Gedaan met laden. U bevindt zich op: Advies 72.411/1 van 23 november 2022 Adviezen Raad van State

Advies 72.411/1 van 23 november 2022

Advies
Type

Besluiten van de Vlaamse Regering

Thema

Rechtsgrond, Subsidieregelingen, Terugwerkende kracht (algemeen)

Relevante passages uit het advies

  • Subsidieregeling – Rechtsgrond (p.4-5, punt 3.4)

Artikel 9 van het ontwerp wijzigde het totaalbedrag van de subsidie die werd toegekend aan de Gemeenschappelijke Sociale Dienst Lokale Besturen in Vlaanderen vzw (GSD-V vzw) in artikel 1 van het besluit van 14 oktober 2022 tot toekenning van een subsidie voor het jaar 2022 in het kader van het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord van 30 maart 2021 voor de social/non-profitsectoren voor de periode 2021-2025 aan GSD-V voor de realisatie van de kwaliteitsondersteuning op de werkvloer van de organistoren kinderopvang en kleuteropvang die een openbaar bestuur zijn.

In de mate dat daarvoor rechtsgrond werd gezocht in artikel 10, 3°, van het decreet van 20 april 2012, dat bepaalde dat de organisator met een vergunning voor gezinsopvang of met een vergunning voor groepsopvang een subsidie kon ontvangen van het agentschap voor de ondersteuning van specifieke opdrachten, gelezen in samenhang met artikel 12, §1, van hetzelfde decreet, dat de Vlaamse Regering machtigde om onder meer de nadere regels te bepalen voor die subsidie, viel op te merken dat de rechtsgrond in beide gevallen impliceerde dat het Opgroeien regie was die de subsidies verleende. Dat betekende minstens dat de beslissing over het al dan niet verlenen van de subsidie en over de hoogte van de subsidie door het agentschap moest worden genomen. Logischerwijze volgde daar ook uit dat het agentschap de subsidie moest uitbetalen. Voor de toepassing van artikel 10, 3°, van het decreet van 20 april 2012 was bovendien vereist dat de subsidie aan de betrokken organisatoren zelf werd verleend en dat ze zelf als begunstigden van de subsidies werden beschouwd.

Artikel 9 van het ontwerp, dat voorzag in de uitbetaling van de subsidie aan de GSD-V strookte dan ook niet met voormelde rechtsgrondvereisten.

In de mate dat het alleen een regeling betrof met betrekking tot het begrotingsjaar 2022 kon voor die bepaling rechtsgrond worden gevonden in de algemene uitvoeringsbevoegdheid waarover de regering beschikt op grond van artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gelezen in samenhang met artikel 3, derde lid, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, en artikel 12 van het decreet van 23 december 2021 houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2022. In artikel 12 van het decreet van 23 december 2021 werd bepaald dat, binnen de perken van het betrokken begrotingsartikel, subsidies konden worden toegekend onder meer voor het Vlaams Intersectoraal Akkoord Social Profit (begrotingsartikel GBO-1GCF2FA-WT).

Er moest evenwel de aandacht op worden gevestigd dat het voormelde artikel 12 van het decreet van 23 december 2021 alleen als grondslag kon gelden voor een regeling voor het begrotingsjaar 2022, en niet voor de jaren die erop volgden. Opdat ook voor de toepassing van het subsidiebesluit gedurende de volgende jaren rechtsgrond voorhanden zou zijn, was vereist dat in de algemene uitgavenbegroting voor die jaren een gelijkaardig begrotingsartikel werd opgenomen. Het verdient volgens de Raad van State de voorkeur dat de rechtsgrond voor een subsidieregeling waarvan de geldingsduur een begrotingsjaar overschrijdt, wordt geboden door een organieke regeling vastgesteld bij een afzonderlijk decreet.

  • Subsidieregelingen – Terugwerkende kracht (p.6-7, punt 5)

Artikel 10 bepaalde onder meer dat artikel 2, 3, 5 en 9 uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2022.

Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten is alleen toelaatbaar als voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling waarbij, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen worden toegekend of als de retroactiviteit noodzakelijk is voor de continuïteit of de goede werking van het bestuur en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast. Alleen als de retroactiviteit van de ontworpen regeling in een van de opgesomde gevallen valt in te passen, kan die worden gebillijkt.

Gevraagd naar een verantwoording voor het verlenen van terugwerkende kracht aan artikel 2, 3, 5 en 9 van het ontwerp, verklaarde de gemachtigde: “Deze bepalingen 2, 3 en 5 hebben betrekking op een verhoging van subsidies koopkrachtondersteuning waarvoor budgetten ter beschikking werden gesteld in het kader van het VIA 6 akkoord. Deze budgetten kunnen met terugwerkende kracht nog verhoogd worden door het ter beschikking zijn van een budget dat als correctiebuffer werd gehanteerd, maar op heden kan ingezet worden voor een extra verhoging van de middelen koopkracht voor de private sector. Dit geldt zowel voor de opvang baby’s peuters als voor de organisatoren buitenschoolse opvang die geen openbaar bestuur zijn.

De bepaling 9 heeft betrekking op de aanpassing van het totale bedrag dat in het vermelde subsidiebesluit aan GSD-V wordt ter beschikking gesteld. Het bedrag wordt aangevuld met de bedragen die eveneens moeten toegekend worden aan de organisatoren van de openbare sector met locatie gelegen in Brussels gewest. Dit bijkomende bedrag is 75.639,38 euro. Deze subsidies worden eveneens berekend en uitbetaald voor de periode 2022.

Aangezien de 4 vermelde bepalingen een financieel voordeel opleveren voor de organisatoren is er o.i. geen bezwaar om de bepalingen retroactief te laten in werking treden.”

Wat artikel 2, 3, 5 en 9 van het ontwerp betrof, kon de retroactieve uitwerking van het ontworpen besluit bijgevolg toelaatbaar worden geacht, aangezien het om een verhoging van de subsidiebedragen ging en de ontworpen regeling aldus voordelen toekende aan de betrokkene.