VB 25057 - Kanscontract
- Nummer
25057
- Datum beslissing
14 juli 2025
- Publicatiedatum
26 augustus 2025
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.2. VCF
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe de bevestiging te krijgen dat de voorgelegde overeenkomst van aanwas die de Aanvragers (zoals hierna gedefinieerd) onder elkaar wensen af te sluiten:
1.1. Geen aanleiding zou geven tot heffen van schenkbelasting, en de artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, §2, VCF niet van toepassing zijn in geval van registratie van de tussen hen afgesloten overeenkomst;
1.2. In geval van overlijden van de eerststervende van de Aanvragers, de in de overeenkomst opgenomen roerende goederen, en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden, niet onderworpen zullen zijn aan de erfbelasting, en dat de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zullen zijn;
1.3. De voorgenomen verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
2. De Aanvragers verzoeken uitdrukkelijk dat de voorafgaande beslissing die terzake zal worden genomen een geldigheidsduur zal hebben tot het overlijden van de eerststervende van hen. tot en met het overlijden van één van hen beiden.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
3. De aanvraag wordt ingediend door meester […], namens:
3.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1957, met rijksregisternummer […], en zijn echtgenote:
3.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1968, met rijksregisternummer […];
Samenwonende te […];
Hierna samen genoemd de “Aanvragers”.
4. De echtgenoten X – Y zijn gehuwd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te […] op xx.xx.1993 onder het wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen bij gebrek aan voorafgaandelijk opgemaakte huwelijksovereenkomst, gewijzigd bij akte wijziging huwelijksovereenkomst van xx.xx.2017, verleden voor notaris […], waarbij een keuzebeding werd toegevoegd aan hun huwelijksstelsel, welke wijziging evenwel geen wijziging heeft aangebracht aan het gekozen huwelijksvermogensstelsel.
De echtgenoten X – Y zullen in de nabije toekomst hun huwelijksovereenkomst wederom wijzigen, waarbij zij o.a. in afwijking van de bepalingen van hun wettelijk stelsel zullen verklaren dat zij alle vruchten, inkomsten en intresten van hun tegenwoordige en toekomstige eigen goederen uit de gemeenschap sluiten. Voormelde wijziging zal evenwel geen wijziging aanbrengen aan het gekozen huwelijksvermogensstelsel.
5. De echtgenoten X – Y hebben één gemeenschappelijke dochter, mevrouw Z, geboren te […] op xx.xx.2005.
6. De Aanvragers zijn sinds meer dan vijf jaar voor heden inwoners van het Vlaams Gewest.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
7. Sluiten van een kanscontract
De Aanvragers hebben tijdens hun huwelijk ingevolge vererving/schenking/afstand van vruchtgebruik elk diverse roerende goederen ontvangen, behorende tot hun eigen vermogen.
7.1. Aan de heer X behoort een geldsom ten belope van honderd tweeënvijftig duizend driehonderd vierenveertig euro tachtig eurocent (€ 152.344,80) in volle eigendom toe op rekeningnummer […], een eigen rekening van de heer X.
7.2. Aan mevrouw Y behoort een geldsom ten belope van honderd vijftig duizend euro (€ 150.000,00) in volle eigendom toe op rekeningnummer […], een eigen rekening van mevrouw Y.
Deze roerende goederen worden hierna samen genoemd de ‘Tegoeden’.
De Aanvragers wensen over de tegoeden een kanscontract ten bezwarende titel te sluiten, ten voordele van de langstslevende onder hen, waarbij wordt overeengekomen dat het aandeel in de Tegoeden van de eerststervende in volle eigendom, onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende, zal worden verkregen door de langstlevende van hen.
8. Doel van de verrichting
Middels een kanscontract zal elk van de Aanvragers/echtgenoten afstand doen van de volle eigendom van zijn/haar inleg van voormelde Tegoeden en alle zaken die worden verkregen in vervanging van deze Tegoeden, in voordeel van de andere echtgenoot, onder de opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende. Als tegenprestatie voor deze afstand, verkrijgt de overdrager de kans om de volle eigendom van de inleg van de andere echtgenoot te verwerven, indien hijzelf/zijzelf het langste leeft.
De ontwerptekst van het aanwascontract wordt als bijlage bij deze aanvraag gevoegd (bijlage 1).
De Aanvragers wensen de langstlevende onder hen zo goed als mogelijk te beschermen bij overlijden van de eerststervende, en willen zich ervan verzekeren dat de langstlevende van hen beiden zijn/haar levensstandaard kan behouden bij een overlijden van de eerststervende.
