Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 18004 - Aanpassingen modaliteiten schenking en statuten burgerlijke maatschap Vlaamse Belastingdienst

VB 18004 - Aanpassingen modaliteiten schenking en statuten burgerlijke maatschap

Voorafgaande beslissing
Nummer
18004
Datum beslissing
16 april 2018
Publicatiedatum
15 juni 2018

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.6. VCF
  • art. 2.7.1.0.7. VCF
  • art. 2.7.1.0.9. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe uitsluitsel te krijgen over feit dat na de voorgenomen aanpassingen aan de statuten van de burgerlijke maatschap en aan de modaliteiten van de schenkingsakte van […] geen erfbelasting verschuldigd zal zijn:
- op grond van artikel 2.7.1.0.7 VCF, al dan niet in combinatie met artikel 3.17.0.0.2 VCF;
- op grond van artikel 2.7.1.0.9 VCF, al dan niet in combinatie met artikel 3.17.0.0.2 VCF;
- op grond van artikel 2.7.1.0.3,3° VCF, al dan niet in combinatie met artikel 3.17.0.0.2 VCF;
- op grond van artikel 2.7.1.0.6, j. art. 2.7.3.2.8 VCF, al dan niet in combinatie met artikel 3.17.0.0.2 VCF;
- op grond van eender welke andere bepaling?

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door […], namens:

2.1. De heer […] gehuwd met mevrouw […], gehuwd onder het Belgische stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten bij gebreke aan huwelijkscontract, gewijzigd, doch met behoud van stelsel, bij akte verleden voor notaris […] op […], samenwonende te […].

Hierna genoemd respectievelijk “V” en “M”.

2.2. De twee kinderen van V en M:

  1. De heer […].
    Hierna genoemd “Z1”.
  2. De heer[…].
    Hierna genoemd “Z2”.

2.3. De kleinkinderen van V en M:

  1. De kinderen van Z1:
  2. De kinderen van Z2:
    Hierna genoemd “de kleinkinderen”.

3. Andere betrokken partij:

De burgerlijke maatschap “[…]” opgericht door Z1 en Z2, in aanwezigheid van hun ouders op […].
Hierna genoemd “de maatschap”.

II. B. Beschrijving van de reeds gedane verrichting(en)

4. V was eigenaar van twee levensverzekeringscontracten aangehouden bij […]:

De burgerlijke maatschap “[…]” opgericht door Z1 en Z2, in aanwezigheid van hun ouders op […].

  • Polis […] (waarde op […]: € […])
  • Polis […] (waarde op […]: € […])
    Op […] heeft V de rechten op deze twee polissen in volle eigendom aan zijn twee kinderen, Z1 en Z2, geschonken, elk voor de onverdeelde helft. Deze schenking is gebeurd voor Nederlandse notaris en deze werd niet ter registratie aangeboden in België. In het kader van deze schenking werd in de nodige avenanten bij de verzekeringscontracten voorzien, welke werden voorgelegd.
    Tevens werd een kopie van de schenkingsakte voorgelegd.

5. De schenking werd gedaan onder de volgende voorwaarden, modaliteiten en lasten:

  • Last tot afstand van een rente

    • Optionele rente van maximaal 4% van de waarde van de geschonken delen op datum van de schenking/waarde op het einde van elk jaar
    • Voorafnames mogelijk
    • Dient te worden opgevraagd door de schenker aan de begiftigden. Indien de rente niet tijdig wordt opgevraagd, kan geen uitvoering meer worden gevraagd van de last voor het betrokken kalenderjaar
    • De schenker verbindt zich ertoe om het nodige te doen om, indien de begiftigden dit wensen, deze last tot voldoen vanuit het door de burgerlijke maatschap aangehouden vermogen (indien de geschonken goederen worden ingebracht in een burgerlijke maatschap)
  • Voorbehoud van beheer/stemrecht
    • De schenker oefent levenslang, onherroepelijk en exclusief het beheer uit dat verbonden is aan de geschonken goederen (en het stemrecht ingeval de goederen worden ingebracht in een vennootschap)
    • Indien de schenker komt te overlijden voor M, zal zij levenslang, onherroepelijk en exclusief het beheer (en het stemrecht) uitoefenen dat verbonden is aan de geschonken goederen
  • Ontbindende voorwaarde van vooroverlijden
    • Indien één van de begiftigden komt te overlijden voor de schenker, keren al de aan de vooroverledenen begiftigde geschonken vermogensbestanddelen of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen terug naar de schenker. De schenker heeft de keuze tussen het al dan niet inroepen van de bedongen terugkeer.
  • Fideïcommis de residuo
    • In de mate de ontbindende voorwaarde van vooroverlijden geen uitwerking heeft gekregen, zal hetgeen overblijft van de aan de kinderen geschonken vermogensbestanddelen of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen, fideïcommissair toekomen aan de kleinkinderen.
  • Vervreemdingsverbod
    • De begiftigden mogen de geschonken goederen niet vervreemden tijdens het leven van de schenker, behoudens voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de schenker.
  • Uitsluitingsclausule
    • De begiftigden mogen al hetgeen aan hen toekomt via de schenking tijdens het leven van de schenker niet inbrengen in een huwgemeenschap/geregistreerd partnerschap, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de schenker.
  • Schenking gedaan als voorschot op erfdeel.
  • Naar de inhoud is het Belgische recht van toepassing, naar de vorm het Nederlandse recht, terwijl de eventuele geschillen voortvloeiende uit de schenkingsovereenkomst tot de uitsluitende bevoegdheid van de Belgische rechtbanken behoren.

6. Op […], na de schenking, hebben de twee kinderen, Z1 en Z2 in aanwezigheid van hun ouders de burgerlijke maatschap opgericht, waarbij zij elk hun onverdeelde helft van de geschonken polissen hebben ingebracht. Hierbij werden de nodige avenanten bij de verzekeringscontracten voorzien, namelijk avenanten tot inbreng in de burgerlijke maatschap.
Tevens werd een kopie van de oprichting van de burgerlijke maatschap voorgelegd.

7. In de statuten dd. […] werd onder meer het volgende bepaald:

  • Doel

    • Het doel is burgerlijk van aard, en behelst hetgeen volgt: in een familiale sfeer waarin wordt gestreefd naar samenwerking, continuïteit en het verstevigen van de familiale banden, het familiaal vermogen in stand te houden en te vergroten. In dit kader wordt gestreefd naar een continuïteit in de samenwerking tussen de vennoten. In dit kader zal de vennootschap het familiaal vermogen beheren als een goed huisvader. Aldus kan worden belegd in alle soorten roerend en onroerend vermogen, zowel in het binnenland als in het buitenland. Opbrengsten, hetzij in de vorm van periodieke inkomsten, hetzij ingevolge behaalde meerwaarden, volgen datzelfde doel en dienen conform hiermee belegd te worden. Te dien einde mag ook worden belegd in delen van een vennootschap met een industriële, handels- of andere activiteit. Eveneens kan worden belegd in een levensverzekering.
    • Met betrekking tot de ingebrachte en nog in te brengen vermogensbestanddelen, en met betrekking tot de vermogensbestanddelen waarin desgevallend zal worden herbelegd, mogen geen handelingen worden gesteld die de burgerlijke activiteit in het gedrang zullen brengen of zouden kunnen brengen. Meer bepaald zal de Maatschap als dusdanig zich onthouden van enige industriële, handels- of andere commerciële activiteit.
    • De Maatschap kan alle handelingen stellen die op welke wijze ook kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van haar maatschappelijk doel, met uitdrukkelijke uitsluiting evenwel van handelingen als bedoeld in de Wetten en Koninklijke Besluiten op de financiële transacties en de financiële markten en over het vermogensbeheer en het beleggingsadvies.
  • Duur
    • Tot aan het overlijden van de langstlevende van V en M.
  • Overdraagbaarheid delen onder levenden
    • Vervreemdingsverbod tenzij mits unanieme, voorafgaande en schriftelijke toestemming van alle andere vennoten, inclusief de personen die desgevallend gerechtigd zijn het stemrecht uit te oefenen voor de vennoten.
  • Zaakvoerder
    • Statutaire aanstelling
      • V
      • In de mate V niet in staat is om zijn functie als zaakvoerder uit te oefenen (bv. omdat hij onder een rechterlijke beschermingsmaatregel is geplaatst) of indien hij komt te overlijden, wordt M van rechtswege de zaakvoerder voor die periode.
      • Wanneer M zich in de situatie zoals hierboven beschreven staat, bevindt, dan worden Z1 en Z2 gezamenlijk of de langstlevende van hen van rechtswege de nieuwe zaakvoerder(s) voor die periode.
    • Bevoegdheden
      • Aan de zaakvoerder wordt de meest ruime bevoegdheid gegeven met betrekking tot het bestuur en beheer van de Maatschap, de interne en externe vertegenwoordiging van de Maatschap en de beleggingsbeslissingen.
      • De zaakvoerder is exclusief, en met uitsluiting van alle andere vennoten, bevoegd om alle daden van beheer en alle daden van beschikking, in de ruimst mogelijke betekenis, te stellen met betrekking tot het ingebrachte en nog in te brengen vermogen, alsook met betrekking tot de vermogensbestanddelen die in de plaats komen van het ingebrachte en nog in te brengen vermogen door belegging, wederbelegging, zaakvervanging, alsook met betrekking tot alle toekomstige interesten, vruchten en opbrengsten, hoe ook genoemd, van het ingebrachte en nog in te brengen vermogen en/of wat daarvoor in de plaats is gekomen, die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van het doel van de Maatschap, daarbij optredend voor alle vennoten.
      • De zaakvoerder is onder meer (niet limitatief) exclusief bevoegd om de volgende daden van beheer te stellen:
        • het innen van interesten, opbrengsten en vruchten, met betrekking tot het vermogen;
        • het herbeleggen van roerende waarden, bekomen hetzij op de vervaldag, hetzij tussentijds; het uitoefenen van het stemrecht verbonden aan alle delen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het doorstorten van niet-gereserveerde interesten, opbrengsten en vruchten aan de vennoten;
        • het beslissen om de toekenning of de betaalbaarstelling van niet-gereserveerde interesten, opbrengen en vruchten aan de vennoten al dan niet uit te stellen;
        • de bevoegdheid om welbepaalde taken toe te vertrouwen aan een derde-lasthebber;
        • de bevoegdheid om de vennoten in rechte te vertegenwoordigen;
        • openen van een rekening bij De Post, banken of andere kredietinstellingen in naam van de Maatschap.
      • De zaakvoerder is onder meer (niet limitatief) exclusief bevoegd om de volgende daden van beschikking te stellen:
        • het vervreemden of wederbeleggen van de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het uitoefenen van het stemrecht verbonden aan alle aandelen die deel uitmaken van de tussen vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het kopen, verkopen, verhuren of het ten bezwarende titel afstaan van het gebruik aan derden van de goederen behorende tot de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het onderschrijven van kapitaal in een vennootschap met of zonder rechtspersoonlijkheid;
        • het wederbeleggen van de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid in onroerende goederen.
      • De zaakvoerder is tevens onder meer (niet limitatief) exclusief bevoegd om de volgende daden met betrekking tot bepalen van het beleggingsprofiel te stellen:
        • een overeenkomst van “discretionair vermogensbeheer” en haar bijlagen af te sluiten alsook het toepasselijk “investeringsprofiel” en de eventuele modaliteiten en beperkingen te bepalen voor de betreffende overeenkomst;
        • een overeenkomst van “beleggingsadvies” en haar bijlagen af te sluiten alsook het toepasselijk “investeringsprofiel” en de eventuele modaliteiten en beperkingen te bepalen voor de betreffende overeenkomst. Dit bijzonder mandaat tot ondertekening van een overeenkomst van beleggingsadvies omvat eveneens de bevoegdheid tot het ontvangen van deze adviezen en tot het eventueel doorgeven van orders in financiële instrumenten waarover advies werd verleend;
        • in het kader van de dienst “advies in financiële instrumenten” de geschiktheidstest uit te voeren en af te sluiten om het toepasselijk “investeringsprofiel” te bepalen voor de betreffende dienst. Dit bijzonder mandaat tot ondertekening en afsluiten van de geschiktheidstest voor de dienst “advies in financiële instrumenten” omvat eveneens de bevoegdheid tot het ontvangen van deze adviezen en tot het eventueel doorgeven van orders in financiële instrumenten waarover advies werd verleend.
          Meer in het algemeen kan de zaakvoerder het beleggingsprofiel, in de meest ruime zin, in het kader van de mifid-regeling, of eender welke andere regeling, bij bankinstellingen gaan bepalen.
  • De vennoten die niet werden benoemd als zaakvoerder kunnen geen daden van beheer, noch daden van beschikking stellen met betrekking tot de goederen die tot het vermogen van de Maatschap behoren.
  • De zaakvoerder kan, met behoud van zijn verantwoordelijkheid, werkzaamheden van administratieve aard geheel of gedeeltelijk laten uitvoeren door een door hem voor die bepaalde aangelegenheden aangestelde lasthebber, en dit al dan niet tegen vergoeding.
  • Indien de zaakvoerder beslist om de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid al dan niet gedeeltelijk te wederbeleggen in onroerende goederen, dan zullen de vennoten hieraan hun medewerking verlenen bij het verlijden van de notariële akte en desgevallend de zaakvoerder een authentieke volmacht verlenen teneinde de zaakvoerder in de mogelijkheid te stellen deze daad van beschikking, die tot zijn exclusieve bevoegdheid behoort, te kunnen stellen. In voorkomend geval dient, zowel in de eventuele volmacht als in de aankoopakte van het onroerend goed of onroerende goederen te worden bepaald dat de zaakvoerder de middelen van de Maatschap mag aanwenden ter aankoop van een onroerend goed, in naam en voor rekening van de vennoten in dezelfde verhouding als de alsdan geldende aandelenverhouding van de Maatschap.
  • Indien de zaakvoerder beslist het vermogen van de Maatschap geheel of gedeeltelijk te investeren in een levensverzekering, zullen alle rechten, en onder andere de persoonlijke rechten verbonden aan dit contract van levensverzekering, worden uitgeoefend door de (opvolgende) zaakvoerder in het uitsluitende belang van de Maatschap en de achterliggende vennoten van de Maatschap, en dit zolang de Maatschap blijft voortduren. Daartoe zal de (opvolgende) zaakvoerder, bij toepassing van de Wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen voorzien in het nodige bijvoegsel bij het levensverzekeringscontract.
  • Indien er meerdere zaakvoerders zijn, vormen zij een college en zullen zij bij meerderheid beheren, besturen en vertegenwoordigen.
  • Het mandaat van zaakvoerder is onbezoldigd. De algemene vergadering kan beslissen het mandaat van de zaakvoerder te bezoldigen.
  • Algemene vergadering
  • Gewone algemene vergadering

    • Goedkeuring jaarrekening/winstbestemming/kwijting aan de zaakvoerder
    • Meerderheid van stemmen
    • Indien de eigenaar van het deel niet zelf het stemrecht uitoefent, wordt de stem verbonden aan dat deel exclusief uitgeoefend door de persoon die het stemrecht van de delen mag en kan uitoefenen
  • Buitengewone algemene vergadering
  • Wijziging Statuten, onder meer ontbinding burgerlijke maatschap, vervanging statutaire zaakvoerder, kapitaalvermindering
  • Unanimiteit van alle vennoten
  • Indien de eigenaar van het deel niet zelf het stemrecht uitoefent, dienen zowel de persoon die het stemrecht uitoefent als de eigenaar van de delen in te stemmen
  • Uittreding vennoten
  • Geen recht op uittreding behoudens akkoord van de zaakvoerder

8. Wat betreft de twee levensverzekeringscontracten, die werden geschonken en vervolgens ingebracht in de burgerlijke maatschap zodat de burgerlijke maatschap de nieuwe verzekeringsnemer werd, werd per polis voorzien in een avenant tot wijziging van de begunstigingsclausule, waarbij de burgerlijke maatschap en bij gebreke aan rechtspersoonlijkheid haar deelgenoten in verhouding tot hun deelgerechtigdheden werden aangeduid als begunstigden, met name:

  • Z1 ten belope van 50%
  • Z2 ten belope van 50%
    Bijgevolg is de aanduiding van de begunstigden van de levensverzekeringscontracten geen beding ten behoeve van een derde, maar een aanwijzing ten behoeve van zichzelf.

