Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 19032 - Kanscontract Vlaamse Belastingdienst

VB 19032 - Kanscontract

Voorafgaande beslissing
Nummer
19032
Datum beslissing
19 augustus 2019
Publicatiedatum
18 september 2019

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Deze rulingaanvraag strekt ertoe bevestiging vanwege de Vlaamse Belastingdienst te verkrijgen dat:

  • het voorgelegde kanscontract (in bijlage) tussen de echtgenoten rechtsgeldig is en kwalificeert als een kanscontract onder bezwarende titel;
  • de voorgenomen verrichting niet onderworpen zal worden aan schenkbelasting en dat aldus de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2 VCF niet van toepassing zullen zijn;
  • de voorgenomen verrichting niet onderworpen zal worden aan erfbelasting en dat aldus de fictiebepalingen van artikel 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zullen zijn;
  • de voorgenomen verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

2. De aanvragers verzoeken uitdrukkelijk, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1 VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing wordt getroffen langer zal zijn dan vijf jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van hen beiden.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

3. De aanvraag wordt ingediend door […].

4. De voorafgaande beslissing wordt aangevraagd namens:

  • de heer X, geboren te […] op xx.xx.1960, hierna de heer X; en
  • mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1965, hierna mevrouw Y.

5. Aanvragers wonen samen te […] en zijn gehuwd te […] op xx.xx.2000 onder het wettelijk stelsel bij gebrek aan huwelijksovereenkomst en gewijzigd met behoud van stelsel bij akte verleden voor notaris […] op xx.xx.2014, sedertdien niet gewijzigd. Zij hebben geen kinderen, noch heeft één van hen kinderen uit een vorige relatie.

6. Aanvragers hebben hun woonplaats reeds meer dan vijf jaar in het Vlaams Gewest gevestigd.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

7. De aanvragers, echtgenoten, wensen tussen hen een kanscontract te sluiten met betrekking tot de volgende roerende goederen die behoren tot hun respectievelijke eigen vermogens.

  • De heer X is voornemens om de volgende eigen roerende goederen onder het kanscontract te brengen:

    • Een effectenportefeuille met een waarde ten belope van […] EUR op xx.xx.2019.
  • Mevrouw Y is voornemens om de volgende eigen roerende goederen onder het kanscontract te brengen:
    • Een effectenportefeuille, met een waarde ten belope van […] EUR op xx.xx.2019;
    • Een Tak 23-verzekering, met een waarde ten belope van […] EUR op xx.xx.2019.

8. De waarderingen van deze goederen kunnen worden terug gevonden in de staten in bijlage (bijlagen 1-3).

9. Het eigen karakter van deze goederen is aantoonbaar ingevolge schenkingen en successie, vanuit ieders familiale zijde.

10. Het voorgenomen kanscontract is ingegeven vanuit de intentie van de aanvragers om de langstlevende onder hen te beschermen bij overlijden van de eerststervende. De aanvragers wensen vandaag zekerheid te bekomen dat de langstlevende van hen de voornoemde roerende goederen zal verwerven. Deze zekerheid kan niet gerealiseerd worden door middel van een testament of schenking aangezien zowel een testament als een schenking tussen echtgenoten steeds herroepbaar is.

11. Het is tevens de wil van de aanvragers om gebonden te zijn door het kanscontract. Zulks kan opnieuw niet worden bereikt door middel van een testament, dat steeds eenzijdig en te allen tijde herroepbaar is. Zulks kan evenmin worden bereikt door middel van een schenking aangezien schenkingen tussen echtgenoten te allen tijde (zelfs na echtscheiding) en zonder enige motivering herroepbaar zijn.

12. Daarnaast wensen partijen elke mogelijke inmenging van erfgerechtigden langs ieders familiale zijde uit te sluiten bij hun overlijden.

13. Een kanscontract ten bezwarende titel, dat niet beperkt is in de tijd, kan slechts worden gewijzigd of opgeheven mits toestemming van alle partijen en vormt aldus het meest geschikte instrument om bovengenoemde doelstellingen van de aanvragers te bereiken.

14. Het kanscontract zal onderhands worden afgesloten. Een kopie van het voorgenomen kanscontract wordt als bijlage bij deze rulingaanvraag gevoegd (bijlage 4).

