Bij het ontworpen artikel 6, §1, derde lid, vierde zin, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 mei 2024 (artikel 2, 1°, van het ontwerp) werd de Vlaamse minister, bevoegd voor dierenwelzijn, (hierna: de minister) gemachtigd om te bepalen dat de externe experten op wie de bevoegde entiteit een beroep zou kunnen doen om de genetische en klinische aspecten van fokprogramma’s te beoordelen, een forfaitaire vergoeding zouden ontvangen voor hun geleverde bijdrage en gemaakte onkosten, en werd de minister gemachtigd om de vergoeding in voorkomend geval vast te leggen.

Zoals de Raad van State in het verleden al verschillende keren heeft opgemerkt, kan de toekenning van een verordenende bevoegdheid door de Vlaamse Regering aan een van haar leden alleen toelaatbaar worden geacht als die delegatie louter regels van bijkomstige aard of van beperkt belang betreft. Die delegatie is alleen toelaatbaar als in het ontwerp zelf de elementen werden bepaald waarop het bedrag van de vergoeding was gebaseerd (bijvoorbeeld een vergoeding per uur waarvan de minister vervolgens het bedrag kon vaststellen, samen met de opsomming van terug te betalen onkosten, waarvoor de minister een bedrag kon vaststellen). (Vgl. adv.RvS 73.417/3 van 8 mei 2023 over een ontwerp dat heeft geleid tot het besluit van de Vlaamse Regering van 26 mei 2023 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2021 over de vergoeding voor de opvang van in beslag genomen dieren, de subsidiëring van de erkende dierenasielen en het verhalen op de verantwoordelijke van de kosten voor inbeslagname van dieren, opmerking 6.) ( Advies 77.370/3 van 29 januari 2025 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering ‘tot wijziging van artikel 4, 6 en 22 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 mei 2024 over de fokkerij van honden en katten en de voorwaarden om stambomen af te leveren, p.4-5, punt 6)