9. De statuten van de burgerlijke maatschap werden gewijzigd bij addendum d.d. […] 2016. Een kopie van de notulen van de buitengewone algemene vergadering aangaande deze statutenwijziging evenals de gecoördineerde statuten van de Maatschap wordt voorgelegd. In de gecoördineerde statuten wordt onder meer het volgende bepaald:

  • Doel

    • Het doel is burgerlijk van aard, en behelst hetgeen volgt: in een familiale sfeer waarin wordt gestreefd naar samenwerking, continuïteit en het verstevigen van de familiale banden, het familiaal vermogen in stand te houden en te vergroten. In dit kader wordt gestreefd naar een continuïteit in de samenwerking tussen de vennoten. In dit kader zal de vennootschap het familiaal vermogen beheren als een goed huisvader. Aldus kan worden belegd in alle soorten roerend en onroerend vermogen, zowel in het binnenland als in het buitenland. Opbrengsten, hetzij in de vorm van periodieke inkomsten, hetzij ingevolge behaalde meerwaarden, volgen datzelfde doel en dienen conform hiermee belegd te worden. Te dien einde mag ook worden belegd in delen van een vennootschap met een industriële, handels- of andere activiteit. Eveneens kan worden belegd in een levensverzekering.
    • Met betrekking tot de ingebrachte en nog in te brengen vermogensbestanddelen, en met betrekking tot de vermogensbestanddelen waarin desgevallend zal worden herbelegd, mogen geen handelingen worden gesteld die de burgerlijke activiteit in het gedrang zullen brengen of zouden kunnen brengen. Meer bepaald zal de Maatschap als dusdanig zich onthouden van enige industriële, handels- of andere commerciële activiteit.
    • De Maatschap kan alle handelingen stellen die op welke wijze ook kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van haar maatschappelijk doel, met uitdrukkelijke uitsluiting evenwel van handelingen als bedoeld in de Wetten en Koninklijke Besluiten op de financiële transacties en de financiële markten en over het vermogensbeheer en het beleggingsadvies.
  • Duur
    • Tot aan het overlijden van de langstlevende van de ouders van Z1 en Z2, met name V en M.
  • Overdraagbaarheid delen onder levenden
    • Vervreemdingsverbod tenzij mits unanieme, voorafgaande en schriftelijke toestemming van alle andere vennoten, inclusief de personen die desgevallend gerechtigd zijn het stemrecht uit te oefenen voor de vennoten.
  • Zaakvoerder
    • Statutaire aanstelling
      • V
      • In de mate V niet in staat is om zijn functie als zaakvoerder uit te oefenen (bv. omdat hij onder een rechterlijke beschermingsmaatregel is geplaatst) of indien hij komt te overlijden, wordt M van rechtswege de zaakvoerder voor die periode.
      • Wanneer M zich in de situatie zoals hierboven beschreven staat bevindt, dan worden Z1 en Z2 gezamenlijk of de langstlevende van hen van rechtswege de nieuwe zaakvoerder(s) voor die periode.
    • Bevoegdheden
      • Aan de zaakvoerder wordt de meest ruime bevoegdheid gegeven met betrekking tot het bestuur en beheer van de Maatschap, de interne en externe vertegenwoordiging van de Maatschap en de beleggingsbeslissingen.
      • De zaakvoerder is exclusief, en met uitsluiting van alle andere vennoten, bevoegd om alle daden van beheer en alle daden van beschikking, in de ruimst mogelijke betekenis, te stellen met betrekking tot het ingebrachte en nog in te brengen vermogen, alsook met betrekking tot de vermogensbestanddelen die in de plaats komen van het ingebrachte en nog in te brengen vermogen door belegging, wederbelegging, zaakvervanging, alsook met betrekking tot alle toekomstige interesten, vruchten en opbrengsten, hoe ook genoemd, van het ingebrachte en nog in te brengen vermogen en/of wat daarvoor in de plaats is gekomen, die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van het doel van de Maatschap, daarbij optredend voor alle vennoten.
      • De zaakvoerder is onder meer (niet limitatief) exclusief bevoegd om de volgende daden van beheer te stellen:
        • het innen van interesten, opbrengsten en vruchten, met betrekking tot het vermogen;
        • het herbeleggen van roerende waarden, bekomen hetzij op de vervaldag, hetzij tussentijds; het uitoefenen van het stemrecht verbonden aan alle delen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het uitoefenen van het stemrecht verbonden aan alle aandelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het doorstorten van niet-gereserveerde interesten, opbrengsten en vruchten aan de vennoten na beslissing hiertoe van de algemene vergadering op de wijze als voorzien in artikel 11 van de Statuten;
        • de bevoegdheid om welbepaalde taken toe te vertrouwen aan een derde-lasthebber;
        • de bevoegdheid om de vennoten in rechte te vertegenwoordigen;
        • openen van een rekening bij De Post, banken of andere kredietinstellingen in naam van de Maatschap.
      • De zaakvoerder is onder meer (niet limitatief) exclusief bevoegd om de volgende daden van beschikking te stellen:
        • het vervreemden of wederbeleggen van de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het kopen, verkopen, verhuren of het ten bezwarende titel afstaan van het gebruik aan derden van de goederen behorende tot de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid;
        • het onderschrijven van kapitaal in een vennootschap met of zonder rechtspersoonlijkheid;
        • het wederbeleggen van de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid in onroerende goederen.
      • De zaakvoerder is tevens onder meer (niet limitatief) exclusief bevoegd om de volgende daden met betrekking tot bepalen van het beleggingsprofiel te stellen:
        • een overeenkomst van “discretionair vermogensbeheer” en haar bijlagen af te sluiten alsook het toepasselijk “investeringsprofiel” en de eventuele modaliteiten en beperkingen te bepalen voor de betreffende overeenkomst;
        • een overeenkomst van “beleggingsadvies” en haar bijlagen af te sluiten alsook het toepasselijk “investeringsprofiel” en de eventuele modaliteiten en beperkingen te bepalen voor de betreffende overeenkomst. Dit bijzonder mandaat tot ondertekening van een overeenkomst van beleggingsadvies omvat eveneens de bevoegdheid tot het ontvangen van deze adviezen en tot het eventueel doorgeven van orders in financiële instrumenten waarover advies werd verleend;
        • in het kader van de dienst “advies in financiële instrumenten” de geschiktheidstest uit te voeren en af te sluiten om het toepasselijk “investeringsprofiel” te bepalen voor de betreffende dienst. Dit bijzonder mandaat tot ondertekening en afsluiten van de geschiktheidstest voor de dienst “advies in financiële instrumenten” omvat eveneens de bevoegdheid tot het ontvangen van deze adviezen en tot het eventueel doorgeven van orders in financiële instrumenten waarover advies werd verleend.
          Meer in het algemeen kan de zaakvoerder het beleggingsprofiel, in de meest ruime zin, in het kader van de mifid-regeling, of eender welke andere regeling, bij bankinstellingen gaan bepalen.
      • De vennoten die niet werden benoemd als zaakvoerder kunnen geen daden van beheer, noch daden van beschikking stellen met betrekking tot de goederen die tot het vermogen van de Maatschap behoren.
      • De zaakvoerder kan, met behoud van zijn verantwoordelijkheid, werkzaamheden van administratieve aard geheel of gedeeltelijk laten uitvoeren door een door hem voor die bepaalde aangelegenheden aangestelde lasthebber, en dit al dan niet tegen vergoeding.
      • Indien de zaakvoerder beslist om de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de tussen de vennoten bestaande onverdeeldheid al dan niet gedeeltelijk te wederbeleggen in onroerende goederen, dan zullen de vennoten hieraan hun medewerking verlenen bij het verlijden van de notariële akte en desgevallend de zaakvoerder een authentieke volmacht verlenen teneinde de zaakvoerder in de mogelijkheid te stellen deze daad van beschikking, die tot zijn exclusieve bevoegdheid behoort, te kunnen stellen. In voorkomend geval dient, zowel in de eventuele volmacht als in de aankoopakte van het onroerend goed of onroerende goederen te worden bepaald dat de zaakvoerder de middelen van de Maatschap mag aanwenden ter aankoop van een onroerend goed, in naam en voor rekening van de vennoten in dezelfde verhouding als de alsdan geldende delenverhouding van de Maatschap.
      • Indien de zaakvoerder beslist het vermogen van de Maatschap geheel of gedeeltelijk te investeren in een levensverzekering, zullen alle rechten, en onder andere de persoonlijke rechten verbonden aan dit contract van levensverzekering, worden uitgeoefend door de (opvolgende) zaakvoerder in het uitsluitende belang van de Maatschap en de achterliggende vennoten van de Maatschap, en dit zolang de Maatschap blijft voortduren. Daartoe zal de (opvolgende) zaakvoerder, bij toepassing van de Wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen voorzien in de nodige bijvoegsels bij het levensverzekeringscontract.
      • Indien er meerdere zaakvoerders zijn, vormen zij een college en zullen zij steeds bij unanimiteit beheren, besturen en vertegenwoordigen.
      • Het mandaat van zaakvoerder is onbezoldigd. De algemene vergadering kan beslissen het mandaat van de zaakvoerder te bezoldigen.
  • Algemene vergadering

    • Gewone algemene vergadering
  • Goedkeuring jaarrekening/winstbestemming/kwijting aan de zaakvoerder
  • Unanimiteit van stemmen en goedkeuring zaakvoerder
    • Indien de eigenaar van het deel niet zelf het stemrecht uitoefent, wordt de stem verbonden aan dat deel exclusief uitgeoefend door de persoon die het stemrecht van de delen mag en kan uitoefenen
  • Buitengewone algemene vergadering
    • Wijziging Statuten, onder meer ontbinding burgerlijke maatschap, vervanging statutaire zaakvoerder, kapitaalvermindering
    • Unanimiteit van stemmen en goedkeuring zaakvoerder
      • Indien de eigenaar van het deel niet zelf het stemrecht uitoefent, wordt de stem verbonden aan dat deel exclusief uitgeoefend door de persoon die het stemrecht van de delen mag en kan uitoefenen
  • Uittreding vennoten
  • Geen recht op uittreding behoudens akkoord van de zaakvoerder

10. Aan de schenkingsakte van […] werden op […] 2016 een aantal wijzigingen aangebracht in verband met de modaliteiten. Deze wijzigingsakte dd. […] 2016 wordt gevoegd. De gewijzigde modaliteiten zijn de volgende:

  • Last tot afstand van een rente

    • Rente wordt verlaagd naar 2% op de waarde van de geschonken goederen
    • Nieuwe explicitering beperking rente tot hetgeen is geschonken geweest
  • Voorbehoud van stemrecht
    • Beperking stemrecht tot twee delen
  • Vervreemdingsverbod
    • Toevoeging van volgende alinea: Indien de duur van dit vervreemdingsverbod de wettelijk toegelaten duur zou overschrijden, wordt de duur verkort tot maximaal de door het recht toegelaten duur.
  • Uitsluitingsclausule
    • Toevoeging van volgende alinea: Indien de duur van dit vervreemdingsverbod de wettelijk toegelaten duur zou overschrijden, wordt de duur verkort tot maximaal de door het recht toegelaten duur.

11. Het gevolg van de schenking en de (aangepaste) voorwaarden, modaliteiten en lasten verbonden aan de schenking en de inbreng in de maatschap, is dat de kinderen elk één tweede van de burgerlijke maatschap in volle eigendom aanhouden. V (en opvolgend zijn echtgenote M) beschikt over geen enkel deel, maar wel over het stemrecht op twee delen. De kinderen hebben het stemrecht over de andere delen.
12. In 2015 werden de twee verzekeringspolissen bij […] gedeeltelijk afgekocht door de burgerlijke maatschap en werden deze tegoeden door de burgerlijke maatschap geïnvesteerd in twee onroerende goederen (aankoopakten worden voorgelegd). In 2016 vond nogmaals een gedeeltelijke afkoop van de twee polissen bij […] plaats en werden deze tegoeden op rekening geplaatst. De jaarstukken voor de burgerlijke maatschap voor de boekjaren 2014-2015 en 2016, waaruit dit blijkt, worden voorgelegd. In 2017 (waarvoor de jaarstukken op heden nog niet beschikbaar zijn) werd de polis bij […] met nummer […] volledig afgekocht en werden deze tegoeden op rekening geplaatst in afwachting van een nieuwe investering in onroerend goed door de burgerlijke maatschap. Mogelijkerwijze zullen de fondsen die de maatschap op heden op rekening/in het kader van een beleggingsportefeuille aanhoudt in de toekomst opnieuw geïnvesteerd worden in een nieuw levensverzekeringscontract.

II. C. Beschrijving van de voorgenomen verrichtingen

13. De aanvragers wensen op heden volgende aanpassingen te doen aan de statuten van de burgerlijke maatschap en aan de schenkingsakte dd. […], zoals reeds gewijzigd bij akte dd. […] 2016 (waarbij de voorwaarden, modaliteiten en lasten uit deze schenking op heden van toepassing zijn op de delen van de burgerlijke maatschap die ingevolge zaakvervanging in de plaats zijn gekomen van de geschonken levensverzekeringscontracten).

A. Verkoop twee delen van de maatschap aan V en M

14. Voorafgaand aan de aanpassing van de statuten zal een verkoop plaatsvinden tussen de kinderen enerzijds en het echtpaar V-M, waarbij het echtpaar V-M samen twee delen van de burgerlijke maatschap zal aankopen van de kinderen voor een prijs per aandeel van 1/2.156ste van de waarde van de burgerlijke maatschap op het ogenblik van de verkoop. Op die manier zal het echtpaar V-M gezamenlijk twee delen in volle eigendom (behorende tot hun gemeenschappelijk vermogen) aanhouden en elk van de kinderen 1.077 delen in volle eigendom. Aangezien de burgerlijke maatschap eigenaar is van twee onroerende goederen, zal de verkoop van de twee delen middels notariële akte gebeuren.

B. Aanpassingen aan de Statuten van de burgerlijke maatschap

15. De aanvragers wensen de volgende aanpassingen te doen aan de Statuten van de burgerlijke maatschap , via een bijeenkomst van de buitengewone algemene vergadering, die zal beslissen tot de wijziging van de hierna vermelde artikelen van de statuten. Het ontwerp van notulen van de buitengewone algemene vergadering van de burgerlijke maatschap wordt bijgevoegd:

i. Aanpassing artikel 8, 2. en artikel 9: Afzwakken van de bevoegdheden van de schenker/zaakvoerder tot loutere daden van beheer over de activa die de burgerlijke maatschap aanhoudt:

Artikel 8 : Zaakvoerder
1. Omschrijving van het mandaat
De zaakvoerder is, met uitsluiting van de deelgenoten van de Maatschap, gerechtigd om alle daden van beheer te stellen en ter zake alle mogelijke beslissingen te nemen en vertegenwoordigingshandelingen te stellen met betrekking tot het in de Maatschap ingebrachte en nog in te brengen vermogen, alsook met betrekking tot de vermogensbestanddelen die in de plaats komen van het ingebrachte en nog in te brengen vermogen door belegging, wederbelegging of zaakvervanging, alsook met betrekking tot alle toekomstige interesten, vruchten en opbrengsten, hoe ook genoemd, van het ingebrachte en nog in te brengen vermogen en/of wat daarvoor in de plaats is gekomen, die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van het doel van de Maatschap, hierbij optredend in naam en voor rekening van alle deelgenoten van de Maatschap.
Onder daden van beheer dient concreet onder meer te worden begrepen het nemen van beslissingen en het stellen van vertegenwoordigingshandelingen ter zake:
*het beleggen en herbeleggen van de door de Maatschap op rekening of in het kader van een beleggingsportefeuille aangehouden activa (dewelke hierbij uitdrukkelijk als een feitelijke algemeenheid worden aangemerkt) en het voeren van alle communicatie ter zake met de bank of vermogensbeheerder; Hieronder wordt uitdrukkelijk niet begrepen de beslissingen om deze activa naar een andere bank of vermogensbeheerder over te brengen en de beslissingen aangaande het beleggingsprofiel omtrent alle of een deel van deze activa, inclusief de beslissingen om het beleggingsprofiel te wijzigen;
*het uitoefenen van het stemrecht verbonden aan aandelen die door de Maatschap worden aangehouden, althans indien het gaat om gewone algemene vergaderingen van de vennootschap waarvan de Maatschap de aandelen aanhoudt. Hieronder wordt dus uitdrukkelijk niet begrepen het uitoefenen van het stemrecht verbonden aan aandelen die door de Maatschap worden aangehouden indien het gaat om buitengewone en bijzondere algemene vergaderingen van de vennootschap waarvan de Maatschap de aandelen aanhoudt;
*het innen van interesten, opbrengsten en vruchten met betrekking tot het door de Maatschap aangehouden vermogen;
*het doorstorten van activa van de Maatschap, wanneer er overeenkomstig artikel 11 of 12 van de Statuten tot uitkering werd beslist;
*het vervullen van alle louter administratieve verplichtingen die gepaard gaan met de Maatschap en het door de Maatschap aangehouden vermogen;
*het doen van een afkoop/afkopen van een levensverzekeringscontract aangehouden door de Maatschap, althans indien dit kadert binnen een rentelast verbonden aan de schenking van de delen van de Maatschap en waarbij het bedrag van de afkoop/afkopen op jaarbasis in totaliteit niet meer mag bedragen dan de effectieve opname van de in de schenkingsakte voorziene rentelast. Wordt in dit verband echter niet als een daad van beheer aangemerkt (maar dus als een daad van beschikking) het uitoefenen van alle overige rechten verbonden aan een verzekeringscontract aangehouden door de Maatschap, inclusief beslissingen aangaande het beleggingsprofiel van het levensverzekeringscontract, waaronder beslissingen om het beleggingsprofiel te wijzigen.
De zaakvoerder is daarentegen niet gerechtigd om beslissingen te nemen inzake daden van beschikking, waaronder onder meer dient te worden begrepen het stellen van rechtshandelingen waardoor de activa aangehouden door de Maatschap verdwijnen en/of de bestemming ervan wordt gewijzigd, zoals het bezwaren, verkopen of ruilen van de activa aangehouden door de Maatschap (behalve indien dit beleggen en/of herbeleggen betreft binnen het kader van het hoger voormelde beheer van een rekening of beleggingsportefeuille als feitelijke algemeenheid). Iedere daad van beschikking dient door de algemene vergadering van de Maatschap te worden goedgekeurd, bij besluit genomen door de buitengewone algemene vergadering overeenkomstig artikel 12 van deze Statuten.
De zaakvoerder is wel gerechtigd om alleen vertegenwoordigingshandelingen te stellen tot uitvoering van een aldus door de buitengewone algemene vergadering genomen beslissing inzake een daad van beschikking.
Indien er redelijke twijfel bestaat over de kwalificatie van bepaalde daden als daad van beheer dan wel als daad van beschikking, dan dienen deze daden als daad van beschikking te worden aangemerkt. Indien één van de deelgenoten of de zaakvoerder van oordeel is dat er geen redelijke twijfel kan bestaan over deze kwalificatie, dient er hierover te worden geoordeeld door de arbiter als bepaald in artikel 27 van deze Statuten.
Indien er meerdere zaakvoerders zijn, zullen zij enkel gezamenlijk bevoegd zijn om hun hierboven beschreven bevoegdheden uit te oefenen.
Het mandaat van zaakvoerder is onbezoldigd. De algemene vergadering kan beslissen het mandaat van de zaakvoerder te bezoldigen.
De aanstelling als zaakvoerder is intuitu personae en geschiedt steeds bij besluit van de buitengewone algemene vergadering van de Maatschap overeenkomstig artikel 12 van deze Statuten, met uitzondering van de aanstelling van de opvolgend statutaire zaakvoerder die gebeurt zoals voorzien in artikel 8.3 van deze Statuten.


