Advies 57.163/3 van 23 maart 2015
- Type
Decreten
- Thema
Terugwerkende kracht (algemeen)
Relevante passage uit advies
Met artikel 12 van het ontwerp werd beoogd het aan te nemen decreet uitwerking te laten krijgen met ingang van 1 januari 2015. Er werd dus terugwerkende kracht aan verleend. Het is bekend dat wetgevende handelingen in de regel geen terugwerkende kracht kunnen hebben. De niet-retroactiviteit van wetten is een waarborg om rechtsonzekerheid te voorkomen. Die waarborg vereist dat de inhoud van het recht voorzienbaar en toegankelijk is, zodat de rechtzoekende in redelijke mate de gevolgen van een bepaalde handeling kan voorzien op het tijdstip dat die handeling wordt verricht. De terugwerkende kracht kan alleen worden verantwoord als ze onontbeerlijk is om een doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken. (vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, zie onder meer: GwH 21 november 2013, nr. 158/2013, B.24.2; GwH 19 december 2013, nr. 172/2013, B.22; GwH 29 januari 2014, nr. 18/2014, B.I0; GwH 9 oktober 2014, nr. 146/2014, B.10.1; GwH 22 januari 2015, nr. 1/2015,8.4.) Als bovendien blijkt dat de terugwerkende kracht tot doel heeft de afloop van een gerechtelijke procedure in een welbepaalde zin te beïnvloeden of de rechtscolleges te verhinderen zich uit te spreken over een welbepaalde rechtsvraag, vergt de aard van het beginsel dat in het geding is, dat uitzonderlijke omstandigheden of dwingende motieven van algemeen belang het optreden van de wetgever verantwoorden als dat optreden ten nadele van een categorie van burgers afbreuk doet aan de jurisdictionele waarborgen die aan iedereen worden geboden. (vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Zie bv. GwH 21 november 2013, nr. 158/2013, B.24.2; GwH 9 oktober 2014, nr. 146/2014, B. 10.1. Vergelijk GwH 13 juni 2013, nr. 87/2013, B.7 (waar de term "buitengewone" in plaats van "uitzonderlijke" is gehanteerd.)
In zoverre met de retroactiviteit werd beoogd bestaande toestanden te regulariseren waarvoor geen decretale grondslag voorhanden was vóór de inwerkingtreding van het aan te nemen decreet (en eventueel reglementaire bepalingen te regulariseren die zonder rechtsgrond zijn aangenomen), moest voor de beoogde retroactiviteit, zoals hierboven al werd aangegeven, een afdoende verantwoording worden verschaft. Daaruit moet blijken dat de terugwerkende kracht onontbeerlijk was om een doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken. De afdeling Wetgeving zag in dit geval een dergelijke verantwoording niet.
In zoverre met de retroactiviteit werd beoogd om rechtssubjecten ertoe te verplichten een bepaalde handeling te stellen vóór de inwerkingtreding van het aan te nemen decreet, moest worden vastgesteld dat de ontworpen regeling zich niet tot retroactiviteit leende. Op het ogenblik dat de handeling volgens de ontworpen retroactieve bepaling had moeten worden gesteld, bestond er immers geen enkele verplichting daartoe en hoefde die handeling dus niet te worden gesteld. Een dergelijke verplichting kan niet achteraf worden opgelegd. Een bepaling die ertoe strekt voor de Vlaamse Regering in de mogelijkheid te voorzien om publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen ertoe te verplichten "rekening houdend met hun autonomie in het dagelijks functioneren, (...) gemeenschappelijke dienstverlening af te nemen zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering of om verzekeringen aan te gaan bij een of meer door de Vlaamse Regering aan te wijzen instellingen" leent zich niet tot retroactieve werking. Zonder die ontworpen decretale bepaling was en is het die verzelfstandigde organisaties tot op de dag van de inwerkingtreding van het aan te nemen decreet, op grond van de autonomie die hen gewaarborgd is bij decreet, toegestaan om zich aan te sluiten bij de vzw Sociale Dienst voor het Vlaams Overheidspersoneel. Ze kunnen daar echter niet toe worden verplicht. Tot op de dag van de inwerkingtreding van het aan te nemen decreet konden en kunnen ze dus zelfstandig beslissen of ze bepaalde diensten in eigen beheer verzorgen (bijvoorbeeld door binnen de eigen organisatie een sociale dienst op te richten), dan wel die diensten afnemen van een dochteronderneming die ze hebben opgericht, of de dienstverlening in kwestie, met inachtneming van de regelgeving inzake overheidsopdrachten, uitbesteden aan een dienstverlener die ze aanwijzen.
Een vergelijkbare opmerking gold voor de "plicht" om voor het aan te nemen decreet in werking trad, een ondernemingsplan op te stellen.
De beoogde retroactieve werking moest dan ook achterwege gelaten worden volgens de Raad van State.