Gedaan met laden. U bevindt zich op: Advies 75.849/3 van 12 april 2024 Adviezen Raad van State

Advies 75.849/3 van 12 april 2024

Advies
Type

Besluiten van de Vlaamse Regering

Thema

Definities, Delegatie aan ambtenaren en openbare instellingen, Normenhiërarchie, Opheffingsbepalingen, Overbodige bepalingen, Overgangsbepalingen, Rechtsgrond

Relevante passages uit het advies

  • Normenhiërarchie / Overbodige bepalingen (p.6-7, punt 3.5.1 )

Artikel 5, eerste lid, van het ontwerp was een overname van artikel 5 van het Amateurkunstendecreet van 8 maart 2024.

Het overnemen in een lagere regeling van bepalingen van een hogere regeling moet worden vermeden. Niet alleen is een dergelijke werkwijze op het normatieve vlak overbodig aangezien ze geen nieuwe norm tot stand brengt, maar bovendien kan ze tot verwarring leiden over de precieze aard van het in de lagere regeling opgenomen voorschrift en kan ze er met name toe leiden dat later uit het oog verloren wordt dat alleen de hogere regelgever het betrokken voorschrift kan wijzigen.

Bijgevolg kon die bepaling beter worden weggelaten.

  • Opheffing / Rechtsgrond (p. 9, punt 3.16 )

Artikel 74 van het ontwerp regelde de opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 houdende de uitvoering van het decreet van 22 december 2000 betreffende de Amateurkunsten.

Voor artikel 74 van het ontwerp kon een beroep worden gedaan op de algemene uitvoeringsbevoegdheid waarover de Vlaamse Regering beschikt krachtens artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, gelezen in samenhang met artikel 70 van het Amateurkunstendecreet van 8 maart 2024, op grond waarvan het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten werd opgeheven.

  • Overgangsbepaling / Rechtsgrond (p.9-10, punt 3.17)

Artikel 75 van het ontwerp voorzag in een overgangsregeling, die erin bestond dat artikel 6 en 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 (dat BVR werd bij artikel 74 van het ontwerp werd opgeheven), in de versie zoals van kracht op de dag voor de datum van de inwerkingtreding van het te nemen besluit, van toepassing bleven voor de evaluatie van, de verantwoording van en het toezicht op de subsidies die waren toegekend op basis van het decreet van 22 december 2000.

Gevraagd naar de rechtsgrond voor die overgangsbepaling, verklaarde de gemachtigde het volgende:

Artikel 72, §1 van het Amateurkunstendecreet bepaalt dat de koepelorganisaties voor amateurkunsten binnen de huidige beleidsperiode nog gesubsidieerd worden op basis van het decreet van 22 december 2022 betreffende de amateurkunsten.

Artikel 74 van het Amateurkunstendecreet bepaalt dat amateurkunstenorganisaties, amateurkunstengroepen en amateurkunstenaars de projectsubsidies ontvangen op basis van het decreet van 22 december 2022 betreffende de amateurkunsten behouden.

Artikel 76, tweede lid van de VCO bepaalt: ‘Met behoud van de toepassing van artikel 13 van de Algemenebepalingenwet is gehouden tot onmiddellijke terugbetaling van de subsidie de subsidieontvanger: 1° die de voorwaarden niet naleeft waaronder de subsidie werd verleend; 2° die de subsidie niet aanwendt voor de doelstellingen waarvoor zij werd verleend; 3° die de in artikel 76/3 bedoelde controle verhindert; 4° die al een subsidie ontvangt met dezelfde effecten op basis van dezelfde verantwoordingsstukken.’

Opdat de Vlaamse Regering het toezicht kan uitoefenen op de subsidies toegekend op basis van het decreet van 22 december 2022 betreffende de amateurkunsten, is het noodzakelijke dat artikel 6 en 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 van toepassing blijven op deze subsidies.

Gelet op die uitleg kon voor artikel 75 van het ontwerp een beroep worden gedaan op de algemene uitvoeringsbevoegdheid (artikel 20 BWHI), in samenhang gelezen met artikel 72, §1, en artikel 74 van het Amateurkunstendecreet van 8 maart 2024.

  • Definitie (p.10-11, punt 6)

In artikel 18, 4°, artikel 23, eerste lid, 3°, en artikel 29, 2°, van het ontwerp werd het begrip “overheadkosten” gebruikt.

Gevraagd naar de betekenis van dat begrip, verklaarde de gemachtigde: “Het gaat om kosten die verbonden zijn aan de algemene werking van de organisatie en die niet specifiek kunnen toegewezen worden aan de uitvoering van de kernopdrachten.

Het strekte tot de aanbeveling om in artikel 1 van het ontwerp een definitie in die zin in te voegen.

  • Delegatie aan administratie (p.11-12, punt 9.1)

In artikel 3, §1, van het ontwerp werd de administratie gemachtigd om modellen ter beschikking te stellen voor een subsidie- of een erkenningsaanvraag, een functionele of financiële verantwoording, een repliek op een voorstel van maatregel, het aanleveren van beleidsrelevante gegevens, en “alle andere informatie” die in het kader van een subsidieaanvraag, de verantwoording van de subsidie en het toezicht op de aanwending van de subsidie kon worden opgevraagd.

Volgens de gemachtigde wordt met “alle andere informatie” het volgende bedoeld: “De administratie kan op die manier, indien er bijvoorbeeld onduidelijkheden zijn bij de verantwoording, bijkomende vragen stellen en informatie opvragen aan de begunstigde over de aanwending van de subsidie.

De machtiging aan de administratie om modellen ter beschikking te stellen, kan slechts worden aanvaard als die modellen alleen elementen zouden bevatten die zouden voortvloeien uit het Amateurkunstendecreet van 8 maart 2024 en het te nemen besluit, en als de “andere informatie” die met die modellen kon worden opgevraagd, ook betrekking had op vereisten, vermeld in het voormelde decreet en in het ontwerpbesluit. Onder dat voorbehoud kon worden aangenomen dat de ontworpen regeling geen delegatie van regelgevende bevoegdheid aan de administratie impliceerde.