Artikel 9 : Relatie bank, financiële instelling en/of vermogensbeheerder
Aan de zaakvoerder wordt door de deelgenoten volmacht verleend om, met uitsluiting van alle deelgenoten, alle communicatie met de bank en/of financiële instelling en/of vermogensbeheerder en/of verzekeringsmaatschappij te voeren. “

ii. Aanpassing artikelen inzake algemene vergaderingen (10-11 en toevoeging nieuw artikel 12), zodanig dat wordt verduidelijkt welke vergadering voor welke beslissing bevoegd is en tevens zodanig dat de buitengewone algemene vergadering eveneens dient te beslissen over daden van beschikking zoals in het nieuwe artikel 8 omschreven:


“Artikel 10 : Algemene principes
Minstens éénmaal per jaar vindt een gewone algemene vergadering van de deelgenoten plaats op de zetel van de Maatschap, bijeengeroepen door de zaakvoerder. Deze jaarlijkse vergadering vindt plaats in de loop van de maand maart. De vergadering kan verdaagd worden met maximum één maand door beslissing van de zaakvoerder.
De zaakvoerder roept een buitengewone algemene vergadering bijeen telkens hij/zij dit noodzakelijk acht of hiertoe wordt verzocht door een deelgenoot.
De gewone en buitengewone algemene vergadering wordt bijeengeroepen door de zaakvoerder, per brief die minstens 10 dagen vóór datum van de algemene vergadering dient te worden verstuurd aan de deelgenoten, met vermelding van de plaats, de datum, het uur en de agenda en in geval het een gewone algemene vergadering betreft met in bijlage het ontwerp van de jaarrekening. Indien alle deelgenoten ter vergadering (al dan niet persoonlijk) aanwezig zijn en hiermee ter vergadering unaniem instemmen, kan van de vereiste en de formaliteiten van oproeping zoals hierboven beschreven, worden afgeweken.
De gewone algemene vergadering is uitsluitend bevoegd voor de goedkeuring van de jaarrekening, de winstbestemming alsook het verlenen van kwijting aan de zaakvoerder.
De buitengewone algemene vergadering beslist over alle zaken die door deze Statuten niet uitdrukkelijk aan de gewone algemene vergadering of aan de zaakvoerder zijn toegewezen (daaronder onder meer begrepen beslissingen inzake daden van beschikking zoals omschreven in artikel 8 van de Statuten alsook beslissingen tot wijziging van de Statuten (waaronder onder meer wordt begrepen de ontbinding van de Maatschap, een bijkomende inbreng, een vervanging van de zaakvoerder en een kapitaalvermindering)).
De deelgenoten kunnen zich laten vertegenwoordigen door een andere deelgenoot mits schriftelijke volmacht, desgevallend gegeven via fax of e-mail. Zij kunnen hun stem ook schriftelijk uitbrengen.
De deelgenoten kunnen éénparig en schriftelijk alle besluiten nemen die tot de bevoegdheid van de gewone of buitengewone algemene vergadering behoren. De zaakvoerder stelt een uiterlijke datum van ondertekening van de schriftelijke besluiten vast. Schriftelijke besluiten worden enkel geacht éénparig te zijn goedgekeurd, indien alle deelgenoten de besluiten integraal en tijdig hebben ondertekend en de deelgenoten die schriftelijke besluiten hebben ondertekend, zijn enkel dan gehouden door hun schriftelijke stem. Schriftelijke besluiten worden geacht genomen te zijn op de datum van de laatste handtekening.


Artikel 11 : Stemrecht op de gewone algemene vergadering
Alle delen geven recht op één stem.
Alle besluiten dienen met unanimiteit van stemmen te worden genomen.
De delen zijn ondeelbaar. Wanneer meerdere personen eigenaar zijn van één deel of wanneer een deel in pand werd gegeven, is de uitoefening van de rechten verbonden aan dat deel geschorst, totdat één persoon aangewezen wordt als de vertegenwoordiger die het stemrecht zal uitoefenen.
Indien het eigendomsrecht over de delen is gesplitst in vruchtgebruik en blote eigendom, verkrijgt de vruchtgebruiker de stemrechten verbonden aan de betreffende delen.


Artikel 12 : Stemrecht op de buitengewone algemene vergadering
Alle delen geven recht op één stem.
Alle besluiten dienen met unanimiteit van stemmen te worden genomen.
De delen zijn ondeelbaar. Wanneer meerdere personen eigenaar zijn van één deel of wanneer een deel in pand werd gegeven, is de uitoefening van de rechten verbonden aan dat deel geschorst, totdat één persoon aangewezen wordt als de vertegenwoordiger die het stemrecht zal uitoefenen.
Indien het eigendomsrecht over de delen is gesplitst in vruchtgebruik en blote eigendom, dient zowel de vruchtgebruiker als de blote eigenaar met het besluit in te stemmen opdat dit zou kunnen worden aangenomen. “


iii. Verder zou van de gelegenheid gebruik worden gemaakt om de huidige artikelen 15 (inkomstenverdeling), 22 (uittreding) en 23 (uitsluiting) van de statuten als volgt aan te passen (die ingevolge punt ii. artikel 16, 23 en 24 worden):


“Artikel 16 : Inkomstenverdeling
De gewone algemene vergadering beslist jaarlijks, op verplicht voorstel van de zaakvoerder, dat de winstuitkering minstens gelijk is aan het totaalbedrag van de eventuele belastingen (personenbelasting, vermogensbelasting, gemeentebelasting, taks op de effectenrekeningen…) die door alle deelgenoten gezamenlijk over het afgelopen boekjaar persoonlijk (en dus niet bijvoorbeeld bij wijze van afhouding van bevrijdende roerende voorheffingen) dient te worden voldaan ingevolge het in de Maatschap aangehouden vermogen en dit op een zodanige wijze dat elke deelgenoot afzonderlijk met de aan hem/haar aldus toekomende winstuitkering in staat is alle belastingen te voldoen die door hem/haar persoonlijk verschuldigd zijn inzake het door de Maatschap aangehouden vermogen. Indien er onvoldoende winst hiertoe zou zijn, beslist een buitengewone algemene vergadering tot een kapitaalvermindering voor het surplus.
Op voorstel van de zaakvoerder beslist de jaarlijkse gewone algemene vergadering over de resterende winstuitkering of reservering. Onder de resterende winstuitkering wordt begrepen, de winstuitkering boven de minimumuitkering om belastingen te voldoen zoals hierboven in de vorige alinea beschreven.
Elke winstuitkering aan de deelgenoten geschiedt in verhouding tot hun delen in de Maatschap.
Van winst die door de deelgenoten wordt opgenomen, kan geen sprake zijn zolang alle in het verleden geleden verliezen niet eerst volledig zijn aangezuiverd, evenwel met uitzondering van de minimumuitkering om belastingen te voldoen zoals hierboven in de eerste alinea beschreven.


Artikel 23 : Uittreding
Tijdens de duur van de Maatschap (zoals bepaald in artikel 4) heeft geen enkele deelgenoot het recht om uit de Maatschap te treden behoudens mits goedkeuring van de algemene vergadering, genomen bij besluit van de buitengewone algemene vergadering overeenkomstig artikel 12 van de Statuten.
De kandidaat-uittreder dient de overige deelgenoten en de zaakvoerder in kennis te stellen van zijn wens uit de Maatschap te treden, bij middel van aangetekend schrijven.
In geval van uittreding zal de betrokken deelgenoot, overeenkomstig het besluit van de buitengewone algemene vergadering, ofwel (i) verplicht zijn om zijn deel in de Maatschap over te dragen aan de overige deelgenoten, ofwel (ii) zijn scheidingsdeel te ontvangen vanuit het in de Maatschap aangehouden onverdeeld vermogen.
De waarde van het scheidingsdeel of de prijs te betalen door de overige deelgenoten wordt bepaald op grond van de laatste jaarrekening vóór de uittreding opgesteld overeenkomstig artikel 15 van deze Statuten.
In geen van voornoemde gevallen heeft de uittreding van een deelgenoot de ontbinding van de Maatschap tot gevolg.
De kosten die veroorzaakt worden door de uittreding zullen ten laste komen van de uittredende deelgenoot.


Artikel 24 : Uitsluiting
Iedere deelgenoot die geen zaakvoerder is, kan om een gegronde reden uit de Maatschap worden gesloten.
Het verzoek tot uitsluiting kan op de agenda van de buitengewone algemene vergadering worden geplaatst door de zaakvoerder. De beslissing wordt door de buitengewone algemene vergadering genomen op de wijze zoals voorzien in artikel 12 van de Statuten; de uit te sluiten deelgenoot heeft echter geen stemrecht.
De deelgenoot wiens uitsluiting wordt gevraagd, moet worden verzocht zijn opmerkingen schriftelijk te kennen te geven aan de algemene vergadering, binnen één maand nadat een aangetekende brief met het met redenen omklede voorstel tot uitsluiting aan hem/haar is verzonden. Indien hij/zij daarom verzoekt in een geschrift dat zijn opmerkingen bevat, moet de betrokken deelgenoot worden gehoord.
Elk besluit tot uitsluiting wordt met redenen omkleed, en wordt vastgesteld in een afzonderlijk proces-verbaal dat wordt opgemaakt door de zaakvoerder en ondertekend door alle deelgenoten, de uitgesloten deelgenoot uitgezonderd. Dit proces-verbaal vermeldt de feiten waarop de uitsluiting is gebaseerd.
De uitsluiting wordt overgeschreven in het delenregister. Een eensluidend afschrift van het besluit wordt binnen vijftien dagen, bij een ter post aangetekende brief, aan de uitgesloten deelgenoot toegezonden.
De uitgesloten deelgenoot zal als scheidingsdeel het laagste bedrag ontvangen van de waarde van zijn/haar delen op datum van de oprichting van de Maatschap en de waarde van zijn/haar delen op de dag van het besluit tot uitsluiting genomen door de buitengewone algemene vergadering.”

Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruikt gemaakt om de statuten van de burgerlijke maatschap op een aantal andere (in het kader van deze aanvraag niet belangrijke) punten beperkt te wijzigen en te actualiseren (o.a. nieuwe verwijzingen naar artikels ingevolge voormelde aanpassingen…).

16. Deze aangepaste Statuten van de burgerlijke maatschap, waarvan een ontwerp wordt bijgevoegd, zullen, samen met de akte tot wijziging en interpretatie van de modaliteiten (zie hierna sub C.), ter registratie worden aangeboden.

C. Aanpassingen/verduidelijkingen aan de schenkingsakte d.d. […]

17. Daarnaast zouden de aanvragers ook enkele aanpassingen wensen te doen aan de modaliteiten van de schenkingsakte d.d.[…], zoals reeds gewijzigd bij akte dd. […] 2016. Deze nieuwe wijzigingen zouden gebeuren via een voor Belgische notaris verleden notariële akte tot wijziging en interpretatie van de modaliteiten van de schenking waarbij tevens 3% schenkbelasting (1) zou worden betaald op de huidige waarde van de geschonken goederen (2):

i. Verduidelijking artikel 1 “Last tot afstand van een rente” door toevoeging van de volgende alinea (na sub e):

“Dit dient aldus te worden geïnterpreteerd en gelezen dat de mogelijkheid tot het opvragen van achtereenvolgende rentes in hoofde van de Schenker vanzelfsprekend niet zo ver kan gaan dat er geen duidelijke schenking meer voorligt. Het opvragen van de achtereenvolgende rentes dient derhalve uiteraard steeds (in álle omstandigheden) aldus te gebeuren dat er een substantiële verrijking aanwezig is en blijft in hoofde van de Begiftigden (en een substantiële verarming in hoofde van de Schenker) en dient derhalve steeds indien nodig binnen deze grenzen beperkt te worden. Teneinde hierover alle onduidelijkheden te vermijden, bepalen Partijen hierbij alvast dat het nooit zo kan zijn dat het opvragen of opnemen van de achtereenvolgende rentes ertoe leidt dat aan de Begiftigden meer zou kunnen worden gevraagd dan 60% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking (met name € […]). In de mate de Begiftigden op een bepaald ogenblik van opvraging of opname niet minstens 40% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, zouden kunnen behouden, kan de Schenker op dat ogenblik geen rente opvragen of opnemen, ook al heeft de Schenker op dat ogenblik nog geen 60% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking opgevraagd aan de Begiftigden. Vanaf het ogenblik dat de Begiftigden wel minstens 40% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, zouden kunnen behouden, kan de Schenker opnieuw de rente opvragen of opnemen, zij het dat zij uiteraard nooit meer dan 60% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking kan opvragen aan de Begiftigden”.

ii. Integrale schrapping van artikel 2 “Voorbehoud van stemrecht”.

iii. Aanpassing artikel 3 “Optionele ontbindende voorwaarde van vooroverlijden”, door schrapping van volgende zinsnede op het einde van het artikel:
“met dien verstande dat deze tegenwaarde nooit lager kan zijn dan de waarde van de bij deze schenking geschonken Delen, zoals deze blijkt uit de hierna vermelde waardebepaling, of dan de waarde van de voor de Delen in de plaats gekomen roerende goederen die zijn gebruikt voor de verwerving of financiering van het onroerend goed”.

iv. Aanpassing artikel 5 “Vervreemdingsverbod” en artikel 6 “Uitsluitingsclausule” door schrapping van de Tussenkomende Partij of de langstlevende van hen.

v. Integrale schrapping artikel 7 “Volmacht”, vermits de akte inhoudende de beschreven aanpassingen/verduidelijkingen voor Belgische notaris zal worden verleden met betaling van 3% schenkbelasting (cf. infra).

vi. Verder zou van de gelegenheid gebruik worden gemaakt om ter verduidelijking volgende algemene bepalingen in de akte op te nemen:

“Niet-uitvoering lasten verbonden aan de schenkingen

De Schenker bedingt uitdrukkelijk dat de, ook slechts gedeeltelijke, niet-naleving van de lasten opgenomen in onderhavige schenkingsakte, hetzij door de Begiftigden zelf, hetzij door hun rechtsopvolger(s) de herroeping van onderhavige schenkingen tot gevolg kan hebben zoals voorzien in de artikelen 953 en 954 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek. Voor het overige zijn alle gronden tot herroeping van schenkingen, zoals voorzien in het Belgisch Burgerlijk Wetboek, onverminderd van toepassing.

Zaakvervangingsclausule

Deze schenking en meer bepaald alle modaliteiten, voorwaarden en lasten gekoppeld aan deze schenking zullen tevens betrekking hebben op de goederen en/of rechten die, al dan niet gedeeltelijk, bij wijze van zaakvervanging of subrogatie, belegging of wederbelegging in de plaats zullen komen van de geschonken Delen.

Nietigheid

De eventuele nietigheid van een gedeelte, een bepaling of een term van onderhavige schenking, heeft niet de nietigheid tot gevolg van de gehele overeenkomst. De gebeurlijk nietige bepaling(en) zal/zullen in dat geval vervangen worden door (een) geldige bepaling(en) die het dichtst mogelijk de bedoeling van partijen benadert.”

18. De aangepaste en gecoördineerde Statuten en de akte tot wijziging en interpretatie van de modaliteiten zullen worden gecommuniceerd aan de verzekeringsmaatschappij waarbij de door de Maatschap aangehouden verzekeringscontracten worden aangehouden.