Voorts behoudt de langstlevende door het aanwascontract de gewenste flexibiliteit wat betreft het beheer en de beschikking van de Tegoeden aangezien hij/zij niet in samenloop komt met andere erfgenamen, en in het bijzonder hun gemeenschappelijke dochter.
Zij wensen niet dat hun gemeenschappelijke dochter, of hun eventuele kleinkind(eren) bij plaatsvervulling, kan/kunnen ageren tegen de aldus opgezette bescherming van de langstlevende.
Door de werking van hun huwelijksstelsel en in het bijzonder het keuzebeding in het huwelijkscontract is dit reeds mogelijk voor de gemeenschappelijke goederen, evenwel niet voor de eigen goederen van de echtgenoten. Hier komt het aanwascontract aan tegemoet.
Verder kiezen de Aanvragers bewust voor een wederzijds contact dat hen in principe beiden bindt. Een testament biedt minder waarborgen, gezien een testament te allen tijde steeds eenzijdig en zonder enige motivering kan gewijzigd of herroepen worden door de testator. Hetzelfde geldt voor schenkingen tussen echtgenoten gedaan buiten huwelijksovereenkomsten om, dewelke ten alle tijde herroepbaar zijn door de schenker.
De Aanvragers wensen de zekerheid te bekomen dat de langstlevende onder hen de totaliteit van de tegoeden zal verwerven, zonder dat één van hen deze regeling éénzijdig kan herroepen of wijzigen.
De ontbindende voorwaarde van feitelijke scheiding, hangende vordering tot echtscheiding of gelijktijdig overlijden bij hetzelfde incident (zie artikel 2.5 in bijlage 1 bij de aanvraag) doet hieraan geen afbreuk.
III. Motivering van de aanvraag
9. VRAAG 1: BEVESTIGD TE ZIEN DAT DE VOORGENOMEN VERRICHTING GEEN AANLEIDING ZAL GEVEN TOT HET HEFFEN VAN SCHENKBELASTING IN GEVAL VAN REGISTRATIE VAN DE OVEREENKOMST
9.1. Toepasselijke wetsbepaling
Artikel 2.8.1.0.1. VCF
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;
Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF
“§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt:
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”.
9.2. Toepassing in concreto
Een beding van aanwas, hoewel niet wettelijk gedefinieerd, kan worden omschreven als een overeenkomst tussen minstens twee partijen, waarbij deze overeenkomen dat het aandeel van de eerststervende in het doelvermogen, onder opschortende voorwaarde van overlijden van de eerststervende van rechtswege zal aanwassen, en dus zal worden verkregen door de overlevende deelgenoot/deelgenoten.
De tegenprestatie bestaat in een evenwichtige kans voor elke deelgenoot om uiteindelijk de eigendom te bekomen van het volledige doelvermogen, indien hij/zij de langstlevende is.
Het beding van aanwas moet overeenkomstig het standpunt nr. 17044 van Vlabel:
i. Opgenomen zijn in een authentieke akte als het betrekking heeft op onroerende goederen; en
ii. Beperkt zijn, via beschikking onder bijzondere titel; en
iii. Ten bezwarende titel zijn.
Het beding van aanwas, in zoverre het betrekking heeft op enkel roerende goederen, dient:
i. Te worden aangegaan ten bijzondere titel; en
ii. Te worden aangegaan ten bezwarende titel.
Het aanwascontract in casu voldoet aan alle voorwaarden, zoals uiteengezet in voornoemd standpunt, zodat het moet worden beschouwd als een kanscontract ten bezwarende titel. Dat wordt hieronder nader toegelicht.
9.2.1. Ten bijzondere titel
Voormeld standpunt stelt dat een beding van aanwas of kanscontract wordt aangegaan ten bijzondere titel, wanneer het niet de algemeenheid van goederen betreft, of een evenredig deel van de goederen die een partij zal nalaten bij zijn/haar overlijden.
In casu heeft de overeenkomst betrekking op bijzondere vermogensbestanddelen, die nauwkeurig in de overeenkomst (bijlage 1) worden omschreven, en de goederen die er ingevolge zakelijke subrogatie in de plaats van zullen komen. De Aanvragers beschikken op heden nog over andere roerende goederen, dan deze die in het beding van aanwas worden betrokken.
