    • In deel IV van het inspectieprotocol staan alle omhullende en schildelen in het gebouw opgelijst die moeten worden opgenomen in het EPC GD.
    • Privatieve delen zijn delen van het gebouw die uitsluitend door één eigenaar worden gebruikt, zoals het appartement zelf, of de kelder van een individuele eigenaar.
    • Vergeet niet om de oppervlakte van de privatieve openingen in gevels en daken in te voeren.
    • Ook binnenmuren en binnenvloeren of plafonds moet u invoeren.
    • In deel IV staan alle omhullende en schildelen in het gebouw opgelijst die moeten worden opgenomen in het EPC GD.
    • Bij de opmaak van het EPC GD moet u een schets van het appartementsgebouw opladen.
    • De energiedeskundigen die de EPC’s van de appartementen in het gebouw opstellen, moeten uit deze schets kunnen afleiden wat het beschermde volume van het gebouw is, waar de verschillende schildelen zich bevinden en wat hun begrenzingen zijn.
    • Vaak bevat de schets slechts één zicht van het gebouw of ontbreekt de naamgeving van de verschillende schildelen.
      • Alle kanten van het gebouw moeten echter zichtbaar zijn en duidelijk leesbaar een eenduidig benoemd.
      • Bundel uw verschillende zichten in 1 pdf.
      • Vergeet ook het zicht op de vloeren niet.
    • Zorg er voor dat de naamgeving leesbaar is. Laad hiervoor uw schetsen op met een voldoende hoge resolutie.
    • De richtlijnen voor de opmaak van deze schets kunt u terugvinden in deel II van het inspectieprotocol.
    • Een gebouw kan meerdere adressen of huisnummers hebben en er kunnen ook meerdere VME’s aanwezig zijn.
    • Het EPC GD staat los van de adresgegevens en VME-structuur en moet voor het volledige gebouw opgemaakt worden.
    • Het EPC opmaken voor slechts een deel van het gebouw is een grote fout, zo ontbreekt er namelijk informatie over de schildelen en kunnen de EPC’s van de appartementen in dit deel niet opgemaakt worden.
    • Controleer altijd voor de opmaak van een EPC GD hoe het gebouw is opgenomen in het gebouwenregister (in de Energieprestatiedatabank of via Geopunt(opent in nieuw venster)) en dien in correcte en volledige melding in bij het VEKA als de gebouwafbakening niet zou kloppen.

EPC Klein Niet-Residentieel

    • Regeling in functie van daglichtbeschikbaarheid betekent dat het kunstlicht aangestuurd wordt in functie van de hoeveelheid invallend daglicht.
    • Hieronder vallen zowel de volledige in- of uitschakeling van de verlichting (aan/uit) als het verhogen of verlagen van de lichtstroom in de ruimte (dimmen). Deze sturing kan automatisch – zonder tussenkomst van de gebouwgebruikers – of manueel gebeuren.
    • Logischerwijs kan er in ruimtes zonder ramen en dus zonder daglicht geen daglichtsturing zijn.
    • Als in een ruimte met een raam de verlichting manueel aan- en uitgeschakeld kan worden, is er voldaan aan de minimale voorwaarden voor manuele daglichtsturing.
    • In de meeste eenheden zullen er dus twee types daglichtsturing aanwezig zijn: manuele regeling in de ruimtes met ramen en ‘geen of onbekend’ in de ruimtes zonder ramen. Er moeten dan ook twee verlichtingszones worden opgemeten en ingevoerd.
    • De invoer van wanden grenzend aan aangrenzende verwarmde ruimtes is nodig voor de berekening van het S-peil. Voor kleine niet-residentiële eenheden wordt er echter geen S-peil berekend. Het invoeren van wanden grenzend aan AVR is bijgevolg niet nodig.
    • Het is uiteraard geen fout als dit wel gedaan wordt.