III. Motivering van de aanvraag

19. De aanvragers menen dat er op heden, vóór het stellen van de hierboven beschreven voorgenomen verrichtingen, geen erfbelasting verschuldigd zal zijn op grond van art. 2.7.1.0.7 VCF, art. 2.7.1.0.9 VCF en art. 2.7.1.0.3,3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van enig ander artikel, bij het overlijden van V op de waarde van de op […] bij Nederlandse schenkingsakte geschonken levensverzekeringscontracten, dan wel op hetgeen reeds in de plaats is gekomen (met name de 2.156 delen van de burgerlijke maatschap) en nog in de plaats zou komen van de geschonken goederen.

20. De aanvragers wensen evenwel zekerheid te bekomen en zullen de sub A. en B. en C. beschreven voorgenomen verrichtingen - in de lijn met hetgeen werd bevestigd in de voorafgaande beslissing met nr. 17019 d.d. 21 juni 2017 - doen aan de statuten van de burgerlijke maatschap en aan de schenkingsakte d.d. […](waarvan de lasten, voorwaarden en modaliteiten reeds in 2016 werd aangepast).

21. Tevens zullen de beschreven aanpassingen/verduidelijkingen en in het bijzonder de betaling van 3% schenkbelasting op de waarde van de geschonken vermogensbestanddelen (3), zijnde onder meer de delen van de burgerlijke maatschap […] die ingevolge zaakvervanging in de plaats zijn gekomen van de twee geschonken levensverzekeringscontracten aangehouden bij […], tot gevolg hebben dat er geen erfbelasting zal zijn verschuldigd op grond van het met het decreet van 23 december 2016 aangepaste artikel 2.7.1.0.6 VCF j. art. 2.7.3.2.8 VCF.

22. Aanvrager verzoekt te bevestigen dat er alleszins ná de voorgenomen verrichtingen geen erfbelasting meer zal zijn verschuldigd:

  • Op grond van art. 2.7.1.0.7 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF (vraag 1)?
  • Op grond van art. 2.7.1.0.9 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF (vraag 2)?
  • Op grond van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF (vraag 3)?
  • Op grond van art. 2.7.1.0.6 juncto art. 2.7.3.2.8 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF (vraag 4)?
  • Op het erfrechtelijk vruchtgebruik dat de langstlevende echtgenote kan verkrijgen middels inbreng van de geschonken goederen (vraag 5)?
  • Op grond van eender welke andere bepaling?

23. Aanvrager vraagt tevens te bevestigen:
- dat er bij de registratie van de akte wijziging en interpretatie van de modaliteiten 3% schenkbelasting zal zijn verschuldigd en geen schenkbelasting aan progressieve tarieven zoals van toepassing op schenkingen van onroerend goed (vraag 6)?
- dat bij de verkoop van de twee delen van de burgerlijke maatschap (die twee onroerende goederen aanhoudt) het evenredig verkooprecht zal worden berekend op 2/2.156sten van de verkoopwaarde van de aangehouden onroerende goederen (vraag 7)?

VRAAG 1: IS ART. 2.7.1.0.7 VCF, AL DAN NIET IN COMBINATIE MET ART. 3.17.0.0.2 VCF, VAN TOEPASSING NA HET STELLEN VAN DE VOORGENOMEN VERRICHTINGEN?

Toepassingsgebied art. 2.7.1.0.7 VCF

24. Art. 2.7.1.0.7 VCF viseert (onder meer) gesplitste inschrijvingen in vruchtgebruik – blote eigendom. De schenking van V aan zijn twee zonen d.d. […] werd gedaan in volle eigendom en niet met voorbehoud van vruchtgebruik in hoofde van de schenker. Er kan bijgevolg geen sprake zijn van een gesplitste inschrijving in vruchtgebruik – blote eigendom van de geschonken goederen, waardoor art. 2.7.1.0.7 VCF op zich genomen niet van toepassing is.

In combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF

25. Ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF lijkt ons art. 2.7.1.0.7 VCF niet van toepassing te zijn.
26. Er is fiscaal misbruik voorhanden wanneer de belastingplichtige een rechtshandeling stelt waarmee hij zich, in strijd met de doelstellingen van de fiscale bepaling, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst. In zijn arrest van 30 oktober 2013 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat om de doelstellingen van een fiscale bepaling te achterhalen, rekening moet worden gehouden met de praktijken die gewoonlijk gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan het misbruik wordt aangevoerd. Het Grondwettelijk Hof oordeelt in zijn arrest d.d. 30 oktober 2013 ook dat er rekening moet worden gehouden met het eventuele bestaan van specifieke bepalingen die reeds ertoe strekken bepaalde misbruiken van de betrokken fiscale bepaling tegen te gaan.
Ook de Minister van Financiën heeft in het kader van de gesplitste aankoop gemeld dat de algemene antimisbruikbepaling niet meer speelt als er een specifieke antimisbruikbepaling van toepassing is: “Artikel 9 van het Wetboek Successierechten is op zich reeds een antimisbruikbepaling wat ertoe geleid heeft dat de gesplitste aankoop niet meer opgenomen is in de lijst van verrichtingen waarop de nieuwe antimisbruikbepaling van toepassing kan zijn (4).”
De doelstelling van art. 2.7.1.0.7 VCF bestaat erin te vermijden dat erfbelasting zou worden ontweken door de blote eigendom rechtstreeks te doen inschrijven op naam van diegene die men bij zijn overlijden wil begiftigen. De zogenaamde “bedekte bevoordeling” wordt geviseerd, met name wanneer er sprake is van bedrog door de bevoordeling niet openlijk te kennen te geven. Dit blijkt duidelijk uit de wettekst: “tenzij het bewezen wordt dat de verkrijging of de inschrijving niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde is”. Wanneer een tekstuele interpretatie toelaat om de tekst te begrijpen, mag men niet overgaan naar de tweede fase van de interpretatie waarbij dan de bedoeling van de wetgever wordt opgespoord. De doelstelling van een fiscale bepaling is duidelijk en vervat in de bepaling zelf (5), hetgeen ook het geval is voor art. 2.7.1.0.7 VCF.
Enkel wanneer de tekstuele interpretatie geen heil brengt, moet gezocht worden naar de bedoeling van de wetgever. Deze bedoeling moet gezocht worden in de voorbereidende werken van de wet zelf en uitzonderlijk in de voorbereidende werken van vroegere of gelijkaardige wetten. (6)
Ook uit de Memorie van Toelichting van 1919 blijkt dat de doelstelling erin bestaat “bedekte bevoordelingen” te viseren: “…, zijn bepalingen tot voorkoming van bedrog (7). Zij hebben de strekking te beletten dat de overledene bij zijn leven niet over zijne goederen beschikke ten voordeele van personen, wien hij wenscht zijne nalatenschap over te maken en zulks vrij van alle belasting of door betaling van een registratierecht minder dan het erfenisrecht dat normaal opvorderbaar zou wezen”.
Ook met het voorbeeld dat gegeven wordt in de Memorie van Toelichting komt diezelfde doelstelling naar voren: “Een vader belegt geld, in zijnen naam voor het vruchtgebruik en in naam van zijn kind voor den blooten eigendom, hetzij in inschrijvingen op naam, hetzij in hypothecaire of andere schuldvorderingen, hetzij in onroerend goed aankoopen. Het geld wordt door den vader verschaft; en bij diens dood wordt het kind volle eigenaar zonder een centiem belasting te betalen” (8).
Uit dit voorbeeld volgt duidelijk dat de bedekking/het bedrog in de gesplitste inschrijving zelf dient te zitten. Dit wordt reeds sinds jaar en dag aangenomen, zie bijvoorbeeld M. Donnay: “Ainsi, l’article 9 n’est pas applicable si l’acquisition par le défunt pour l’usufruit et par son héritier pour la nue-propriété procède d’une donation ou d’une succession… Dans ces cas, il n’y a pas de fraude (sous la forme d’une libéralité déguisée), puisque l’opération elle-même se présente sous le caractère de libéralité. (9)” en “Artikel 9 mag niet toegepast worden indien er bewezen wordt dat de effecten of fondsen die ingeschreven of gedeponeerd werden op naam van de overledene voor het vruchtgebruik en op naam van zijn erfgenaam voor de blote eigendom, hun in die verhouding toebehoorden daar zij het voorwerp hadden uitgemaakt van een vroegere schenking door de overledene aan zijn erfgenaam onder voorbehoud van vruchtgebruik, hetzij bij geregistreerde akte, hetzij bij niet-geregistreerde akte. Doch het spreekt vanzelf dat, in deze laatste onderstelling, het successierecht bij toepassing van artikel 7 van het wetboek op de geschonken goederen verschuldigd is, indien de schenking plaatsgreep binnen de 3 jaren voor het overlijden (10)”.
In casu is er geen sprake van een gesplitste inschrijving in vruchtgebruik – blote eigendom, laat staan van een bedekte bevoordeling in het kader van een gesplitste inschrijving. Er werd dus helemaal niet in strijd met (de doelstelling van) art. 2.7.1.0.7 VCF gehandeld.

27. Wel werd er in de schenkingsakte in een last tot afstand van een rente voorzien en een voorbehoud van beheer/stemrecht, maar deze zijn geenszins gelijk te stellen met een vruchtgebruik. Door deze rente en dit controlevoorbehoud beschikt de schenker immers slechts over een persoonlijk recht en niet over een zakenrechtelijk recht van vruchtgebruik op de geschonken goederen en na de inbreng op de delen van de burgerlijke maatschap.

28. Verder voldoet de voorziene rente volledig aan de vereiste die werd gesteld in de Voorafgaande Beslissing nr. 16046 d.d. 14 november 2016. Er is immers voldaan aan de vereiste dat de rente vast moet zijn en niet zo mag geformuleerd worden dat het gelijkstaat met een vruchtgebruik. In casu staat de rente vast. De rente die werd gesteld in de schenkingsakte d.d. […] was maximaal 4%. Deze rente werd aangepast in de wijzigingsakte van de modaliteiten d.d. […] 2016 naar maximaal 2% en is derhalve onafhankelijk van de vruchten die het geschonken vermogen heeft opgebracht in het betrokken kalenderjaar.

29. Ook het feit dat de schenking is gebeurd met voorbehoud van het beheer/stemrecht in hoofde van de schenker, doet geen afbreuk aan het feit dat er geen schenking werd gedaan met een voorbehoud van vruchtgebruik. Over het stemrecht beschikken van delen van de burgerlijke maatschap is immers geenszins gelijk te stellen met een zakenrechtelijk recht van vruchtgebruik op deze delen.

30. Aangezien er geen sprake is van een gesplitste inschrijving vruchtgebruik – blote eigendom, werd er geen rechtshandeling gesteld in strijd met (de doelstelling van) art. 2.7.1.0.7 VCF. De schenking van […] valt derhalve niet onder het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.7 VCF, ook niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF.

Rechtszekerheidsbeginsel

31. Zelfs in de mate dat zou worden geoordeeld dat de schenking van […], al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, onder het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.7 VCF zou vallen, dan nog is er geen erfbelasting verschuldigd aangezien de voorafgaande schenking voor buitenlandse notaris wel nog als tegenbewijs van de bedekte bevoordeling kan dienen aangezien deze schenking werd gedaan vóór 1 juni 2016, nl. op […]. Het Standpunt nr. 15004 d.d. 3 oktober 2016, dat vermeldt dat art. 2.7.1.0.7 VCF eveneens van toepassing is op gesplitste inschrijvingen van effecten of geldbeleggingen en dat het tegenbewijs tegen het vermoeden van bevoordeling slechts kan worden geleverd op dezelfde wijze als bij een gesplitste aankoop en dus niet met een voorafgaande schenking waarop geen schenkbelasting werd betaald, is immers pas toepasbaar voor inschrijvingen vanaf 1 juni 2016.

32. Het rechtszekerheidsbeginsel en daarbij in het bijzonder het beginsel van niet-retroactiviteit van administratieve beslissingen, dat ligt vervat in de Grondwet en minstens als algemeen rechtsbeginsel doorwerkt in het fiscaal recht, verzet zich immers tegen de retroactieve toepassing van nieuwe standpunten van de fiscale administratie.

Toepassing art. 2.7.1.0.7 VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF na het stellen van de voorgenomen verrichtingen

33. Door het stellen van de voorgenomen verrichtingen, houdt de schenker samen met zijn echtgenote twee delen van de burgerlijke maatschap aan en zelf heeft hij het recht op een jaarlijkse rente van 2%, begrensd tot 60% van de waarde van het geschonkene. De begiftigden houden de overige delen inclusief het stemrecht aan. Zowel de schenker, zijn echtgenote als de begiftigden dienen hun goedkeuring te geven met betrekking tot de beslissingen die door de gewone en door de buitengewone algemene vergadering van de burgerlijke maatschap dienen te worden genomen. Het geheel zal vervolgens ter registratie worden aangeboden en er zal 3% schenkbelasting worden betaald. Mocht er al een probleem zijn met de gestelde verrichtingen in het kader van artikel 2.7.1.0.7 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, dan is dit alleszins niet meer het geval ingevolge de voorgestelde aanpassingen.

34. Aanvrager vraagt te bevestigen dat er na het stellen van de voorgenomen verrichtingen alleszins geen erfbelasting zal zijn verschuldigd bij het overlijden van de schenker ter zake de geschonken vermogensbestanddelen, dan wel op hetgeen hiervoor reeds in de plaats is gekomen (met name de delen van de burgerlijke maatschap en de activa aangehouden door de burgerlijke maatschap) of nog in de plaats zal komen, alsook op de interesten, vruchten en meerwaarden hiervan, noch op grond van art. 2.7.1.0.7 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling.

VRAAG 2: IS ART. 2.7.1.0.9 VCF, AL DAN NIET IN COMBINATIE MET ART. 3.17.0.0.2 VCF, VAN TOEPASSING NA HET STELLEN VAN DE VOORGENOMEN VERRICHTINGEN?

Toepassingsgebied art. 2.7.1.0.9 VCF

35. Art. 2.7.1.0.9 VCF viseert (onder meer) goederen die door de erflater onder bezwarende titel werden afgestaan, onder voorbehoud van een levenslang recht, waarbij een bedekte bevoordeling voorligt.

Geen toepassing mogelijk als rechtshandeling openlijk als een schenking wordt gekwalificeerd

36. De schenking van V aan zijn twee zonen is niet bedekt, maar wordt openlijk als een schenking gekwalificeerd. Art. 2.7.1.0.9 VCF kan dus niet van toepassing zijn. Dit artikel viseert immers enkel rechtshandelingen ten kosteloze titel die bewust verkeerd worden gekwalificeerd als rechtshandelingen ten bezwarende titel, en niet rechtshandelingen ten bezwarende titel die onbewust “verkeerd” worden gekwalificeerd als rechtshandelingen ten kosteloze titel.

37. Zie hierover uitdrukkelijk in M. Donnay: “L’article 11 est de même hors cause en cas de donation par le défunt avec réserve d’usufruit ou à charge de lui payer une rente. Dans ces cas, il n’y a pas de fraude (sous la forme d’une libéralité déguisée), puisque l’opération elle-même se présente sous le caractère de libéralité. (11)”

Geen overeenkomst ten bezwarende titel

38. In de mate toch zou worden geoordeeld dat art. 2.7.1.0.9 VCF van toepassing kan zijn als de rechtshandeling openlijk wordt gekwalificeerd als een schenking dient te worden gesteld dat de vermogensoverdracht van V aan zijn twee zonen niet onder bezwarende titel is gebeurd.

39. Een overeenkomst ten bezwarende titel houdt immers in dat er een wederkerige overeenkomst is die voor beide partijen een pecuniair voordeel oplevert (12). Levert zij voor één van de partijen geen dergelijk voordeel op, dan is zij om niet. Wanneer een vermogensbestanddeel derhalve zonder gelijkwaardig geachte economische tegenprestaties van een vermogen naar een ander gaat, ligt er een overeenkomst om niet voor.

40.Teneinde een overeenkomst te kwalificeren, moet worden gekeken naar de bedoeling van de partijen (13). Er dient immers te worden bekeken of de prestaties subjectief gelijkwaardig zijn, of niet. De schenkingsovereenkomst was duidelijk bedoeld om ten kosteloze titel te geschieden. V heeft de twee levensverzekeringscontracten aan zijn twee zonen geschonken, zonder dat zijn zonen hiervoor bij de verkrijging van deze goederen een gelijkwaardige tegenprestatie dienden te leveren ten voordele van V. Enkel de zonen van V bekomen een economisch voordeel door de schenking. Zij hebben zich verrijkt, terwijl V zich heeft verarmd.

41. Daarnaast blijkt ook uit een aantal modaliteiten dat de akten ten titel van schenking en dus ten kosteloze titel zijn gesteld. Er wordt bijvoorbeeld verwezen naar de artikelen uit het Burgerlijk Wetboek omtrent de herroeping van een schenking indien de last uit de schenking niet wordt nageleefd door de begiftigden en er wordt bepaald dat de schenking is gebeurd als voorschot op erfdeel.