III. Motivering van de aanvraag

15. In haar standpunt nr. 17044 dd. 19 september 2018 (oorspronkelijk gepubliceerd op 29 januari 2018) zette de Vlaamse Belastingdienst de voorwaarden uiteen waaraan een aanwasbeding moet voldoen opdat het op fiscaal vlak aanvaard zou kunnen worden (i.e. dat de betrokken goederen niet onderworpen zullen worden aan de erfbelasting of de schenkbelasting).

16. Overeenkomstig het standpunt moet het aanwasbeding (1) opgenomen zijn in een notariële akte indien het betrekking heeft op onroerende goederen, (2) beperkt zijn via een beschikking onder bijzondere titel en (3) ten bezwarende titel zijn.

17. Het feit dat een aanwasbeding tussen echtgenoten wordt afgesloten, maakt dit beding op zich niet ongeldig, zoals bevestigd wordt door de Vlaamse Belastingdienst in voormeld standpunt. Wanneer een aanwasbeding wordt afgesloten tussen echtgenoten moet het slaan op de goederen die behoren tot de eigen vermogens van de echtgenoten (zoals dat in casu het geval is).

18. Een aanwasbeding met betrekking tot niet-onverdeelde goederen bestaat theoretisch gezien niet. De Vlaamse Belastingdienst bevestigde in voornoemd standpunt evenwel dat dezelfde fiscale regeling kan worden gevolgd wanneer er sprake is van een kanscontract ten bezwarende en bijzondere titel, waarbij zowel de levensverwachting als de inleg gelijk(w)aardig zijn (zoals dat in casu het geval is).

19. In casu voldoet het kanscontract aan alle voorwaarden, zoals uiteengezet door de Vlaamse Belastingdienst in haar standpunt nr. 17044 dd. 19 september 2018. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

20. Onderhandse overeenkomst
De beschreven overeenkomst zal onderhands (niet-notarieel) worden afgesloten.

21. In haar standpunt nummer 17044 dd. 19 september 2018 stelt de Vlaamse Belastingdienst uitdrukkelijk dat het aanwasbeding (/kanscontract) enkel in een notariële akte moet worden opgenomen indien het betrekking heeft op onroerende goederen.

22. Aangezien het kanscontract in casu enkel betrekking heeft op roerende goederen, belet niets partijen om het kanscontract onderhands af te sluiten.

23. Het kanscontract is ten bijzondere titel
In haar standpunt nummer 17044 dd. 19 september 2018 stelt de Vlaamse Belastingdienst dat de overeenkomst van aanwas onder bijzondere titel is “wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden”.

24. Dat is in casu het geval aangezien het kanscontract enkel betrekking heeft op specifiek omschreven roerende goederen (cfr. supra) en de goederen die er – bij wijze van zaakvervanging – voor in de plaats zullen komen (zulks overeenkomstig het standpunt nummer 17044).

25. Bovendien voorziet het kanscontract in casu uitdrukkelijk dat inbrengen van nieuwe goederen niet toegelaten zijn (cfr. artikel 5.1 kanscontract).

26. Het kanscontract voorziet hierop echter in een uitzondering voor zover de inbreng gebeurt binnen één van de effectenportefeuilles, bijvoorbeeld door toevoeging van nieuwe effecten (cfr. artikel 5.2 kanscontract). Immers, een effectenportefeuille wordt beschouwd als een feitelijke universaliteit, zodat het kanscontract betrekking heeft op de effectenportefeuille in haar geheel, zonder dat daarmee afbreuk wordt gedaan aan de voorwaarde van bijzondere titel.

27. Dit principe werd reeds meermaals bevestigd door de Vlaamse Belastingdienst in verschillende voorafgaande beslissingen. (1) Zo stelt de Vlaamse Belastingdienst bijvoorbeeld in haar voorafgaande beslissing nr. 18010 dd. 19 maart 2018:
Het kanscontract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
Vermits een effectenportefeuille beschouwd wordt als een universaliteit, aanvaardt Vlabel dat het beding betrekking heeft op de effectenportefeuille in haar geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het beding onder bijzondere titel moet zijn.”

