Gedaan met laden. U bevindt zich op: Bevolking in ernstige materiële en sociale deprivatie Inkomen en armoede

Bevolking in ernstige materiële en sociale deprivatie

Gepubliceerd op 21 februari 2024 • Volgende update: februari 2025
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

Ruim 3% leeft in ernstige materiële en sociale deprivatie

In 2023 leefde 3,4% van de inwoners in het Vlaamse Gewest in . Dat komt overeen met ongeveer 220.000 personen. Het gaat om personen die een aantal basisitems en sociale activiteiten moeten missen of niet kunnen doen omwille van financiële redenen.

De materiële en sociale deprivatie-indicator werd uitgewerkt in het kader van de opvolging van de Europa 2030-strategie en verschilt van de materiële deprivatie-indicator die vroeger werd gebruikt bij de opvolging van de Europa 2020-strategie. In de EU2030-indicator werd de indicator uitgebreid met een aantal sociale activiteiten. Voor de meest recente jaren kon zowel de nieuwe EU2030-indicator als de vroeger gebruikte EU2020-indicator worden berekend. Daaruit blijkt dat de percentages bij de EU2030-indicator duidelijk hoger liggen dan bij de EU2020-indicator.

De EU-SILC-enquête waarop deze cijfers gebaseerd zijn, werd in 2019 ingrijpend vernieuwd. Daardoor is voorzichtigheid geboden bij het maken van vergelijkingen met de resultaten van voorgaande jaren. Wel kan gesteld worden dat de ernstige materiële deprivatie berekend volgens de EU2020-indicator in de meest recente jaren lager ligt dan in de periode 2012-2015.

Materiële en sociale deprivatie hoogst bij werklozen

Uit de cijfers van 2023 blijkt er geen verschil in materiële en sociale deprivatie naar geslacht. Naar leeftijd ligt het aandeel het hoogst bij de groep tussen 25 en 49 jaar oud (5%). Opgedeeld naar huishoudtype scoren eenpersoonshuishoudens het hoogst (9%).

Naar arbeidsstatus is het hoogste aandeel met ernstige materiële en sociale deprivatie te vinden bij werklozen (11%). De deprivatie lag in 2023 ook duidelijk hoger bij huurders (12%) dan bij eigenaars (1%).

Naar opleidingsniveau ligt de ernstige materiële en sociale deprivatie het hoogst bij laaggeschoolden (9%) en het laagst bij hooggeschoolden (1%). Er zijn ten slotte ook verschillen naar geboorteland. De personen geboren in België kennen het laagste percentage (3%), de personen geboren buiten de EU het hoogste percentage (14%).

Als gekeken wordt naar de afzonderlijke items van de deprivatiemaat, dan halen ‘geen week vakantie buitenshuis per jaar kunnen betalen’ en ‘geen onverwachte uitgave van 1.300 euro aankunnen’ de hoogste scores. 900.000 inwoners (13,5%) konden zich in 2023 geen week vakantie buitenshuis veroorloven. En 830.000 inwoners (12,3% van de bevolking) leefden in een huishouden dat moeite heeft met een onverwachte uitgave.

Ernstige materiële en sociale deprivatie hoogst in provincie Antwerpen

Het aandeel personen in ernstige materiële en sociale deprivatie lag in 2023 het hoogst in de provincie Antwerpen (5%) en het laagst in de provincie West-Vlaanderen (1%).

Ernstige materiële en sociale deprivatie in Vlaams Gewest beperkt in Belgisch en Europees perspectief

Er zijn in het Vlaamse Gewest relatief gezien minder personen in ernstige materiële en sociale deprivatie dan in de andere Belgische gewesten. In 2022 ging het in het Vlaamse Gewest om 3% van de bevolking, in het Waalse Gewest om 9% en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest om 12%. In België in zijn geheel lag dat aandeel op 6%.

Het aandeel personen in ernstige materiële en sociale deprivatie lag in 2022 in de 27 landen van de Europese Unie (EU27) op 7% van de bevolking. Slovenië kende de laagste deprivatie (1%). Ook Finland, Luxemburg en Tsjechië kennen lage aandelen in deprivatie (telkens 2%). In Roemenië (24%) en Bulgarije (19%) lag het aandeel het hoogst.

Cijfers voor 2023 zijn nog niet voor alle EU-landen beschikbaar. Maar voor België en de gewesten is dat wel het geval. In 2023 leefde 3% van de bevolking in het Vlaamse Gewest in ernstige materiële en sociale deprivatie. In het Waalse Gewest was dat 9% van de bevolking en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest 14%. In België in zijn geheel ging het om 6%.