Er werd reeds bevestigd door Uw Administratie dat binnen een kanscontract zaakvervanging mogelijk is. De vermogensbestanddelen die in de plaats komen zullen dezelfde regels en dezelfde bestemming volgen van de oorspronkelijke vermogensbestanddelen die zij vervangen.
Daarenboven wordt uitdrukkelijk door de Aanvragers overeengekomen dat de overeenkomst tevens betrekking heeft op de goederen die ingevolge zakelijke subrogatie in de plaats zijn getreden van de goederen die oorspronkelijk in het doelvermogen werden ingebracht.
Indien de Aanvragers de zaakvervanging wensen in te roepen in het kanscontract, wordt uitdrukkelijk bepaald dat zij dit dienen te bevestigen bij het verwerven van het nieuwe zaakvervangende goed teneinde duidelijk te kunnen aantonen welk vervangende goed de waarde van het oorspronkelijke goed vertegenwoordigt (zie artikel 2.3 in bijlage 1 bij de aanvraag).
Gelet op hetgeen voormeld kan worden besloten dat de voorgenomen overeenkomst die tussen Aanvragers zou worden gesloten, ten bijzondere titel is.
9.2.2. Ten bezwarende titel
Het bezwarende karakter van een beding van aanwas of kanscontract, volgt uit het gegeven dat beide partijen evenwaardige kansen hebben om het doelvermogen in haar totaliteit te verkrijgen enerzijds, en de gelijkwaardige inbreng van de betrokken partijen anderzijds.
In casu verkeren de Aanvragers op heden in dezelfde gezondheidstoestand, ook al is er tussen de Aanvragers een leeftijdsverschil van bijna 11 jaar. In dit verband wordt een medisch getuigschrift gevoegd (bijlage 2 bij de aanvraag), waarin hun goede gezondheidstoestand wordt bevestigd.
Het leeftijdsverschil van bijna 11 jaar kwalificeert, met de bestaande rechtspraak indachtig, als een kansgelijkheid aangezien deze in concreto moet worden beoordeeld en niet mag worden gesteund op een objectieve leeftijd. De Aanvragers verwijzen hierbij naar volgende rechtspraak:
• Antwerpen 10 februari 1988, T.Not. 1989, 320: verschil van 20 jaar;
• Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr. 6, 60: verschil van 16 jaar;
• Antwerpen 4 juni 2012, rolnr. 2010/R/3289, onuitg.: verschil van 14 jaar;
• Antwerpen 30 juni 2015, T.Not. 2016, afl. 5, 364: verschil van 10 jaar.
Voor zoveel als nodig verwijzen Aanvragers nog naar enkele voorafgaande beslissingen waarin er sprake was van een groter leeftijdsverschil en waar de Vlaamse Belastingdienst van oordeel was dat dit leeftijdsverschil geen afbreuk doet aan de kansengelijkheid en dus dat er sprake was van een kanscontract onder bezwarende titel:
• Voorafgaande beslissing nr. 18013 dd. 19 maart 2018: verschil van 15 jaar; en
• Voorafgaande beslissing nr. 17046 dd. 19 februari 2018: verschil van 15 jaar.
De Aanvragers verklaren en erkennen dat het kanscontract in gelijke verhouding wordt aangegaan en dat zij elk een gelijke of minstens gelijkaardige kans hebben om (de ander) te overleven, rekening houdende met alle relevante factoren, waaronder hun leeftijd en gezondheidstoestand.
Bovendien is de voorgenomen inleg van de Aanvragers gelijkwaardig.
Met een totale waarde van de roerende vermogensbestanddelen in te leggen door de heer X ten bedrage van honderd tweeënvijftig duizend driehonderd vierenveertig euro tachtig eurocent (€ 152.344,80) en een totale waarde van de roerende vermogensbestanddelen in te leggen door mevrouw Y ten bedrage van honderd vijftig duizend euro (€ 150.000,00), kan worden besloten dat op het moment van het afsluiten van het contract, de inleg van de Aanvragers gelijkwaardig is, zodat de voorgenomen overeenkomst tussen de Aanvragers een evenwichtig en bezwarend karakter vertoont.
Daarenboven wordt uitdrukkelijk bepaald dat het kanscontract niet wordt beperkt in de tijd, zodat deze slechts kan worden gewijzigd of opgeheven met wederzijds akkoord van beide echtgenoten.
