Gedaan met laden. U bevindt zich op: Advies 76.315/16 van 29 mei 2024 Adviezen Raad van State

Advies 76.315/16 van 29 mei 2024

Advies
Type

Besluiten van de Vlaamse Regering

Thema

Aanhef, Bijlagen, Normenhiërarchie, Rechtsgrond

Relevante passages uit het advies

  • Rechtsgrond – Normenhiërarchie (legaliteitsbeginsel – artikel 22 GW) (p.9-10, punt 10)

Krachtens artikel 22 van de Grondwet geldt voor elke verwerking van persoonsgegevens en, meer in het algemeen, voor elke inmenging in het recht op het privéleven, dat het formeel legaliteitsbeginsel moet worden nageleefd. Doordat artikel 22 van de Grondwet aan de bevoegde wetgever de bevoegdheid voorbehoudt om vast te stellen in welke gevallen en onder welke voorwaarden afbreuk kan worden gedaan aan het recht op eerbiediging van het privéleven, waarborgt het aan elke burger dat geen enkele inmenging in dat recht kan plaatsvinden dan krachtens regels die zijn aangenomen door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering. Een delegatie aan een andere macht is evenwel niet in strijd met het wettelijkheidsbeginsel als de machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven en betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de “essentiële elementen” voorafgaandelijk door de wetgever vastgesteld zijn (vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof: zie met name GwH 18 maart 2010, nr. 29/2010, B.16.1; GwH 20 februari 2020, nr. 27/2020, B.17).

Bijgevolg moeten de “essentiële elementen” van de verwerking van persoonsgegevens in de wet zelf worden vastgelegd. In dat verband is de afdeling Wetgeving van oordeel dat ongeacht de aard van de betrokken aangelegenheid, de volgende elementen in beginsel “essentiële elementen” uitmaken: 1°) de categorie van verwerkte gegevens; 2°) de categorie van betrokken personen; 3°) de met de verwerking nagestreefde doelstelling; 4°) de categorie van personen die toegang hebben tot de verwerkte gegevens; en 5°) de maximumtermijn voor het bewaren van de gegevens (adv.RvS 68.936/AV van 7 april 2021 over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie, opmerking 101. Zie ook GwH 10 maart 2022, nr. 33/2022, B.13.1; GwH 22 september 2022, nr. 110/2022, B.11.2; GwH 16 februari 2023, nr. 26/2023, B.74.1; GwH 17 mei 2023, nr. 75/2023, B.55.2.1).

Aan de gemachtigde werd gevraagd of de verklaringen van conformiteit in bijvoorbeeld punt 5 van de ontworpen bijlage 5.17.2 van bijlage 1, in punt 4 van de ontworpen bijlage 5.17.3 van bijlage 2 en in punt 2.5 van de ontworpen bijlage 5.17.7 van bijlage 3, van VLAREM II persoonsgegevens konden bevatten en, in voorkomend geval, welke bepaling rechtsgrond bood voor de verwerking ervan. De gemachtigde antwoorde als volgt: “Dat is mogelijk. De verwerking van de persoonsgegevens zijn rechtmatig op basis van artikel 6, 1, e) algemene verordening gegevensbescherming, met name de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen. De Vlaamse Regering is bevoegd om voorwaarden vast te stellen ter bescherming van de mens en het milieu tegen bepaalde vormen van hinder en risico’s afkomstig van (niet-)ingedeelde inrichtingen of activiteiten en gebruikseisen vast te stellen.

De gemachtigde haalde volgens de Raad van State geen concrete bepaling aan die rechtsgrond bood voor die verwerking van persoonsgegevens. De machtigingen in artikel 5.4.1 van het DABM volstond niet om de verwerking van persoonsgegevens door de constructeur van de producten die aan bod kwamen in de bijlagen, te regelen. Het antwoord van de gemachtigde deed daardoor niet af aan de vaststelling dat het legaliteitsbeginsel dat wordt afgeleid uit artikel 22 van de Grondwet, vereiste dat bij de eerste gelegenheid een adequate rechtsgrond voor die regeling van verwerking van persoonsgegevens werd gecreëerd om de rechtsonzekerheid daarover te verhelpen.

  • Aanhef (Vormvereisten) (p.12, punt 14)

De aanhef moest in overeenstemming worden gebracht met de bespreking van de rechtsgrond en moest worden aangevuld met de TRIS-aanmelding, met inbegrip van een verwijzing naar de digitale vindplaats ervan.

  • Bijlagen (p.15, punt 20)

Aan het einde van bijlage 3 moest de geijkte formule worden toegevoegd en de nodige handtekeningen, zoals dat het geval was bij de bijlage 1 en 2.