Gedaan met laden. U bevindt zich op: Advies 75.870/3 van 3 april 2024 Adviezen Raad van State

Advies 75.870/3 van 3 april 2024

Advies
Type

Besluiten van de Vlaamse Regering

Thema

Inwerkingtreding, Normenhiërarchie, Overbodige bepalingen, Rechtsgrond

Relevante passages uit het advies

  • Rechtsgrond (artikel 20 BWHI) (p.7-8, punt 3.5)

In de mate dat in artikel 4, 1° tot 8°, van het ontwerp de monitoring werd geregeld van personeelsleden, stagiairs en sollicitanten, kon voor die bepaling een beroep worden gedaan op de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Vlaamse Regering (artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980), in samenhang gelezen met artikel 7, §1, van het decreet van 8 mei 2002 (zie adv.RvS 55.892/3 van 30 april 2014 over een ontwerp dat heeft geleid tot het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 december 2004 houdende maatregelen ter bevordering en ondersteuning van het gelijkekansen- en diversiteitsbeleid in de Vlaamse administratie, wat betreft de telling van personeelsleden met een migratieachtergrond, opmerking 3.1.).

  • Normenhiërarchie / Overbodige bepaling (p.7, punt 3.6.2)

Het ontworpen artikel 4, §4, eerste en vijfde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 december 2004 kwam in feite neer op een overname van artikel 7/1, §2 en §7, van het decreet van 8 mei 2002.

Het overnemen in een lagere regeling van bepalingen van een hogere regeling moet worden vermeden. Niet alleen is een dergelijke werkwijze op het normatieve vlak overbodig aangezien ze geen nieuwe norm tot stand brengt, maar bovendien kan ze tot verwarring leiden over de precieze aard van het in de lagere regeling opgenomen voorschrift en kan ze er met name toe leiden dat later uit het oog verloren wordt dat alleen de hogere regelgever het betrokken voorschrift kan wijzigen.

Bijgevolg kon die bepaling beter worden weggelaten.

  • Rechtsgrond (artikel 20 BWHI) (p.7, punt 3.6.3)

Als het ontworpen artikel 4, §4, zesde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 december 2004 betrekking had op de anonieme monitoring, kon voor die bepaling een beroep worden gedaan op de algemene uitvoeringsbevoegdheid, in samenhang gelezen met artikel 7, §1, van het decreet van 8 mei 2002.

  • Inwerkingtreding (p.10, punt 8)

Volgens artikel 16 van het ontwerp trad artikel 1 van het te nemen besluit in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Tenzij er een specifieke reden bestond om af te wijken van de gangbare termijn van inwerkingtreding van besluiten, vastgesteld bij artikel 84, eerste lid, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, moest worden afgezien van de onmiddellijke inwerkingtreding om iedereen een redelijke termijn te geven om kennis te nemen van de nieuwe bepalingen.