28. Gelet op het voorgaande kwalificeert het kanscontract in casu aldus als een kanscontract ten bijzondere titel.

29. Voor zoveel als nodig, bevestigen aanvragers nog dat de goederen die aanvragers onder het kanscontract zullen brengen, werden verkregen ingevolge erfenis en schenkingen (vanuit ieders familiale zijde) en aldus goederen betreffen die behoren tot het eigen vermogen van de respectievelijke echtgenoten.

30. Het kanscontract voorziet bovendien uitdrukkelijk dat de vruchten van de goederen niet onder het kanscontract zullen vallen, zodat het kanscontract op geen enkel ogenblik betrekking zal hebben op goederen die behoren tot het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten.

31. Het kanscontract is ten bezwarende titel

Principe

De Vlaamse Belastingdienst stelt in haar standpunt 17044 dd. 19 september 2018 dat het aanwasbeding (/kanscontract) wordt aanzien als een overeenkomst ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. De Vlaamse Belastingdienst vereist daarbij niet dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

32. Een kanscontract wordt traditioneel gekwalificeerd als een overeenkomst onder bezwarende titel. Het bezwarende karakter volgt uit het feit dat de partijen gelijke kansen bezitten om het goed in totaliteit te verkrijgen. Het is hierbij evenwel van belang dat er een effectieve kansengelijkheid tussen de partijen bestaat. De gelijkheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van de overeenkomst. (2)

33. De berekening van de kansengelijkheid gebeurt door een inschatting van de effectieve levensverwachting van iedere partijen. Men houdt daarbij rekening met de gemiddelde levensverwachting, maar eveneens met specifieke omstandigheden, zoals de gezondheidstoestand van de partijen. De specifieke intentie van de partijen wordt niet in acht genomen. (3) De rechtspraak stelt zich soepel op bij de concrete beoordeling van de gelijke kansen. Een groot leeftijdsverschil vormt voor de hoven en rechtbanken geen beletsel voor de gelijkwaardigheid van kansen. (4) Zo oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout dat een groot leeftijdsverschil van 16 jaar niet problematisch is. (5) Ook het hof van beroep Antwerpen oordeelde in die zin over een leeftijdsverschil van 14 jaar (6) en een leeftijdsverschil van 10 jaar (7).

34. In casu

Dat partijen voornemens zijn om een evenwichtig kanscontract met gelijkheid van kansen te sluiten, blijkt uit volgende concrete omstandigheden:

  • Een gelijkaardige leeftijd, te weten de heer X: 58 jaar (° xx.xx.1960) en mevrouw Y 54 jaar (° xx.xx.1965). Het leeftijdsverschil bedraagt vier jaar (8);
  • Eenzelfde goede gezondheid. Teneinde de kansengelijkheid te bewijzen, zijn partijen bereid om een medisch getuigschrift toe te voegen aan het dossier;
  • Financiële gelijkwaardigheid van de partijen;
  • Een gelijkwaardige inleg in het kanscontract: de waarde van de goederen die de heer X inlegt, bedraagt […] EUR en de waarde van de goederen die mevrouw Y inlegt, bedraagt […] EUR (cfr. waarderingsstaten in bijlage).

35. Ook uit de bewoordingen van het kanscontract zelf blijkt dat partijen een evenwichtig kanscontract wensen te sluiten:

  • Een strikt vervreemdingsverbod (cfr. artikel 2 kanscontract).
    Het is partijen niet toegestaan eenzijdig het contract stop te zetten, te wijzigen, de goederen in pand te geven, te vervreemden etc. Aanvullend, ter versterking van dit vervreemdingsverbod, hebben partijen zich het verbod opgelegd om aan elkaar volmachten toe te staan. Elke daad van beheer of beschikking die gesteld wordt, zal met andere woorden de expliciete en persoonlijke handeling van elke partij vereisen.
  • Het kanscontract wordt aangegaan voor onbepaalde duur (cfr. artikel 6 kanscontract).
    Op die manier kan het kanscontract slechts worden gewijzigd of opgeheven met wederzijds schriftelijk akkoord van alle partijen. Het kanscontract zal bijgevolg onverkort gelden tussen partijen tenzij ze er, in gezamenlijk overleg, een einde aan stellen.

Kortom, partijen blijven gebonden door het kanscontract ook als zij het later oneens worden, hetgeen zij net wensen te bekomen.

