Gedaan met laden. U bevindt zich op: Bevolking in een huishouden met zeer lage werkintensiteit Inkomen en armoede

Bevolking in een huishouden met zeer lage werkintensiteit

Gepubliceerd op 14 april 2023 • Volgende update: april 2024
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

6% van bevolking tot en met 64 jaar leeft in huishouden waar niet of beperkt wordt gewerkt

Volgens de EU-SILC-enquête van 2022 leefde 6% van de bevolking tot en met 64 jaar van het Vlaamse Gewest in een huishouden met . Dat komt overeen met ongeveer 310.000 personen. Het gaat om huishoudens waar door de volwassenen niet of slechts beperkt wordt gewerkt op de arbeidsmarkt.

Bovenstaande indicator voor lage werkintensiteit werd uitgewerkt in het kader van de opvolging van de Europa 2030-strategie en wijkt beperkt af van de indicator die vroeger werd gebruikt in het kader van de opvolging van de Europa 2020-strategie. Bij de bepaling van de werkintensiteit van een huishouden werd de afbakening van de actieve bevolking uitgebreid van 59 jaar naar 64 jaar. Voor de meest recente jaren kon zowel de nieuwe EU2030-indicator als de vroeger gebruikte EU2020-indicator worden berekend. Daaruit blijkt dat de percentages bij de EU2030-indicator nagenoeg op hetzelfde niveau liggen als bij de EU2020-indicator.

De EU-SILC-enquête werd in 2019 ingrijpend vernieuwd. Daardoor is voorzichtigheid geboden bij het maken van vergelijkingen met de resultaten van voorgaande jaren. Wel kan gesteld worden dat het aandeel personen in een huishouden met zeer lage werkintensiteit in de meest recente jaren lager ligt dan in de periode 2014-2016.

Hoogste aandeel in zeer lage werkintensiteit bij werklozen

Naar geslacht is er geen verschil op vlak van zeer lage werkintensiteit, naar leeftijd is dat er wel. Het aandeel ligt hoger bij de groep tussen 50 en 64 jaar (11%) dan bij de jongere leeftijdsgroepen.

Opgedeeld naar huishoudtype lag het aandeel in zeer lage werkintensiteit in 2022 het hoogst bij personen in eenpersoonshuishoudens (23%) en eenoudergezinnen (21%).

Het hoogste aandeel personen in een huishouden met zeer lage werkintensiteit is te vinden bij werklozen (49%). Bij niet-actieven zonder gepensioneerden ging het om 25%.

Het aandeel in zeer lage werkintensiteit lag in 2022 veel hoger bij huurders (20%) dan bij eigenaars (3%).

Ook naar opleiding zijn er duidelijke verschillen: bij de laaggeschoolden ging het om 18%, bij de hooggeschoolden om 3%.

Ten slotte varieert het aandeel personen in zeer lage werkintensiteit ook naar geboorteland. Bij personen geboren in België ging het in 2022 om 5%, bij personen geboren buiten de EU om 21%.

Aandeel in zeer lage werkintensiteit hoogst in provincie Limburg

Het aandeel personen in een huishouden met zeer lage werkintensiteit lag in 2022 het hoogst in de provincie Limburg (8%) en het laagst in Vlaams-Brabant (4%).

Aandeel met zeer lage werkintensiteit in Vlaams Gewest lager dan in andere gewesten en EU-gemiddelde

Het aandeel personen in een huishouden met zeer lage werkintensiteit lag in 2021 in het Vlaamse Gewest (7%) lager dan in het Waalse Gewest (17%) en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (23%). In België in zijn geheel lag dat aandeel op 12%.

Het aandeel personen in een huishouden met zeer lage werkintensiteit lag in 2021 in de 27 landen van de Europese Unie (EU27) op 9% van de bevolking. In Roemenië, Slovenië en Polen (telkens 4%) lag het aandeel het laagst, in Ierland (13%) en Griekenland, België en Spanje (telkens 12%) het hoogst.

Cijfers voor 2022 zijn nog niet voor alle EU-landen beschikbaar.