42. De schenking d.d. […] werd gedaan onder de last om jaarlijks een rente van 4% van het geschonken vermogen af te staan aan de schenker. Er werd hierbij voorzien dat deze rente op vraag van de begiftigden dient te worden voldaan met het door de burgerlijke maatschap aangehouden vermogen (= het geschonken vermogen). Middels de akte dd. […] 2016 werd de last beperkt tot 2% en werd uitdrukkelijk geëxpliciteerd dat het opvragen van de achtereenvolgende rentes er nooit kan toe leiden dat er aan de begiftigden meer zou kunnen worden gevraagd dat wat zij geschonken hebben gekregen.

43. Deze rentelast doet evenwel geen afbreuk aan het kosteloze karakter van de schenking van […]. De jaarlijkse rente is immers een last verbonden aan de schenking, maar deze last kan worden voldaan met het geschonken vermogen. De begiftigden dienen nooit hun eigen vermogen aan te spreken om de last tot afstand van een rente te voldoen. In de schenkingsakte werd voor zoveel als nodig expliciet voorzien dat de last op vraag van de begiftigden dient te worden voldaan met het door de burgerlijke maatschap aangehouden vermogen, nl. met het geschonken vermogen. De begiftigden dienen dus nooit hun eigen vermogen aan te spreken om de last te voldoen. De begiftigden zullen zich dus in geen enkel geval verarmen door het aanvaarden van de schenking.

44. Middels de akte van […]2016 werd er nogmaals duidelijk geëxpliciteerd dat het opvragen van de rentes er – over alle jaren heen – nooit kan toe leiden dat aan de begiftigden meer zou kunnen worden gevraagd dan wat zij geschonken hebben gekregen, waarmee voor zover als nodig expliciet werd aangegeven dat het achtereenvolgens opnemen van de optionele rente door de schenker er nooit toe mag leiden dat er geen vermogensvoordeel meer is in hoofde van de begiftigden (en geen vermogensnadeel meer in hoofde van de schenker).

45. Er ligt duidelijk geen contract ten bezwarende titel voor, zelfs geen kanscontract. Een kanscontract houdt immers in dat de partijen niet weten of zij voordeel of nadeel uit de rechtshandeling zullen halen. In casu zullen de begiftigden nooit nadeel halen uit de rechtshandeling die werd gesteld op […]. De begiftigden hebben derhalve niets te verliezen bij het aangaan van de overeenkomst, alleen maar te winnen. Voor de schenker geldt het omgekeerde.

46. Aangezien de schenking van V aan zijn zonen dd. […] nooit als een overeenkomst ten bezwarende titel kan kwalificeren, kan art. 2.7.1.0.9 VCF niet worden toegepast (als men al van oordeel zou zijn dat art. 2.7.1.0.9 VCF überhaupt van toepassing zou kunnen zijn als de rechtshandeling openlijk als een schenking wordt gekwalificeerd).

In combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF

47. Ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF kan art. 2.7.1.0.9 VCF niet van toepassing te zijn.

48. Er is fiscaal misbruik voorhanden wanneer de belastingplichtige een rechtshandeling stelt waarmee hij zich, in strijd met de doelstellingen van de fiscale bepaling, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst. Wanneer een tekstuele interpretatie toelaat om de tekst te begrijpen, mag men niet overgaan naar de tweede fase van de interpretatie waarbij de bedoeling van de wetgever wordt opgespoord (in de voorbereidende werken van de wet zelf en uitzonderlijk in de voorbereidende werken van vroegere of gelijkaardige wetten). De doelstelling van een fiscale bepaling is duidelijk en vervat in de bepaling zelf (14), hetgeen ook het geval is voor art. 2.7.1.0.9 VCF. Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat er rekening moet worden gehouden met de praktijken die gewoonlijk gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan zij het misbruik aanvoert.

49. De doelstelling van art. 2.7.1.0.9 VCF bestaat erin de overeenkomst die in het vooruitzicht van het overlijden van de schenker onder het mom van een vervreemding ten bezwarende titel werd gedaan, maar eigenlijk een schenking is, te belasten in de erfbelasting. Ook met het voorbeeld dat gegeven wordt in de Memorie van Toelichting komt diezelfde doelstelling naar voren: “Eindelijk, ziet men vaak personen, in het vooruitzicht van hun overlijden, aan hunne wettige of aangestelde erfgenamen alle hunne goederen of een deel daarvan mits eene lijfrente afstaan. De akte wordt geboekt tegen het voor verkoopen bepaalde recht en de schatkist blijft verstoken van het verschil tusschen dit recht en het erfenisrecht” (15).

50. In casu werd de begiftiging naar de erfgenamen helemaal niet verborgen gehouden, integendeel. Er werd duidelijk vermeld dat de overeenkomst als een schenking is bedoeld. Er is dus helemaal geen sprake van bedrog. Art. 2.7.1.0.9 VCF is dan ook niet van toepassing op de schenking van […], ook niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF.

Rechtszekerheidsbeginsel

51. Maar zelfs in de mate dat zou worden geoordeeld dat een schenking waarin, in functie van de leeftijd van de schenker en de (waarde van de) geschonken goederen, een (te) hoge rente werd voorzien voor de schenker waardoor de begiftigden eventueel op termijn weinig tot niets van de schenking zouden overhouden, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF onder het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.9 VCF zou vallen, dan verzet het rechtszekerheidsbeginsel zich tegen de toepassing ervan op schenkingsakten die in het verleden werden gesteld. Het rechtszekerheidsbeginsel verzet zich immers tegen de retroactieve toepassing van nieuwe standpunten van de fiscale administratie.

52. Een schenking met een last tot afstand van een rente werd in het verleden nooit in vraag gesteld in het licht van art. 2.7.1.0.9 VCF. Indien de schenkingsakte voor Nederlandse notaris werd verleden, werd er in het verleden nooit erfbelasting gevestigd op grond van art. 2.7.1.0.9 VCF bij het overlijden van de schenker. Indien de schenkingsakte voor Belgische notaris werd verleden, werd er steeds schenkbelasting geheven en werd nooit geoordeeld dat slechts het algemeen vast recht was verschuldigd (in de hypothese dat het roerende goederen betrof) aangezien het om een overeenkomst ten bezwarende titel zou gaan. Art. 2.7.1.0.9 VCF werd overigens niet ingevoerd om deze situatie te belasten. De fictiebepaling van art. 2.7.1.0.9 VCF heeft een eigen autonoom toepassingsgebied, nl. het belasten van bevoordelingen die onder het mom van een contract ten bezwarende titel verborgen werden gehouden voor de fiscale administratie.

53. Gelet op het rechtszekerheidsbeginsel en in de lijn met wat de Vlaamse Belastingdienst steeds naar voren schuift inzake standpunten die een breuk met het verleden vormen, kan het nieuwe standpunt ten vroegste vanaf publicatie van de Voorafgaande Beslissing met nummer 16046 worden toegepast, zijnde ten vroegste voor wat betreft schenkingsakten verleden vanaf 30 november 2016.

Toepassing art. 2.7.1.0.9 VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF na het stellen van de voorgenomen verrichtingen

54. Door het stellen van de voorgenomen verrichtingen en meer bepaald door de verduidelijking van de modaliteiten van de schenkingsakte (verduidelijking last tot afstand van een rente) wordt het, ook al was dit reeds ontegensprekelijk het geval, nog veel duidelijker dat een schenking voorligt. Minstens na de voorgenomen aanpassingen kan er aldus geen twijfel meer zijn over het feit dat art. 2.7.1.0.9 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, niet van toepassing kan zijn.

55. Aanvrager verzoekt te bevestigen dat er na deze aanpassing geen erfbelasting zal zijn verschuldigd bij het overlijden van de schenker ter zake de geschonken vermogensbestanddelen, dan wel op hetgeen hiervoor reeds in de plaats is gekomen (met name de delen van de burgerlijke maatschap en de activa aangehouden door de burgerlijke maatschap) en nog in de plaats zal komen, alsook op de interesten, vruchten en meerwaarden hiervan, noch op grond van art. 2.7.1.0.9 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling, ongeacht of de rente al dan niet, deels dan wel geheel, wordt opgenomen door de schenker?

VRAAG 3: IS ART. 2.7.1.0.3, 3° VCF, AL DAN NIET IN COMBINATIE MET ART. 3.17.0.0.2 VCF, VAN TOEPASSING NA HET STELLEN VAN DE VOORGENOMEN VERRICHTINGEN?

Toepassingsgebied art. 2.7.1.0.3, 3° VCF

56. Art. 2.7.1.0.3., 3° VCF viseert schenkingen die werden gedaan onder de opschortende voorwaarde/termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Geen schenking onder de opschortende voorwaarde/termijn van overlijden van de schenker

57. De schenking van […] werd niet gedaan onder de opschortende voorwaarde/termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. De eigendom van het voorwerp van de schenking, nl. twee levensverzekeringscontracten, werd onmiddellijk overgedragen aan de begiftigden. Dat een vervreemdingsverbod of een voorbehoud van beheer/stemrecht werd voorzien gedurende het leven van de schenker doet hieraan geen afbreuk, integendeel. Dat de geschonken goederen nadien door de begiftigden in een burgerlijke maatschap werden ingebracht, doet hieraan evenmin afbreuk. De geschonken goederen, nl. de twee levensverzekeringscontracten, zijn definitief uit het vermogen van de schenker verdwenen. Ze behoren vanaf het ogenblik van de schenking tot het vermogen van de begiftigden. De schenking valt derhalve niet binnen het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF.

In combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF

58. Ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF is art. 2.7.1.0.3,3° VCF niet van toepassing.
59. Er is fiscaal misbruik voorhanden wanneer de belastingplichtige een rechtshandeling stelt waarmee hij zich, in strijd met de doelstellingen van de fiscale bepaling, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst. Wanneer een tekstuele interpretatie toelaat om de tekst te begrijpen, mag men niet overgaan naar de tweede fase van de interpretatie waarbij dan de bedoeling van de wetgever wordt opgespoord. De doelstelling van een fiscale bepaling is duidelijk en vervat in de bepaling zelf (16), hetgeen ook het geval is voor art. 2.7.1.0.3,3°. VCF.

60. De fictiebepaling van art. 2.7.1.0.3,3° VCF werd ingevoerd om te vermijden dat de nieuwe verlaagde tarieven voor schenkingen van roerende goederen van 3% en 7% ook zouden kunnen worden toegepast ten aanzien van schenkingen gedaan onder de opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. Bij de invoering van de fictiebepaling van art. 2.7.1.0.3,3° VCF was het gebruik van een burgerlijke maatschap in het kader van een vermogensplanning reeds gekend. Het was dan ook zeker niet de bedoeling om een schenking in combinatie met een burgerlijke maatschap aan te pakken via deze fictiebepaling.

61. De doelstelling van deze fictiebepaling blijkt duidelijk uit de Memorie van Toelichting: “Er blijkt echter een gemakkelijke manier te bestaan om enerzijds het voordeel van het verlaagde tarief voor de schenkingen te genieten, maar toch de overdracht van de goederen uit te stellen tot op het ogenblik van het overlijden. Een schenking van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde van het overlijden, geeft immers bij registratie van de akte slechts aanleiding tot de heffing van het algemeen vast recht van 25 euro, overeenkomstig de principes van artikel 16 van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten. Slechts op het ogenblik van het overlijden zal het evenredige recht, met toerekening van het reeds geheven algemeen vast recht, opeisbaar worden. En dat was eigenlijk niet de bedoeling die de decreetgever zich met de invoering van de bijzonder verlaagde tarieven had vooropgesteld. Een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van het overlijden, heeft burgerrechtelijk quasi dezelfde gevolgen als een legaat. Fiscaalrechtelijk worden ze echter sedert 1 januari 2004 aan een sterk verschillend tarief onderworpen. De Vlaamse Regering vindt het dan ook volkomen logisch dat een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de schenker, fiscaalrechtelijk gelijk wordt gesteld met een legaat. Zo voorkomt men een ongelijke behandeling ten opzichte van die erflater die een legaat van roerende goederen vermaakt, dat, per definitie, slechts uitwerking krijgt op het ogenblik van zijn overlijden.” (17).

62. Ook de Vlaamse minister van Financiën heeft de doelstelling van (oud) art. 4,3° Vl.W.Succ. in die zin bevestigd: “Uit de parlementaire voorbereiding blijkt duidelijk dat deze aanpassing misbruiken aangaande het vlak tarief voor schenkingen van roerende goederen wilde bestrijden. In de praktijk bleek er immers een gemakkelijke manier om enerzijds het voordeel van het verlaagde tarief voor de schenkingen te genieten, maar toch de overdracht van de goederen uit te stellen tot op het ogenblik van overlijden zodat slechts op het ogenblik van het overlijden het evenredige recht (met toerekening van het reeds geheven algemeen vast recht) opeisbaar werd. Dat was uiteraard niet te bedoeling bij de invoering van de bijzonder verlaagde rechten. Burgerrechtelijk heeft een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van het overlijden immers vrijwel dezelfde gevolgen als een legaat terwijl ze fiscaalrechtelijk sedert 1 januari 2004 aan een sterk verschillend tarief werden onderworpen… De oorsprong van artikel 4, 3° Vl. W. Succ. komt dus duidelijk tegemoet aan een legitieme en rechtvaardige doelstelling, namelijk de wens om misbruiken te bestrijden… Het blijft belangrijk om goede maatregelen zoals het vlak tarief inzake schenking van roerende goederen niet te laten ondermijnen door misbruik van dergelijke maatregelen” (18).

63. Nadien werd ook een schenking gedaan onder de opschortende termijn van het overlijden van de schenker uitdrukkelijk geviseerd.

64. De schenking van […] werd niet gedaan onder de opschortende voorwaarde/termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. Bij een schenking van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde/termijn bevindt de eigendom van de geschonken goederen zich nog bij de schenker en dit zolang de opschortende voorwaarde/termijn zich niet heeft vervuld. De eigendom van de geschonken goederen gaat dus pas over bij het vervullen van de opschortende voorwaarde/termijn van overlijden van de schenker. Door de schenking van de twee levensverzekeringscontracten zijn deze definitief uit het vermogen van V verdwenen, aangezien de eigendom ervan aan de begiftigden is toegekomen. Daarnaast kan art. 2.7.1.0.3,3° VCF overeenkomstig de ratio legis slechts van toepassing zijn op schenkingen die vrijwillig ter registratie werden aangeboden of verplicht registreerbaar zijn. Immers, enkel bij deze schenkingen worden de verlaagde tarieven toegepast, ook al verkrijgen de begiftigden de geschonken goederen pas bij het overlijden van de schenker, waardoor een misbruik voorligt van de verlaagde tarieven bij schenkingen van roerende goederen. Het was dan ook in die optiek dat de fiscale administratie met haar administratieve beslissing van 26 april 2005 van mening was dat (oud) art. 4, 3° Vl.W.Succ. enkel van toepassing was bij vrijwillig ter registratie aangeboden schenkingen of verplicht registreerbare schenkingen.

65. Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest d.d. 30 oktober 2013 geoordeeld dat er rekening moet worden gehouden met het eventuele bestaan van specifieke bepalingen die reeds ertoe strekken bepaalde misbruiken van de betrokken fiscale bepaling tegen te gaan. Ook de Minister van Financiën heeft in het kader van de gesplitste aankoop gemeld dat de algemene antimisbruikbepaling niet meer speelt als er een specifieke antimisbruikbepaling van toepassing is: “Artikel 9 van het Wetboek Successierechten is op zich reeds een antimisbruikbepaling wat ertoe geleid heeft dat de gesplitste aankoop niet meer opgenomen is in de lijst van verrichtingen waarop de nieuwe antimisbruikbepaling van toepassing kan zijn (19).”

66. De specifieke antimisbruikbepaling van art. 2.7.1.0.3., 3° VCF bestaat erin te vermijden dat van de verlaagde tarieven in de schenkbelasting misbruik zou worden gemaakt door een geregistreerde schenking te doen waarbij de begiftigden de geschonken goederen pas bij overlijden van de schenker verkrijgen, maar in dat geval slechts de verlaagde tarieven van de schenkbelasting zijn verschuldigd in plaats van de hogere tarieven van de erfbelasting. Wordt een niet verplicht te registreren schenking niet vrijwillig ter registratie aangeboden, dan is niet art. 2.7.1.0.3., 3° VCF van toepassing, maar wel art. 2.7.1.0.5. VCF. Elke fictiebepaling heeft immers een eigen autonoom toepassingsgebied.

67. Uit de Voorafgaande Beslissing nr. 16046 d.d. 14 november 2016 blijkt evenwel dat de Vlaamse Belastingdienst meent dat met de combinatie burgerlijke maatschap - schenking, het enkel de bedoeling is de volledige controle over het vermogen van de burgerlijke maatschap te behouden en dat hiermee wordt geprobeerd om de toepassing van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF te omzeilen aangezien de rechtsgevolgen van de vooropgestelde constructie identiek zijn aan deze van schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn van overlijden van de schenker.

68. Vooreerst heeft de combinatie van een burgerlijke maatschap met een schenking zonder opschortende voorwaarde niet dezelfde rechtsgevolgen als deze van een schenking van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde/termijn van overlijden van de schenker, zeker niet in voorliggend geval.

