Ruim 12% van bevolking leeft in armoede of sociale uitsluiting
Volgens de EU-SILC-enquête van 2021 leefde 12,4% van de inwoners van het Vlaamse Gewest in armoede of sociale uitsluiting. Dat komt overeen met ongeveer 810.000 personen.
Het gaat om personen die voldoen aan de criteria van de samengestelde armoede-indicator van de Europa 2030-strategie. Dat zijn personen die leven in een huishouden met een inkomen onder de armoededrempel, die leven in een huishouden met ernstige materiële en sociale deprivatie en/of die jonger zijn dan 64 jaar en leven in een huishouden met zeer lage werkintensiteit.
Bovenstaande samengestelde indicator wijkt beperkt af van de indicator die vroeger werd gebruikt in het kader van de opvolging van de Europa 2020-strategie. De deprivatiemaat werd uitgebreid met een sociale dimensie en bij de bepaling van de werkintensiteit van een huishouden werd de afbakening van de actieve bevolking uitgebreid van 60 jaar naar 64 jaar. Voor de meest recente jaren kon zowel de nieuwe EU2030-indicator als de vroeger gebruikte EU2020-indicator worden berekend. Daaruit blijkt dat de percentages bij de EU2030-indicator iets hoger liggen dan bij de EU2020-indicator.
De EU-SILC-enquête werd in 2019 ingrijpend vernieuwd. Daardoor is voorzichtigheid geboden bij het maken van vergelijkingen met de resultaten van voorgaande jaren. Wel kan gesteld worden dat het aandeel personen in armoede of sociale uitsluiting berekend volgens de EU2020-indicator in de meest recente jaren lager ligt dan in de periode 2004-2006.
Opgelet: de cijfers over de inkomens van 2021 werden door Statbel herzien in september 2022. Daardoor verschillen de cijfers opgenomen in onderstaande figuren van de eerder in april 2022 gepubliceerde cijfers.
Hoogste aandeel personen in armoede of sociale uitsluiting bij werklozen
Naar geslacht was het aandeel personen in armoede of sociale uitsluiting in 2021 ongeveer gelijk. Dat aandeel lag wel iets hoger bij de groepen vanaf 50 jaar dan bij de andere leeftijdsgroepen.
Opgedeeld naar huishoudtype lag het aandeel in armoede of sociale uitsluiting in 2021 het hoogst bij personen in eenoudergezinnen (28%) en eenpersoonshuishoudens (25%).
Naar socio-economische positie is het hoogste aandeel in armoede of sociale uitsluiting te vinden bij werklozen (52%) en niet-actieven (zonder gepensioneerden) (32%). Het aandeel lag in 2021 ook veel hoger bij huurders (30%) dan bij eigenaars (8%).
Het aandeel in armoede of sociale uitsluiting neemt af naarmate het opleidingsniveau stijgt: bij laaggeschoolden ging het in 2021 om 25%, bij hooggeschoolden om 6%.
Ten slotte varieert het aandeel in armoede of sociale uitsluiting ook naar geboorteland. Personen geboren in België kennen het laagste aandeel (11%), personen geboren buiten de Europese Unie het hoogste aandeel (27%).
Aandeel in armoede of sociale uitsluiting in Vlaams Gewest lager dan in andere gewesten en EU-gemiddelde
Het aandeel personen in armoede of sociale uitsluiting lag in 2020 in het Vlaamse Gewest (14%) lager dan in het Waalse Gewest (26%) en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (36%). In België lag het aandeel op 20%.
Het aandeel personen in armoede of sociale uitsluiting lag in 2020 in de 27 landen van de Europese Unie (EU27) op 22% van de bevolking. In Tsjechië lag dat aandeel het laagst (12%), in Roemenië het hoogst (36%).
Cijfers voor 2021 zijn voor de EU-landen nog niet beschikbaar.