Advies 60.340/3 van 28 november 2016
- Type
Decreten
- Thema
Terugwerkende kracht (interpretatieve regelgeving)
Relevante passage uit advies
Het Grondwettelijk Hof vatte de toelaatbaarheid van een interpretatieve bepaling als volgt samen:
“Een wetsbepaling is interpretatief wanneer ze aan een bepaling de betekenis geeft die de wetgever bij de aanneming ervan heeft willen geven en die zij redelijkerwijze kon krijgen. Het behoort dus tot het wezen van een dergelijke wetsbepaling dat, onder voorbehoud van het strafrechtelijk wettigheidsbeginsel, zij terugwerkt tot op de datum van inwerkingtreding van de bepalingen die zij interpreteert. De waarborg van de niet-retroactiviteit van de wetten zou echter niet kunnen worden omzeild door het enkele feit dat een wetsbepaling met terugwerkende kracht als een interpretatieve bepaling zou worden voorgesteld. Er dient dus te worden onderzocht of de wetgever aan de bepaling de betekenis heeft gegeven die zij redelijkerwijze kon krijgen sinds de aanneming ervan.”( GwH 15 december 2011, nr. 188/2011, B.4.)
In de memorie van toelichting wordt op overtuigende wijze aangetoond dat de voorliggende interpretatie een interpretatie is die de decreetgever aan de betrokken bepalingen, meer bepaald artikel 24 van het decreet van 22 december 2006 ‘houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REGdecreet’ en artikel 13.4.6 van het Energiedecreet, had willen geven en die zij redelijkerwijze had kunnen krijgen. Er wordt ook aangevoerd dat de interpretatie die hierdoor wordt uitgesloten, zou leiden tot straffeloosheid en de beleidsdoelstellingen zou ondermijnen.
Het eventueel bestraffende karakter van de normen in kwestie(Het gaat in dit geval om administratieve geldboeten, die door hun berekeningswijze in bepaalde gevallen een bestraffend karakter zouden kunnen krijgen.) leidt overigens niet tot een andere conclusie.( C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, Strafprocesrecht en Internationaal Strafrecht in hoofdlijnen, I, Antwerpen, Maklu, 2003, 107-108; L. DUPONT en R. VERSTRAETEN, Handboek Belgisch Strafrecht, Leuven, Acco, 1990, 131; F. TULKENS en M. VAN DE KERCKHOVE, Introduction au droit pénal, Brussel, Story Scientia, 1997, 193.) De te bestraffen inbreuken en de overeenstemmende straffen golden immers reeds op het tijdstip van de inbreuk en werden inhoudelijk niet gewijzigd in de latere regelgeving, zodat de legitieme verwachtingen van de betrokkenen, zoals gewaarborgd door het legaliteitsbeginsel in strafzaken, niet zijn geschonden. De omschrijving van de feiten die aanleiding geven tot het opleggen van de sancties, en de hoogte van de ermee overeenstemmende sancties werden immers telkens op inhoudelijk gelijke wijze opgenomen in opeenvolgende decreten. (Advies 60.340/3 van 28 november 2016 over enen ontwerpdecreet tot wijziging van het energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de aansluitbaarheid op een aardgas- distributienet en tot bevestiging van de continuïteit van de sanctionering van de energieprestatieregelgeving, p.5, punt 9)