69. Door de schenking zijn de polissen definitief uit het vermogen van V verdwenen. Deze behoren geenszins nog tot zijn eigendom. Bij een schenking van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde/termijn bevindt de eigendom van de geschonken goederen zich nog bij de schenker en dit zolang de opschortende voorwaarde/termijn zich niet heeft vervuld. De eigendom van de geschonken goederen gaat dus pas over bij het vervullen van de opschortende voorwaarde/termijn van overlijden van de schenker, terwijl dit bij de schenking van delen van een burgerlijke maatschap onmiddellijk gebeurt. Bij de schenking van de delen van een burgerlijke maatschap dienen de begiftigden bijvoorbeeld vanaf het ogenblik van de schenking de inkomstenbelastingen te voldoen van de in de burgerlijke maatschap aangehouden vermogensbestanddelen. Bij een schenking onder opschortende voorwaarde/termijn dient de schenker de inkomstenbelastingen te voldoen. Pas bij zijn overlijden dienen de begiftigden dit te voldoen. Er is dus een fundamenteel verschil.

Daarnaast is zoals hierboven uiteengezet de doelstelling van art. 2.7.1.0.3., 3° VCF niet gefrustreerd en dat is overigens de enige toetssteen van de toepassing van art. 3.17.0.0.2 VCF, niet de soortgelijke rechtsgevolgen.

Doorslaggevende niet-fiscale motieven

70. In de mate toch tot fiscaal misbruik zou worden besloten, quod non, dan zijn in casu wel doorslaggevende niet-fiscale motieven. De burgerlijke maatschap heeft immers als voornaamste doelstelling de instandhouding van het familiaal vermogen teneinde te vermijden dat de tegoeden zou verbrokkelen tussen de begiftigden, wat bv. op beleggingsvlak helemaal niet interessant zou zijn. Ook kan op die manier in onroerend goed worden geïnvesteerd, hetgeen bij een verdeling van het vermogen tussen de begiftigden minder evident zou zijn.

Rechtszekerheidsbeginsel

71. Maar zelfs in de mate dat zou worden geoordeeld dat een schenking waarbij de geschonken goederen nadien in een door de begiftigden opgerichte burgerlijke maatschap worden ingebracht gekoppeld aan het leven van de schenker en waarbij de schenker de zaakvoerder is, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF onder het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF zou vallen, dan verzet het rechtszekerheidsbeginsel zich tegen de toepassing ervan op schenkingsakten die in het verleden werden gesteld. Het rechtszekerheidsbeginsel en daarbij in het bijzonder het beginsel van niet-retroactiviteit van administratieve beslissingen, dat ligt vervat in de Grondwet en minstens als algemeen rechtsbeginsel doorwerkt in het fiscaal recht, verzet zich immers tegen de retroactieve toepassing van nieuwe standpunten van de fiscale administratie.

72. Een schenking van delen van een burgerlijke maatschap (hetgeen in casu zelfs niet is gebeurd, aangezien de maatschap pas werd opgericht na de schenking) werd in het verleden nooit in vraag gesteld in het licht van art. 2.7.1.0.3., 3° VCF. Indien de schenkingsakte voor Nederlandse notaris werd verleden, werd art. 2.7.1.0.3., 3° VCF nooit toegepast bij overlijden van de schenker. Indien de schenkingsakte voor Belgische notaris werd verleden, werd steeds onmiddellijk de schenkbelasting van 3% (tarief rechte lijn) geheven. Art. 2.7.1.0.3., 3° VCF werd ook niet ingevoerd om deze situatie te belasten, en al helemaal niet in de mate de schenking is gebeurd voor buitenlandse notaris en deze schenking niet vrijwillig werd geregistreerd.

73. De fictiebepaling van art. 2.7.1.0.3., 3° VCF heeft immers een eigen autonoom toepassingsgebied, nl. het belasten van schenkingen die werden gedaan onder de opschortende voorwaarde van het overlijden van de schenker waarbij, mocht deze fictiebepaling niet bestaan, slechts het lage tarief van de schenkbelasting is verschuldigd bij het overlijden van de schenker, in plaats van het hogere tarief van de erfbelasting.

74. Gelet op het rechtszekerheidsbeginsel en in de lijn met hetgeen de Vlaamse Belastingdienst steeds naar voren schuift inzake standpunten die een breuk met het verleden vormen, kan het nieuwe standpunt ten vroegste vanaf publicatie van de Voorafgaande Beslissing met nummer 16046 worden toegepast, zijnde ten vroegste voor wat betreft schenkingsakten verleden vanaf 30 november 2016.

Toepassing art. 2.7.1.0.3,3° VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF na het stellen van de voorgenomen verrichtingen

75. Doordat de begiftigden de geschonken goederen na de schenking ingebracht hebben in een burgerlijke maatschap, beschikt de schenker ook na de schenking over de beheers- en beschikkingsbevoegdheid van de polissen in naam en voor rekening van de begiftigden (niet van de delen van de maatschap echter, de schenker heeft immers definitief en onherroepelijk afstand gedaan van de geschonken vermogensbestanddelen – reden waarom de aanvragers menen dat art. 2.7.1.0.3., 3° VCF niet van toepassing is).

76. Het lijkt de aanvragers dan ook dat, in de mate dat art. 2.7.1.0.3., 3° VCF van toepassing zou zijn, hetgeen dus evenwel volgens de aanvragers niet het geval is, de toepassing ervan hoe dan ook kan worden vermeden door middels statutenwijziging van de burgerlijke maatschap de zeggenschap van de zaakvoerder-schenker af te zwakken in die mate dat de zaakvoerder enkel nog het beheer kan uitoefenen over de geschonken polissen en over al hetgeen in de plaats is gekomen door belegging, wederbelegging of zaakvervanging, maar geenszins nog alleen hierover kan beschikken.

77. Na de statutenwijziging zullen daden van beheer door de zaakvoerder (schenker) alleen kunnen worden gesteld, terwijl daden van beschikking met unanimiteit van de zaakvoerder (schenker) en de deelgenoten (begiftigden) zullen moeten worden gesteld. Er komt een duidelijke definitie van daden van beheer enerzijds en daden van beschikking anderzijds. Bij discussie over de kwalificatie van de handeling dient de handeling te worden beschouwd als een daad van beschikking en dient deze met unanimiteit van de schenker en de deelgenoten te worden gesteld. De statuten van de burgerlijke maatschap zouden worden aangepast overeenkomstig hetgeen hierboven beschreven. Na deze aanpassing kan er dus al helemaal geen toepassing meer zijn van art. 2.7.1.0.3,3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF.

78. Aanvrager verzoekt te bevestigen dat er na het stellen van de voorgenomen verrichtingen alleszins geen erfbelasting zal zijn verschuldigd bij het overlijden van de schenker terzake de geschonken vermogensbestanddelen, dan wel op hetgeen hiervoor reeds in de plaats is gekomen (met name de delen van de burgerlijke maatschap en de activa aangehouden door de burgerlijke maatschap) of nog in de plaats zal komen, alsook op de interesten, vruchten en de meerwaarden hiervan, noch op grond van art. 2.7.1.0.3,3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling?

VRAAG 4: IS ART. 2.7.1.0.6 VCF j. ART. 2.7.3.2.8 VCF, AL DAN NIET IN COMBINATIE MET ART. 3.17.0.0.2 VCF, VAN TOEPASSING NA HET STELLEN VAN DE VOORGENOMEN VERRICHTINGEN?

Toepassingsgebied art. 2.7.1.0.6 VCF

Geen beding uitgaande van V

79. De beide levensverzekeringscontracten werden initieel onderschreven door V. De kinderen werden aangeduid tot begunstigden, elk ten belope van de helft. Door de schenking van het vorderingsrecht op de beide verzekeringscontracten aan de kinderen en de latere inbreng van de rechten op de verzekeringscontracten in de burgerlijke maatschap, is V geen verzekeringnemer meer. Aangezien daarenboven in een wijziging van de begunstigingsclausule werd voorzien waarbij de burgerlijke maatschap en bij gebreke aan rechtspersoonlijkheid van de burgerlijke maatschap de deelgenoten proportioneel met hun deelgerechtigdheid werden aangeduid als begunstigden, is er geen sprake meer van een beding uitgaande van V. Er zal dan ook geen erfbelasting zijn verschuldigd bij overlijden van V op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF bij gebreke aan een beding uitgaande van de erflater.

In combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF

80. Het lijkt ons dat art. 2.7.1.0.6 VCF ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF niet van toepassing zal zijn bij het overlijden van V.

81. Er is fiscaal misbruik voorhanden wanneer de belastingplichtige een rechtshandeling stelt waarmee hij zich, in strijd met de doelstellingen van de fiscale bepaling, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst. In het arrest van 30 oktober 2013 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat om de doelstellingen van een fiscale bepaling te achterhalen, rekening moet worden gehouden met de praktijken die gewoonlijk gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan het misbruik wordt aangevoerd. Het Grondwettelijk Hof oordeelt tevens dat er rekening dient te worden gehouden met het eventuele bestaan van specifieke bepalingen die er reeds toe strekken bepaalde misbruiken van de betrokken fiscale bepaling tegen te gaan. Wanneer een tekstuele interpretatie toelaat om de tekst te begrijpen, mag men niet overgaan naar de tweede fase van de interpretatie waarbij de bedoeling van de wetgever wordt opgespoord. De doelstelling van een fiscale bepaling is duidelijk en vervat in de bepaling zelf (20), hetgeen ook het geval is voor art. 2.7.1.0.6 VCF, nl. (in principe) het belasten van een beding uitgaande van de erflater ten voordele van een derde waardoor die derde kosteloos een som, rente of waarde verkrijgt.

82. In casu is er door de schenking van het vorderingsrecht op de twee verzekeringscontracten aan Z1 en Z2, de navolgende inbreng ervan in de burgerlijke maatschap en de wijziging van de begunstigingsclausule door de nieuwe verzekeringnemer (de burgerlijke maatschap) niet langer sprake van een beding ten hoeve van een derde uitgaande van V, maar wel van een beding uitgaande van de nieuwe verzekeringsnemer zelf, nl. de burgerlijke maatschap en bij gebreke aan rechtspersoonlijkheid de deelgenoten proportioneel met hun deelgerechtigdheid, en dus een beding ten behoeve van zichzelf. Het initiële beding uitgaande van de oorspronkelijke verzekeringnemer werd door de overdracht van de rechten van de verzekeringscontracten omgevormd naar een beding uitgaande van de nieuwe verzekeringnemer. Art. 2.7.1.0.6 VCF is dan ook niet van toepassing waardoor met het stellen van de rechtshandeling tot wijziging van de begunstigingsclausule niet in strijd met (de doelstelling van) art. 2.7.1.0.6 VCF werd gehandeld. De toevoeging van 30 november 2015 bij het Standpunt nr. 15133, gepubliceerd op 4 december 2015, kan dan ook niet worden gevolgd.

83. In de mate zou worden aangenomen dat de begunstigingsclausule na de overdracht van de rechten van de verzekeringscontracten nog steeds uitgaat van V en er met de navolgende wijziging van de begunstigingsclausule een rechtshandeling wordt gesteld waarmee de belastingplichtige zich buiten het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.6 VCF heeft gesteld, dan kan de antimisbruikbepaling nog steeds niet worden toegepast aangezien de wijziging van de begunstigingsclausule verantwoord is door andere dan fiscale motieven. In beide contracten waren initieel Z1 en Z2 aangeduid als begunstigden, elk ten belope van de helft. Het was dan ook noodzakelijk dat de verzekeringnemer, zijnde de burgerlijke maatschap en bij gebreke aan rechtspersoonlijkheid de deelgenoten proportioneel met hun deelgerechtigdheid, zichzelf aanduidde als begunstigde van beide verzekeringscontracten. De burgerlijke maatschap heeft immers net als andere vennootschappen een winstoogmerk waardoor de burgerlijke maatschap dient aangeduid te zijn als begunstigde van een verzekeringscontract waarvan zij verzekeringnemer is.

84. Ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF zal er dus geen erfbelasting zijn verschuldigd op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF voor wat betreft de twee geschonken verzekeringscontracten.

Rechtszekerheidsbeginsel

85. Zelfs in de mate dat zou worden geoordeeld dat het verkrijgen van de verzekeringsprestatie door de begunstigden van de verzekeringscontracten, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, onder het toepassingsgebied van art. 2.7.1.0.6 VCF zou vallen, dan nog is er geen erfbelasting verschuldigd.

86. Het Standpunt nr. 15133 d.d. 12 oktober 2015, dat vermeldt dat de uitkering van de verzekeringsprestatie belastbaar is op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF, ook al werden de rechten van het verzekeringscontract aan de begunstigde geschonken, is immers pas gepubliceerd op 20 oktober 2015 en dus na de schenking door V aan zijn kinderen op[…]. De toevoeging op 30 november 2015 in het Standpunt nr. 15133, nl. dat niet wordt aanvaard dat de oorspronkelijke begiftigde zichzelf herbenoemt als begunstigde daar als dit fiscaal misbruik wordt beschouwd, is pas gepubliceerd op 4 december 2015, zijnde na de aanpassing van de begunstigingsclausule gedaan op […].

87. Het rechtszekerheidsbeginsel en daarbij in het bijzonder het beginsel van niet-retroactiviteit van administratieve beslissingen, dat ligt vervat in de Grondwet en minstens als algemeen rechtsbeginsel doorwerkt in het fiscaal recht, verzet zich tegen de retroactieve toepassing van nieuwe standpunten van de fiscale administratie. Gelet op het rechtszekerheidsbeginsel en in de lijn met hetgeen de Vlaamse Belastingdienst steeds naar voren schuift inzake standpunten die een breuk met het verleden vormen, kan het Standpunt nr. 15133 en in het bijzonder de aanvulling omtrent de herbevestiging van de begunstiging, ten vroegste vanaf publicatie van deze Voorafgaande Beslissing worden toegepast, zijnde ten vroegste voor wat aanwijzingen van begunstigden gedaan na 4 december 2015 betreft.

Toepassing art. 2.7.1.0.6 j. art. 2.7.3.2.8 VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF na het stellen van de voorgenomen verrichtingen

88. Ingevolge art. 2.7.3.2.8, §2 VCF wordt de belastbare grondslag van de sommen, renten of waarden die ingevolge art. 2.7.1.0.6 VCF aan erfbelasting zijn onderworpen, verminderd met het bedrag dat als belastbare grondslag heeft gediend voor de heffing van de schenkbelasting indien het contract door de erflater aan die persoon werd geschonken.

89. In de mate op het verkrijgen van de verzekeringsprestaties op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF erfbelasting zou zijn verschuldigd, zal dit alleszins niet meer het geval zijn na het stellen van de voorgenomen verrichtingen voor wat betreft de waarde van de verzekeringscontracten aangezien de akte inzake wijziging en interpretatie van de modaliteiten ter registratie zal worden aangeboden waarbij 3% schenkbelasting (cf. vraag 6 hierna) zal worden betaald op de waarde op het tijdstip van het verlijden van de notariële akte inzake wijziging en interpretatie van de modaliteiten van de delen van de burgerlijke maatschap (zie voetnoot 2), die ingevolge zaakvervanging in de plaats zijn gekomen van de overgedragen verzekeringscontracten.

90. Enkel op het positieve verschil tussen de bij overlijden van V uitgekeerde verzekeringsprestaties en de waarde van de delen van de burgerlijke maatschap die in de plaats zijn gekomen van de verzekeringscontracten op het tijdstip van het verlijden van de notariële akte inzake wijziging en interpretatie van de modaliteiten verbonden aan de schenking en waarop 3% schenkbelasting werd betaald, zou dan mogelijkerwijze nog erfbelasting zijn verschuldigd. De belastbare grondslag van de erfbelasting kan immers worden verminderd met het bedrag dat als belastbare grondslag heeft gediend voor de heffing van de schenkbelasting.