10. VRAAG 2: BEVESTIGD TE ZIEN DAT HET VOORWERP VAN DE TE SLUITEN OVEREENKOMST NIET ONDERWORPEN ZAL ZIJN AAN ERFBELASTING IN GEVAL VAN OVERLIJDEN VAN ÉÉN VAN DE AANVRAGERS
10.1. Toepasselijke wetsbepaling
- Artikel 2.7.1.0.2. VCF
“De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.
Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 4.18 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende voor het overlijden van de schenker aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform het derde lid van het voormelde artikel.”;
- Artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”;
- Artikel 2.7.1.0.5. VCF
“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de vijf jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van vijf jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.
10.2. Toepassing in concreto
Het aanwascontract dat de Aanvragers wensen af te sluiten, kwalificeert, zoals hierboven uiteengezet, als een kanscontract ten bezwarende titel.
Het bezwarende karakter wordt ondersteund door volgende feitelijke gegevens, waaruit blijkt dat de Aanvragers een evenwichtig kanscontract voor ogen hebben en met animo speculandi wensen te handelen:
Gelet op de inbreng:
→ De heer X wenst een geldsom ten belope van honderd tweeënvijftig duizend driehonderd vierenveertig euro tachtig eurocent (€ 152.344,80) in te brengen, die tot zijn eigen vermogen behoort ingevolge vererving, schenking en akte van afstand;
→ Mevrouw Y wenst een geldsom ten belope van honderd vijftig duizend euro (€ 150.000,00) in te brengen, die tot haar eigen behoort behoren ingevolge verschillende bankgiften.
10.2.2. Gelet op de gelijke overlevingskans bij het afsluiten van de overeenkomst, gezien zijn allebei dezelfde gezondheidstoestand hebben, zoals blijkt uit het medisch getuigschrift (bijlage 2 bij de aanvraag).
10.2.3. Gelet op het strikt vervreemdingsverbod (zie artikel 2.2 in bijlage 1 bij de aanvraag) dat het aanwascontract bevat. Het is de partijen niet toegestaan eenzijdig het contract stop te zetten, te wijzigen, de goederen te verpanden, te vervreemden etc…. Tenzij met onderlinge toestemming.
Gezien het aanwascontract als een overeenkomst ten bezwarende titel tussen de Aanvragers wordt gekwalificeerd, zoals hierboven uiteengezet, sluit het bezwarende karakter de taxatie in de erfbelasting uit op grond van de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3 en 2.7.1.0.5 VCF.
11. VRAAG 3: BEVESTIGD TE ZIEN DAT DE VOORGENOMEN VERRICHTINGEN GEEN FISCAAL MISBRUIK UITMAKEN
11.1. Toepasselijke wetsbepaling
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.
11.2. Toepassing in concreto
Het aanwascontract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag.
12. CONCLUSIE
Gelet op al het voorgaande, dient te worden geconcludeerd dat het aanwascontract dat de Aanvragers wensen af te sluiten, kwalificeert als een evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel en ten gevolge hiervan artikelen 2.7.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, §2 VCF, al dan niet in combinatie met artikel 3.17.0.0.2 VCF, geen toepassing kunnen vinden.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
13. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
14. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
15. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.7.1.0.2 VCF dat luidt als volgt;
“De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.
Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 4.18 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende voor het overlijden van de schenker aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform het derde lid van het voormelde artikel.”;
- Artikel 2.7.1.0.3, eerste lid, 3° VCF, dat luidt als volgt:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden”;
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:
“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de vijf jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van vijf jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”;
- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;
- Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:
“§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt:
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF, dat luidt als volgt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.
17. Het feit dat een kanscontract tussen echtgenoten wordt afgesloten maakt dit beding op zich niet ongeldig. Wanneer een beding van aanwas wordt afgesloten tussen echtgenoten moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten. Het kan geen betrekking hebben op goederen die tot de huwgemeenschap behoren.
18. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de bij het kanscontract betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.
19. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
20. In casu is het voorgelegde ontwerpcontract onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de gelden die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.
21. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.
22. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
23. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...
24. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.
25. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De aanvragers hebben een leeftijd van respectievelijk 67 en 57 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren, wat wordt gestaafd door medische attesten.
26. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).
27. Uit de gegevens vermeld in het kanscontract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is. Het verschil van 2344,80 euro is minimaal en verstoort de gelijkwaardigheid niet.
28. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlagen kan worden besloten dat het in casu om een beding van aanwas gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, eerste lid, 3°, 2.7.1.0.5, 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, §2, VCF.
29. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er ook niet-fiscale motieven (zie randnummer 8) aan het contract ten grondslag.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.