36. Uit al deze elementen samen, dient dus te worden besloten dat de heer X en mevrouw Y een gelijkaardige levensverwachting hebben en een gelijkwaardige inleg in het kanscontract doen. Het kanscontract dat zij wensen te sluiten, dient dan ook te worden gekwalificeerd als zijnde een evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel.

37. Intentie van de partijen: andere dan fiscale motieven

Tot slot wensen de aanvragers te wijzen op de niet-fiscale motieven die zij wensen te bewerkstelligen door het kanscontract af te sluiten.

38. De aanvragers wensen met name dat de omschreven goederen zullen toekomen aan de langstlevende van hen. Zij hebben daarbij de intentie om de langstlevende onder hen te beschermen bij het overlijden van de eerststervende en tegen de mogelijke aanspraken van ieders familie.

39. Deze doelstellingen kunnen niet op een andere wijze, bijvoorbeeld bij wijze van testament of schenking, bereikt worden (cfr. supra). Uit het herroepelijk karakter van zowel een testament als een schenking gedaan tussen echtgenoten, vloeit immers voort dat elke aanvrager geen enkele zekerheid heeft dat de andere de beschikkingen opgenomen in het testament zou handhaven of de schenking niet zou herroepen. De aanvragers wensen echter vandaag zekerheid te bekomen dat de langstlevende van hen de omschreven goederen zou verwerven op voorwaarde dat ieder van hen de kans heeft om effectief deze goederen te verwerven. Deze zekerheid kan geenszins gerealiseerd worden door middel van een testament of bij wijze van schenking tussen de echtgenoten. Deze zekerheid kan wel worden bekomen door middel van een kanscontract aangezien dit slechts wijzigbaar is mits toestemming van beide partijen.

40. Voor zoveel als nodig, verwijzen aanvragers nog naar een gepubliceerde voorafgaande beslissing die betrekking had op een aanwasbeding afgesloten tussen echtgenoten gehuwd onder het wettelijk stelsel en waarbij de Vlaamse Belastingdienst oordeelde dat er voldoende niet-fiscale motieven aanwezig waren, zodat de voorgenomen verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakte in de zin van artikel 3.17.0.0.2. VCF. De partijen hadden gelijkaardige niet-fiscale motieven als de aanvragers in casu, met name:
Met het oog op de bescherming van de langstlevende in geval van overlijden van de andere echtgenoot en de mogelijke aanspraken van ieders familie, is de wens geuit een beding van aanwas aan te gaan. Gelet op het feit dat dergelijk beding van aanwas als consensuele overeenkomst slechts wijzigbaar is mits beider toestemming, wat niet zo is in geval van testament of schenking, vormt dit beding tot aanwas een uiterst geschikt instrument.” (Voorafgaande beslissing nr. 18010 dd. 19 maart 2018).

41. Gelet op het voorgaande, moet worden besloten dat er voldoende niet-fiscale motieven in casu aanwezig zijn en dat de vooropgestelde verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2. VCF.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

42. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

43. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

44. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”

- Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF dat luidt als volgt:

“Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”

- Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:

“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”

- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

45. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen in een beding van aanwas niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het beding van aanwas opgenomen is in een notariële akte indien het betrekking heeft op onroerende goederen, beperkt is via een beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

46. Het feit dat het beding van aanwas tussen echtgenoten wordt afgesloten maakt dit beding op zich niet ongeldig. Wanneer een dergelijk beding van aanwas wordt afgesloten tussen echtgenoten moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten die ze in onverdeeldheid bezitten. Het kan geen betrekking hebben op goederen die tot de huwgemeenschap behoren.

47. Een beding van aanwas van niet-onverdeelde goederen bestaat theoretisch gezien niet. Wanneer het evenwel om een kanscontract (ten bezwarende en bijzondere titel) gaat, dan valt dit contract onder dezelfde fiscale regeling als een beding van aanwas, waarvoor onderstaande redenering kan worden gevolgd. In casu verklaren partijen dat zij elk eigen roerende goederen onder het kanscontract willen brengen, waarvan het eigen karakter aantoonbaar is ingevolge schenkingen en erfenis vanuit ieders familiale zijde.

48. Het contract moet opgenomen zijn in een notariële akte indien het contract betrekking heeft op onroerende goederen. In casu zal het contract onderhands worden afgesloten. Aangezien het contract enkel betrekking heeft op roerende goederen, is hier geen bezwaar tegen.

49. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

50. Het kanscontract is in casu onder bijzondere titel aangezien het kanscontract enerzijds een Tak 23-verzekering bevat en anderzijds twee beleggingsportefeuilles, die beschouwd worden als een feitelijke universaliteit. Vermits een effectenportefeuille beschouwd wordt als een universaliteit, aanvaardt Vlabel dat het contract betrekking heeft op de twee effectenportefeuilles in hun geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.

51. Het kanscontract heeft enkel betrekking op deze specifiek omschreven roerende goederen en de goederen die er bij wijze van zaakvervanging voor in de plaats zullen komen. Het contract voorziet uitdrukkelijk dat inbrengen van nieuwe goederen niet zijn toegelaten en dat de vruchten van de goederen niet onder het kanscontract zullen vallen, zodat het kanscontract op geen enkel ogenblik betrekking zal hebben op goederen die behoren tot het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten.

52. Zaakvervanging is mogelijk binnen een dergelijk contract. Het vervanggoed volgt dan dezelfde regels/bestemming als het goed dat het vervangt. Hetzelfde geldt voor meerwaarden.

In beide gevallen gelden volgende (bijkomende) voorwaarden:

  • er moet in de akte conventionele zaakvervanging voorzien worden;
  • als er zaakvervanging is, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.

Wat de twee effectenportefeuilles betreft heeft de aanvaarding van de kwalificatie als feitelijke universaliteit tot gevolg dat er van rechtswege zaakvervanging optreedt. Het contract zal dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuilles zoals deze zijn samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbeleggingen.

53. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

54. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract etc...

55. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

56. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. Het leeftijdsverschil tussen partijen bedraagt vier jaar en partijen verklaren in éénzelfde goede gezondheid te zijn.

57. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

58. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is. De waarde van de goederen die de heer X inlegt, bedraagt […] EUR en de waarde van de goederen die mevrouw Y inlegt, bedraagt […] EUR. De waarderingsstaten van deze goederen zijn toegevoegd in bijlage.

59. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing, kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract ten bezwarende titel gaat. Enkel indien zou blijken dat de voorstelling van de feiten onjuist of onvolledig was, zal deze kwalificatie herzien worden, rekening houdende met de werkelijke feitelijke situatie.

60. Uit fiscaal oogpunt aanvaardt de Vlaamse belastingdienst het beginsel dat bij de realisatie van een kanscontract ten bijzondere en ten bezwarende titel de betrokken roerende goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting of de erfbelasting.

61. De voorgenomen verrichting maakt in principe geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag liggen, tenzij uit de feiten blijkt dat de kansen uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van het contract niet onverwacht is komen te overlijden.

62. Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratie- en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.

Voetnoten

(1) Zie bijvoorbeeld voorafgaande beslissing nr. 17058 dd. 19 maart 2018 en voorafgaande beslissing nr. 18010 dd. 19 maart 2018.

(2) R. Barbaix, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 344; W. Pintens, B. Van Der Meersch en K. Vanwinckelen, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 415 e.v.; Antwerpen 30 juni 2015, T.Not 2016, afl. 5, 364.

(3) R. Barbaix, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 345; D. Michiels, “Samenlevingsvormen en vermogensplanning” in X., Estate Planning: Actuele topics – Thèmes actuels, Mechelen, Kluwer, 2013, 260 e.v.

(4) Antwerpen 10 februari 1988, T.Not.1989, 320; Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr. 6, 60, noot D. Michiels.

(5) Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr. 6, 60, noot D. Michiels.

(6) Antwerpen 4 juni 2012, rolnr. 2010/R/3289, onuitgegeven.

(7) Antwerpen 30 juni 2015, T.Not 2016, afl. 5, 364: “Louter het feit dat appellante (°1967) tien jaar jonger was dan de heer V. (°1957) houdt niet in dat bij het aangaan van de overeenkomst in 2000 er een ongelijkheid van kansen bestond. Partijen hadden op dat moment een leeftijd van 33 resp. 43 jaar, die niet toeliet te voorspellen dat de ene meer kansen op vooroverlijden had dan de andere, gelet op de onzekerheden van het leven”.

(8) Cfr. supra rechtspraak die een leeftijdsverschil van 10 jaar, 14 jaar en 16 jaar aanvaardde.