91. Het lijkt aanvrager evenwel dat in de volgende gevallen ook op dit positieve verschil geen erfbelasting verschuldigd is bij het overlijden van V:

  1. Indien de geschonken levensverzekeringscontracten geheel of deels worden afgekocht en nadien worden geïnvesteerd in andere activa (cf. Standpunt 15142 dd. 21 december 2015). Zo werden de twee geschonken polissen bij […] reeds in 2015 en 2016 gedeeltelijk afgekocht en werden deze tegoeden door de burgerlijke maatschap onder meer herbelegd in twee onroerende goederen (zie hierboven). In 2017 werd vervolgens één van de contracten (polis […]) geheel afgekocht en zal dit binnenkort allicht worden geïnvesteerd in onroerend goed door de burgerlijke maatschap. Als er geen uitkering plaatsvindt op basis van een beding ten behoeve van een derde en is artikel 2.7.1.0.6. VCF uiteraard niet (meer) van toepassing. Het doen van een afkoop door de verzekeringnemer maakt geen fiscaal misbruik uit. In het Standpunt nr. 15142 d.d. 21 december 2015 waarin Standpunt nr. 15133 d.d. 12 oktober 2015 en d.d. 30 november 2015 wordt hernomen, wordt een afkoop van het verzekeringscontract door de begiftigde na de schenking als mogelijke piste naar voren geschoven om de heffing van de erfbelasting bij het overlijden van de oorspronkelijke verzekeringnemer te vermijden. Aangezien een gehele afkoop een optie is om de toepassing van het fictielegaat te vermijden, is ook een gedeeltelijke afkoop hierbij een optie. Enkel op het verschil tussen de uitkering die naderhand nog zou geschieden bij het overlijden van V uit het contract met nummer […] dat reeds gedeeltelijk is afgekocht en de waarde van dit contract dat reeds aan schenkbelasting zal zijn onderworpen middels de akte inzake wijziging en interpretatie modaliteiten schenking, zal dan nog erfbelasting van toepassing zijn. Als ook dit contract in de toekomst zou worden afgekocht, zal er dan bij overlijden van V in het geheel geen erfbelasting meer verschuldigd zijn op basis van artikel 2.7.1.0.6. VCF, ook niet op dit positieve verschil, ook niet in combinatie met artikel 3.17.0.0.2. VCF.
  2. Indien de geschonken levensverzekeringscontracten geheel of deels worden afgekocht en nadien specifiek worden geherinvesteerd in een nieuw levensverzekeringscontract dient o.i. dezelfde analyse te gelden als hierboven sub 1. (cf. Standpunt 15142 dd. 21 december 2015). Mogelijkerwijze zal de burgerlijke maatschap in 2018 met de tegoeden op rekening (afkomstig van de afkoop van de twee geschonken polissen) een nieuw levensverzekeringscontract onderschrijven. Op de latere uitkeringen uit dit nieuwe contract, is dan in het geheel geen erfbelasting verschuldigd op basis van artikel 2.7.1.0.6. VCF, ook niet in combinatie met artikel 3.17.0.0.2. VCF.
  3. Indien de burgerlijke maatschap als de nieuwe verzekeringsnemer tussentijds (bv. jaarlijks) een gedeeltelijke afkoop doet van het verzekeringscontract ten belope van de meerwaarde (in vergelijking met de waarde op het tijdstip van het verlijden van de notariële akte tot wijziging en interpretatie van de modaliteiten). Op die manier zullen de bij het overlijden van V uitgekeerde verzekeringsprestaties dezelfde waarde hebben als de waarde waarop 3% schenkbelasting werd betaald zodanig dat de belastbare grondslag van de erfbelasting dezelfde zal zijn als de belastbare grondslag in de schenkbelasting.
    Het lijkt ons dat het doen van deze gedeeltelijke afkoop door de verzekeringnemer geen fiscaal misbruik uitmaakt. In het Standpunt nr. 15142 d.d. 21 december 2015 waarin Standpunt nr. 15133 d.d. 12 oktober 2015 en d.d. 30 november 2015 wordt hernomen, wordt een gehele afkoop van het verzekeringscontract door de begiftigde na de schenking immers als mogelijke piste naar voren geschoven om de heffing van de erfbelasting bij het overlijden van de oorspronkelijke verzekeringnemer te vermijden. Aangezien een gehele afkoop teneinde erfbelasting te vermijden is toegestaan door de Vlaamse Belastingdienst, lijkt ons een gedeeltelijke afkoop zeker ook toegestaan.
  4. Indien op het positieve verschil tussen de waarde van de bij overlijden van V uitgekeerde verzekeringsprestaties en de waarde van de delen van de burgerlijke maatschap die in de plaats zijn gekomen van de verzekeringscontracten ten tijde van het verlijden van de notariële akte tot wijziging en interpretatie van de modaliteiten, ook 3% schenkbelasting wordt betaald. Dit kan bv. worden bewerkstelligd door het opnieuw aanbieden ter registratie van de voor Belgische notaris verleden akte tot wijziging en interpretatie van de modaliteiten, met een nieuwe waardering van de delen van de burgerlijke maatschap (die in de plaats zijn gekomen van geschonken levensverzekeringscontracten). Op die manier wordt er (enkel) op de meerwaarde van de verzekeringscontracten ook schenkbelasting betaald. In dat geval zal bij overlijden van V de belastbare grondslag van de erfbelasting dezelfde zijn als het bedrag dat als belastbare grondslag heeft gediend voor de heffing van de schenkbelasting.

92. Aanvrager vraagt te bevestigen dat er na het stellen van de voorgenomen verrichtingen geen erfbelasting zal zijn verschuldigd bij of na het overlijden van de schenker, noch op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF j. art. 2.7.3.2.8 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling, op de waarde van de delen van de burgerlijke maatschap, die ingevolge zaakvervanging in de plaats zijn gekomen van de geschonken verzekeringscontracten, dan wel op hetgeen hiervoor in de plaats zal komen alsook op de interesten, vruchten, en de meerwaarden van het geschonkene of van hetgeen ervoor reeds in de plaats is gekomen of nog in de plaats zal komen, althans ten belope van een bedrag gelijk aan de belastbare grondslag waarop naar aanleiding van de notariële akte inzake wijziging en interpretatie van de modaliteiten verbonden aan de schenking van […] schenkbelasting wordt betaald?

93. Aanvrager vraagt ook te bevestigen dat ook op de meerwaarde van de verzekeringscontracten (zijnde het positieve verschil tussen de waarde van de bij of na overlijden van V uitgekeerde verzekeringsprestaties en de waarde die de delen van de burgerlijke maatschap die in de plaats zijn gekomen van de verzekeringscontracten met ten tijde van het verlijden van de notariële akte inzake wijziging en interpretatie van de modaliteiten verbonden aan de schenking van […] vertegenwoordigden) geen erfbelasting zal zijn verschuldigd bij het overlijden van de schenker noch op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF j. art. 2.7.3.2.8 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling, indien en voor zover de belastbare grondslag van de erfbelasting ingevolge toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF gelijk is aan de belastbare grondslag die heeft gediend voor de heffing van de schenkbelasting door, hetzij de verzekeringscontracten gedeeltelijk af te kopen ten belope van die meerwaarde, hetzij 3% schenkbelasting te betalen op die meerwaarde?

94. Aanvrager vraagt verder te bevestigen dat er helemaal geen erfbelasting zal zijn verschuldigd ten aanzien van het verzekeringscontract bij […] met nummer […] noch op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF j. art. 2.7.3.2.8 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling aangezien dit verzekeringscontract in 2017 integraal werd afgekocht en werd geïnvesteerd in andere activa?

95. Aanvrager vraagt te bevestigen dat er helemaal geen erfbelasting zal zijn verschuldigd ten aanzien van het verzekeringscontract bij […] met nummer […] noch op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF j. art. 2.7.3.2.8 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling voor het gedeelte dat op heden reeds werd afgekocht en geïnvesteerd in onroerend goed, evenals voor het saldo indien dit verzekeringscontract vóór het overlijden van Vintegraal zouden worden afgekocht en zou worden vervangen door andere activa?

96. Aanvrager vraagt te bevestigen dat er helemaal geen erfbelasting zal zijn verschuldigd ten aanzien van verzekeringscontracten aangehouden door de burgerlijke maatschap noch op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF j. art. 2.7.3.2.8 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, noch op grond van een andere wetsbepaling, indien het nieuwe door de burgerlijke af te sluiten verzekeringscontracten betreft (dus andere contracten dan de contracten afgesloten bij […] met nummers […] en […])?

VRAAG 5: IS ER ERFBELASTING VERSCHULDIGD OP HET ERFRECHTELIJK VRUCHTGEBRUIK DAT DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE KAN VERKRIJGEN MIDDELS INBRENG VAN DE GESCHONKEN GOEDEREN?

97. In de schenkingsakte dd. […] is voorzien dat M als tussenkomende partij geen toestemming in de zin van artikel 858bis B.W. verleent aan de door haar echtgenoot gedane schenking, zodat zij bij overlijden van haar echtgenoot de mogelijkheid behoudt om inbreng te vorderen ter zake van de door haar echtgenoot gedane schenking.

98. Bij overlijden van V kan M als langstlevende echtgenote derhalve inbreng vorderen van de schenking gedaan door haar overleden echtgenoot en zodoende het erfrechtelijk vruchtgebruik verkrijgen op de door haar echtgenoot geschonken goederen.

99. De aanvragers menen dat er op de eventuele verkrijging van dit erfrechtelijk vruchtgebruik door de langstlevende echtgenote middels inbreng van de geschonken goederen geen erfbelasting is verschuldigd.

100. Voor de heffing van de erfbelasting wordt er immers geen rekening gehouden met de inbreng van de door de erflater aan zijn erfgenamen geschonken goederen, die door deze laatsten ingevolge art. 843 B.W. dienen te worden ingebracht in de te verdelen massa. De geschonken goederen maken geen deel uit van de belastbare massa, noch wordt er met de geschonken goederen rekening gehouden om het belastbaar aandeel van de erfgenamen te bepalen. De geschonken goederen maken door het enkele feit van de gedane schenking immers geen deel meer uit van het vermogen van de erflater en ze keren ook niet terug naar het vermogen van de erflater. (21)

101. Aanvrager vraagt te bevestigen dat er geen erfbelasting zal zijn verschuldigd bij het overlijden van de schenker ter zake het erfrechtelijk vruchtgebruik dat de langstlevende echtgenote kan verkrijgen middels inbreng van de geschonken delen, dan wel van hetgeen hiervoor reeds in de plaats is gekomen of nog in de plaats zal komen, alsook op de interesten, vruchten en meerwaarden hiervan, op grond van enige wetsbepaling?

VRAAG 6: WORDT DE SCHENKBELASTING VERSCHULDIGD NAAR AANLEIDING VAN DE REGISTRATIE VAN DE AKTE INZAKE WIJZIGING EN INTERPRETATIE VAN DE MODALITEITEN BEREKEND AAN HET TARIEF VOOR SCHENKINGEN VAN ROERENDE GOEDEREN (art. 2.8.4.1.1 § 2 VCF) EN NIET AAN HET TARIEF VOOR SCHENKINGEN VAN ONROERENDE GOEDEREN (art. 2.8.4.1.1 § 1 VCF)?

102. Bij akte dd. […] werden de rechten van twee levensverzekeringscontracten geschonken. De twee polissen werden vervolgens door de begiftigden ingebracht in de burgerlijke maatschap, in ruil waarvoor 2.156 delen van de maatschap werden uitgegeven. In 2015 werden voormelde polissen door de burgerlijke maatschap gedeeltelijk afgekocht, waarna deze tegoeden werden geïnvesteerd in een appartement en twee autostaanplaatsen en een ander onroerend goed.

103. Aanvrager meent dat er bij de registratie van de akte inzake wijziging en interpretatie van de modaliteiten van de schenking dd. […] 3% schenkbelasting zal zijn verschuldigd op de waarde van de delen van de burgerlijke maatschap ten tijde van de registratie (en geen progressieve schenkbelasting berekend aan het tarief voor schenkingen van onroerend goed).

104. De administratieve beslissing Rep. RJ. R 133/06-01 bepaalt immers het volgende:

“Het schenkingsrecht wordt bij schenking van roerende goederen, net zoals bij schenking van onroerende goederen, berekend over de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van lasten.
Het voorwerp van de schenking dient te worden beoordeeld op de datum van de schenking; wijzigingen van dit voorwerp tussen de schenking en het moment van de registratie van deze schenking zijn daarbij zonder invloed.
De verkoopwaarde dient te worden bepaald op de datum waarop de registratierechten op de schenking opeisbaar zijn, m.a.w. de datum van de aanbieding ter registratie van het geschrift waarop de schenkingsrechten geheven worden.”

105. Het voorwerp van de schenking van […] waren twee levensverzekeringscontracten (roerende goederen), waardoor het tarief voor schenkingen van roerende goederen van toepassing zal zijn in casu. Het feit dat deze roerende goederen na de schenking werden geïnvesteerd in onroerende goederen heeft hierop geen invloed en maakt niet dat het tarief voor onroerende schenkingen van toepassing zou worden.

106. Aanvrager vraagt te bevestigen dat er bij de registratie van de akte inzake wijziging en interpretatie van de modaliteiten 3% schenkbelasting (tarief voor schenkingen van roerende goederen in rechte lijn) verschuldigd zal zijn en niet het tarief voor schenkingen van onroerende goederen?

VRAAG 7: IS BIJ DE VERKOOP VAN TWEE DELEN VAN DE BURGERLIJKE MAATSCHAP HET EVENREDIG VERKOOPRECHT VERSCHULDIGD OP 2/2.156STEN VAN DE VERKOOPWAARDE VAN DE DOOR DE MAATSCHAP AANGEHOUDEN ONROERENDE GOEDEREN?

107. Zoals hierboven aangegeven, zal een verkoop plaats vinden tussen Z1 en Z2 enerzijds en het echtpaar V-M anderzijds, waarbij het echtpaar V-M twee delen (van de 2.156 delen) van de burgerlijke maatschap zal aankopen voor een prijs per aandeel van 1/2.156ste van de waarde van de burgerlijke maatschap op het ogenblik van verkoop. Aangezien de burgerlijke maatschap eigenaar is van twee onroerende goederen (appartement en autostaanplaatsen) en elders gelegen onroerend goed), zal de verkoop van de twee delen middels notariële akte gebeuren.

108. Aangezien ingevolge het gebrek aan rechtspersoonlijkheid van de burgerlijke maatschap de eigendomsverhouding van de onroerende goederen wijzigt ingevolge deze verkoop (Z1 en Z2 verkopen elk 1/2.156sten aan hun ouders) en er bijgevolg onder bezwarende titel eigendom van onroerende goederen wordt overgedragen, zal er overeenkomstig het evenredig verkooprecht verschuldigd zijn bij de verkoop van de delen van de burgerlijke maatschap (art. 2.9.1.0.1 VCF).

109. Aanvrager meent evenwel dat het evenredig verkooprecht slechts verschuldigd zal zijn op basis van 2/2.1256sten van de verkoopwaarde van de onroerende goederen, daar er slechts ten belope van dit aandeel een eigendom wordt verschoven.

110. Aanvrager vraagt te bevestigen dat bij de verkoop van de twee delen van de burgerlijke maatschap het evenredig verkooprecht zal verschuldigd zijn op 2 / 2.156sten van de verkoopwaarde van de door de burgerlijke maatschap aangehouden onroerende goederen?

IV. Beslissing

111. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

112. Op de vraag naar de gevolgen op het vlak van erfbelasting bij overlijden van V in verband met de rechtshandelingen die reeds hadden plaatsgevonden (met name de schenking en de oprichting van de maatschap van […] en de wijzigingen van […] 2016), kan niet verder worden ingegaan aangezien er geen voorafgaande beslissingen kunnen worden afgeleverd voor verrichtingen die reeds hebben plaatsgehad.

113. Bovendien is Vlabel niet bevoegd om zich uit te spreken over de burgerrechtelijke geldigheid van het wijzigen van de modaliteiten van een reeds gedane schenking.

114. Bijgevolg kan enkel een beslissing worden genomen over de fiscale gevolgen van de concreet voorgestelde verkoop van twee delen van de burgerlijke maatschap, de aanpassingen aan de statuten van de maatschap en aan de modaliteiten van de schenking van […], meer bepaald naar de gevolgen voor de toepassing van de artikelen 2.7.1.0.7, 2.7.1.0.9, 2.7.1.0.3,3°, 2.7.1.0.6 en 2.7.3.2.8 VCF, al dan niet in combinatie met artikel 3.17.0.0.2 VCF.

1) Artikel 2.7.1.0.7 VCF luidt als volgt:

“De roerende en onroerende goederen die wat betreft het vruchtgebruik door de erflater en wat betreft de blote eigendom door een derde onder bezwarende titel zijn verkregen, worden, voor de heffing van de erfbelasting, geacht in volle eigendom in zijn nalatenschap aanwezig te zijn en als legaat door die derde te zijn verkregen. Hetzelfde geldt voor effecten aan toonder of op naam en voor geldbeleggingen die voor het vruchtgebruik ingeschreven zijn op naam van de erflater en voor de blote eigendom op naam van een derde.

Het eerste lid is niet van toepassing :
1° als wordt bewezen dat de verkrijging geen bedekte bevoordeling van de derde is;
2° als de erflater langer heeft geleefd dan de derde of als de derde niet behoort tot de personen, vermeld in artikel 2.7.3.4.4, eerste, tweede en derde lid.”

115. Vermits er met betrekking tot de betrokken goederen geen gesplitste inschrijving voor het vruchtgebruik en de blote eigendom bestaat (er wordt verklaard dat de schenking van de rechten op de 2 levensverzekeringscontracten in volle eigendom aan de 2 kinderen werden gedaan, elk voor de onverdeelde helft) is artikel 2.7.1.0.7 VCF niet van toepassing.

116. Voor wat de goederen die bij zaakvervanging in de plaats zouden zijn gekomen/zullen komen van de oorspronkelijk geschonken goederen, kan enkel het volgende beslist worden. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt het principe van de conventionele zaakvervanging maar over het concrete geval kan geen uitspraak gedaan worden aangezien dit een loutere bewijsproblematiek betreft, waarover geen voorafgaande beslissing kan worden afgeleverd.

2) Artikel 2.7.1.0.9 VCF luidt als volgt:

“ Als de roerende of onroerende goederen door de erflater onder bezwarende titel zijn verkocht of afgestaan, worden ze voor de heffing van de erfbelasting geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap en als legaat te zijn verkregen door de verkrijger of door de overnemer als de erflater zich volgens de overeenkomst ofwel een vruchtgebruik heeft voorbehouden op de afgestane goederen of op andere goederen, ofwel de afstand van om het even welk ander levenslange recht in zijn voordeel heeft bedongen.

Het eerste lid is niet van toepassing als :
1° wordt bewezen dat de verkoop of de afstand geen bedekte bevoordeling is van de verkrijger of van de overnemer;
2° de erflater langer heeft geleefd dan de verkrijger of de overnemer, of als de verkrijger of de overnemer niet behoort tot de personen, vermeld in artikel 2.7.3.4.4, eerste, tweede en derde lid.”

117. Er wordt een aanpassing aan de modaliteiten van de schenkingsakte voorgelegd in die zin dat de hoogte van de opvraging van de rentes beperkt wordt, geformuleerd als volgt: “Dit dient aldus te worden geïnterpreteerd en gelezen dat de mogelijkheid tot het opvragen van achtereenvolgende rentes in hoofde van de Schenker vanzelfsprekend niet zo ver kan gaan dat er geen duidelijke schenking meer voorligt. Het opvragen van de achtereenvolgende rentes dient derhalve uiteraard steeds (in álle omstandigheden) aldus te gebeuren dat er een substantiële verrijking aanwezig is en blijft in hoofde van de Begiftigden (en een substantiële verarming in hoofde van de Schenker) en dient derhalve steeds indien nodig binnen deze grenzen beperkt te worden. Teneinde hierover alle onduidelijkheden te vermijden, bepalen Partijen hierbij alvast dat het nooit zo kan zijn dat het opvragen of opnemen van de achtereenvolgende rentes ertoe leidt dat aan de Begiftigden meer zou kunnen worden gevraagd dan 60% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking (met name € […]). In de mate de Begiftigden op een bepaald ogenblik van opvraging of opname niet minstens 40% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, zouden kunnen behouden, kan de Schenker op dat ogenblik geen rente opvragen of opnemen, ook al heeft de Schenker op dat ogenblik nog geen 60% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking opgevraagd aan de Begiftigden. Vanaf het ogenblik dat de Begiftigden wel minstens 40% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking, zouden kunnen behouden, kan de Schenker opnieuw de rente opvragen of opnemen, zij het dat zij uiteraard nooit meer dan 60% van de waarde van de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van de schenking kan opvragen aan de Begiftigden “.

118. Hiermee wordt beoogd dat inzake de schenking zelf de last niet zo hoog gaat oplopen dat het in feite geen schenking meer is waardoor er zich een herkwalificatie naar een contract onder bezwarende titel zou opdringen.

119. Gelet op de leeftijd van de schenker en zijn kinderen op dit ogenblik, respectievelijk […] Jaar, en de beperkte tijdspanne tussen de schenking en de wijziging van de modaliteiten, aanvaardt Vlabel dat door de thans voorgelegde aanpassing van de modaliteiten van de schenking de last de schenking zelf niet kan uitputten, zodat er geen herkwalificatie naar een contract onder bezwarende titel zal gebeuren.

120. Bijgevolg is het artikel 2.7.1.0.9 VCF niet van toepassing op de (aangepaste) schenking van de rechten op de levensverzekeringscontracten aan de kinderen.

3) Artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF en artikel 3.17.0.0.2 VCF luiden als volgt:

Artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF:

“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.”

Artikel 3.17.0.0.2 VCF:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

121. Aangezien de schenking en de oprichting van de burgerlijke maatschap reeds op […] is gebeurd, wordt om reeds hoger aangehaalde redenen geen uitspraak gedaan over de eventuele toepassing van de antimisbruikbepaling op deze rechtshandelingen vóór de voorgelegde aanpassingen.

122. Volgende aanpassing aan de schenkingsakte van […] wordt voorgelegd: integrale schrapping van het voorbehoud van stemrecht, dit door schrapping van artikel 2 “voorbehoud van stemrecht”.
Anderzijds wordt voorgenomen 2 delen van de burgerlijke maatschap te verkopen door Z1 en Z2 aan het echtpaar V-M.
Gevolg is dat de schenker, samen met M, terug stemrecht bezit op 2 delen.
Daarnaast worden nog een aantal algemene bepalingen omtrent niet-uitvoering van lasten verbonden aan de schenkingen en een zaakvervangingsclausule toegevoegd, en wordt de clausule omtrent een eventuele nietigheid aangevuld. Het artikel aangaande volmacht tot registratie wordt geschrapt.

123. Met al deze aanpassingen wordt beoogd het niveau van het controlebehoud over de burgerlijke maatschap (en dus ook over de geschonken goederen) door de schenker terug te schroeven, zodat de antimisbruikbepaling niet wordt toegepast wegens het ontwijken van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF.

124. Ingevolge deze aanpassingen en gelet op de concrete omstandigheden van dit dossier (waaronder de leeftijd van de betrokkenen), wordt aanvaard dat de mate van controlebehoud door de schenker in casu van die aard is, dat geen toepassing wordt gemaakt van art. 3.17.0.0.2 VCF wegens ontwijking van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF.

4) Artikel 2.7.1.0.6 VCF luidt als volgt:

§1 De sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater of door een derde in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon.
Ook de sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon zijn toegekomen, binnen drie jaar vóór het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon.
Als de erflater een contract had afgesloten op grond waarvan er pas een uitkering kan gebeuren na het overlijden van de erflater, worden de sommen, renten of waarden geacht kosteloos te worden verkregen, en geacht als legaat te zijn verkregen, naar gelang van het geval:
1°door de persoon die het levensverzekeringscontract afkoopt na het overlijden van de erflater, op het tijdstip van de afkoop;
2°door de persoon die de sommen, renten of waarden effectief verkrijgt na het overlijden van de erflater, op het tijdstip dat er een uitkering gebeurt.
Wanneer een overledene gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap, gelden de bepalingen van het eerste, het tweede en het derde lid ook voor de sommen, renten of waarden die kosteloos aan de langstlevende echtgenoot toekomen ingevolge een levensverzekeringscontract of een contract met vestiging van rente dat door die langstlevende echtgenoot is gesloten.
§2. Dit artikel is van toepassing op de sommen of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van degene die een levensverzekering aan order of aan toonder is aangegaan.
De persoon, vermeld in dit artikel, wordt vermoed kosteloos te ontvangen, behoudens tegenbewijs. 2[Dit tegenbewijs kan niet worden geleverd door aan te tonen dat het contract werd geschonken aan deze persoon.]2
Dit artikel is niet van toepassing op:
1°de sommen, renten of waarden die verkregen zijn ingevolge een beding dat aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen;
2°de renten en kapitalen die gevestigd zijn ter uitvoering van een wettelijke verplichting;
3°de renten en kapitalen die door tussenkomst van de werkgever van de erflater gevestigd zijn in het voordeel van de langstlevende echtgenoot van de erflater of zijn kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaar niet hebben bereikt, tot uitvoering van hetzij een groepsverzekeringscontract, onderschreven ingevolge een bindend reglement van de onderneming dat beantwoordt aan de voorwaarden, gesteld door de reglementering betreffende de controle van dergelijke contracten, hetzij het bindend reglement van een voorzorgsfonds, opgericht in het voordeel van het personeel van de onderneming;
4°de sommen, renten of waarden die bij het overlijden van de erflater worden verkregen ingevolge een contract dat een door een derde in het voordeel van de verkrijger gemaakt beding bevat, als er bewezen wordt dat die derde kosteloos in het voordeel van de verkrijger heeft bedongen.”

125. De vraag naar de toepassing van art. 2.7.1.0.6 VCF heeft zoals hoger gesteld betrekking op een reeds gestelde (rechts)handeling, met name de wijziging van de begunstigingsclausule, waarbij volgende principes in acht dienen te worden genomen.
De schenking betrof wel degelijk de rechten op de verzekeringscontracten zelf, aangezien de schenking plaatsvond vóór de oprichting van de burgerlijke maatschap. De contracten werden na de schenking ingebracht in de burgerlijke maatschap, door de kinderen.
Vermits de maatschap geen rechtspersoonlijkheid bezit en fiscaal transparant is, is het niet de maatschap die verzekeringnemer is geworden maar is (zijn) het de betrokken natuurlijke persoon (personen) die verzekeringnemer is (zijn). Om dezelfde reden is het niet de maatschap die de begunstigingsclausule heeft gewijzigd maar de natuurlijk persoon die daar op dat moment voor bevoegd was, rekening houdend met de toenmalige (op […] 2016 gewijzigde) statuten van de maatschap. Volgens de toenmalige statuten was V als enige bevoegd om een dergelijke handeling te verrichten. Letterlijk staat er in titel III art. 8 punt 2: “Indien de zaakvoerder beslist het vermogen van de Maatschap geheel of gedeeltelijk te investeren in een levensverzekering, zullen alle rechten, en onder andere de persoonlijke rechten verbonden aan dit contract van levensverzekering, worden uitgeoefend door de (opvolgende) zaakvoerder in het uitsluitende belang van de Maatschap en de achterliggende vennoten van de Maatschap”.
De wijziging van de begunstiging wordt dus geacht het werk te zijn van V.

126. Daarom zal er, bij het overlijden van V, wel degelijk toepassing gemaakt worden van artikel 2.7.1.0.6 VCF, in combinatie met art. 2.7.3.2.8 VCF.

127. Verder wordt er gevraagd naar de gevolgen van volgende verrichtingen die worden overwogen in verband met de oorspronkelijk geschonken verzekeringscontracten met nummers […] en […]:

1) Gedeeltelijke afkoop van de polissen.
Ongeacht welk gedeelte men wenst af te kopen/afgekocht heeft, er kan geen voorafgaande beslissing genomen worden over het feit of een gedeeltelijke afkoop kan worden beschouwd als de afkoop van een specifiek gedeelte van de (opgebouwde) waarde van de polis, zoals de meerwaarde die de polis heeft gegenereerd sedert een bepaalde datum.
Als na de gedeeltelijke afkoop het bedrag van de uitkering van de polis bij het overlijden niet hoger is dan het bedrag van de belastbare grondslag waarop schenkbelasting werd betaald, zal er bij toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF in combinatie 2.7.3.2.8 §2 VCF geen erfbelasting verschuldigd zijn op de uitkering.

2) Betalen van 3% schenkbelasting op de “meerwaarde” van de polissen sedert het verlijden van de akte tot wijziging van de modaliteiten. Concreet zou dit het opnieuw aanbieden van een reeds geregistreerde schenking inhouden, doch met een hogere belastbare grondslag dan de initiële schenking.
Vlabel kan geen uitspraak doen over de mogelijkheid een reeds geregistreerde schenking nogmaals ter registratie aan te bieden, vermits de formaliteit van de registratie federale materie is.

3) Volledige afkoop van de polissen.
In dat geval is er geen polis meer ten dage van het overlijden van de verzekeringnemer, zodat er geen uitkering meer kan gebeuren op basis van deze polissen, waardoor er geen toepassing kan zijn van art. 2.7.1.0.6 VCF voor wat die polissen betreft.

128. De principes van de zaakvervanging werden hoger uiteengezet. Volgend onderscheid dient gemaakt:

  • Voor wat de nieuwe (dus niet de oorspronkelijk geschonken) levensverzekeringscontracten betreft, gaat het hier om een loutere bewijsproblematiek, waarover geen voorafgaande beslissing kan worden afgeleverd. Er zal dienen uitgemaakt te worden door wie deze werden afgesloten, m.a.w. wie de verzekeringnemer is.
  • Wat de onroerende goederen betreft die tot de maatschap zijn gaan behoren, is de vraag naar de toepassing van art. 2.7.1.0.6 VCF irrelevant. Deze goederen worden gelet op de fiscale transparantie geacht deel uit te maken van het vermogen van de betrokken natuurlijke persoon (personen).

129. In vraag 5 wordt gevraagd naar de gevolgen van de eventuele inbreng van de geschonken goederen op vraag van M.
Rekening houdend met de inwerkingtreding van het nieuwe burgerlijk erfrecht op 1 september 2018 en met het feit dat het op dit moment onduidelijk is op welke rechtsgrond de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik op de geschonken goederen zal kunnen verkrijgen, kan hierover geen uitspraak worden gedaan.

130. In vraag 6 wordt gevraagd naar het toepasselijk tarief van de schenkbelasting m.b.t. de registratie van de akte van wijziging en interpretatie van de modaliteiten.
Vermits de akte die de wijziging van de modaliteiten van de schenking vaststelt betrekking heeft op de initiële schenking van roerende goederen, zal deze akte onderworpen worden aan het tarief roerend van de schenkbelasting.

131. In vraag 7 wordt gevraagd of bij de verkoop van twee delen van de burgerlijke maatschap het evenredig verkooprecht verschuldigd is op 2/2.156sten van de verkoopwaarde van de door de maatschap aangehouden onroerende goederen.
Op de verkoop van de twee delen zal het verkooprecht geheven worden op de grondslag zoals voorzien in art. 2.9.3.0.1 VCF (primaire belastbare grondslag)., met minimaal de verkoopwaarde van de overeenstemmende aandelen in de onroerende goederen (minimum belastbare grondslag), wegens de fiscale transparantie van de burgerlijke maatschap.

132. Aanvrager stelt dat de wijziging aan de modaliteiten van de schenking van […] bij Belgische notariële akte zal gebeuren “waarbij 3% schenkbelasting zal worden betaald op de huidige waarde van de geschonken goederen (verminderd met het bedrag aan schenkbelasting en aktekosten verbonden aan de voorgenomen verrichtingen dewelke ingevolge kapitaalsvermindering uit de burgerlijke maatschap zullen worden gehaald meteen voorafgaand aan de voorgenomen verrichtingen) ”.

133. Tevens vermeldt aanvrager dat de aangepaste statuten van de maatschap ter registratie zullen worden aangeboden.

134. Deze beslissing heeft alleen betrekking op erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.

Voetnoten

(1) Aangezien het voorwerp van de schenking dient te worden beoordeeld op de datum van de schenking en de wijzigingen hieraan sinds de schenking zonder invloed zijn, zal op het geheel 3% schenkbelasting verschuldigd zijn ondanks het feit dat de burgerlijke maatschap een deel van de aangehouden activa heeft aangewend voor de aankoop van onroerend goed (Rep. RJ R 133/06-01, Besl. 28 juli 2004, nr. E.E./100.379).

(2) Inclusief de tegoeden die sinds de oprichting de burgerlijke maatschap reeds hebben verlaten door dividenduitkeringen of kapitaalverminderingen, meer bepaald:

  1. Een bedrag van [...] € ingevolge kapitaalvermindering dd. […] 2015 (zie bijlage);
  2. Een bedrag van […] € ingevolge kapitaalvermindering dd. […] 2016 (zie bijlage);
  3. Een bedrag […] kapitaalvermindering dd. […] 2017;

Doch exclusief het bedrag ten belope van de schenkbelasting en de aktekosten verbonden aan de voorgenomen verrichtingen dewelke ingevolge kapitaalsvermindering uit de burgerlijke maatschap zullen worden gehaald meteen voorafgaand aan de voorgenomen verrichtingen.

(3) Verminderd met het bedrag aan schenkbelasting en aktekosten zoals reeds vermeld onder voetnoot 2, hetgeen voorafgaandelijk aan de te stellen verrichtingen uit de burgerlijke maatschap […] zal worden gehaald en ter beschikking zal worden gesteld aan […] om de schenkbelasting en aktekosten te voldoen.

(4) Vr. en Antw. Kamer, 2013-2014, 10 december 2013, 144 (Vr. nr. 671 R. Mouton).

(5) Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.

(6) Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.

(7) Onderlijning zelf aangebracht.

(8) Projet de loi apportant des modifications aux lois sur les droits de succession, d’enregistrement et de transcription, Parl.St. Kamer 1918-1919, nr. 109, 7.

(9) M. Donnay,”Droits de succession et de mutation par décès”, Rép. Not., Tome XV, Livre XI, nr. 339-1.

(10) M. Donnay, Commentaar op het Wetboek der Successierechten, Brussel, Van Buggenhout, 1948, 250.

(11) M. Donnay, « Droits de succession et de mutation par décès”, Rép. Not., Tome XV, Livre XI, nr. 339-1.

(12) W. Van Gerven, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 1998-99, 18-19.

(13) R. Barbaix, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2016, 731-732, nr. 1269.

(14) Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.

(15) Projet de loi apportant des modifications aux lois sur les droits de succession, d’enregistrement et de transcription, Parl.St. Kamer 1918-1919, nr. 109, 8.

(16) Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.

(17) Parl. St. Vlaams Parlement 2004-2005, nr. 124/1, 11-12.

(18) Vr. en Antw. Vl. Parl., Vr. nr. 340, 4 maart 2011 (K. Schrijvers, antw. P. Muyters).

(19) Vr. en Antw. Kamer, 2013-2014, 10 december 2013, 144 (Vr. nr. 671 R. Mouton).

(20) Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.

(21) J. Decuyper, Successierechten 2016-2017, Wolters Kluwer, Mechelen, 2017, pg. 412.