Gedaan met laden. U bevindt zich op: Advies 77.396/1 van 11 februari 2025 Adviezen Raad van State

Advies 77.396/1 van 11 februari 2025

Advies
Type

Besluiten van de Vlaamse Regering

Thema

Delegatie aan minister, Onduidelijke bepalingen, Terugwerkende kracht (algemeen)

Relevante passages uit het advies

  • Delegatie aan minister / Onduidelijke bepaling (p. 6, punt 7)

In het ontworpen artikel 7.9.2/1, §1, tiende lid, van het Energiebesluit werd bepaald dat de minister de begeleiding voor de laagste inkomensdoelgroep bij het onderhoud en de verduurzaming van verwarmingsinstallaties en de begeleiding bij de plaatsing van zonnepanelen op basis van een jaarlijkse evaluatie door het VEKA kon “bijsturen”.

Toen aan de gemachtigde gevraagd werd op welke wijze de notie “bijsturen” moest worden begrepen, meer bepaald of de minister alleen kon besluiten de periode van de verlenging te herzien en dus de begeleiding stop te zetten voor de toekomst, dan wel of de minister een ruimere bijsturingsbevoegdheid kreeg (waarbij die bijvoorbeeld ook de bedragen van de steun zou kunnen herzien), stelde die: “Het is met deze formulering vooral de bedoeling om de ondersteuning te herzien, bijvoorbeeld als het budget overschreden dreigt te worden (naar analogie met de regeling die origineel was opgenomen in artikel 7.12.1 §3 van het Energiebesluit, zoals ingevoegd bij BVR van 1 februari 2019).

Voor de rechtszekerheid raadde de Raad van State aan om de machtiging aan de minister, vermeld in het ontworpen artikel 7.9.2/1, §1, tiende lid, van het Energiebesluit, duidelijker te omschrijven.

In dat verband moest voorbehoud worden gemaakt voor zover de minister daarbij zou worden gemachtigd om de bedragen aan te passen, zoals in artikel 7.12.1, §3, van het Energiebesluit, waarnaar de gemachtigde verwees. Dat artikel bepaalde dat de minister op basis van een cijfermatig onderbouwde evaluatie kon besluiten het premiebedrag voor toekomstige premieaanvragen te verlagen. (De huidige versie van artikel 7.12.1, §3, van het Energiebesluit voorziet in een soortgelijke mogelijkheid voor de minister, maar die was ingeperkt doordat de herzieningsmogelijkheid afhankelijk werd gemaakt van de aanmelding van premieaanvragen op gezette tijdstippen voor bepaalde percentages van het budget dat in de begroting beschikbaar was gesteld.)

Zoals de Raad van State in het verleden al verschillende keren heeft opgemerkt, kan de toekenning van een verordenende bevoegdheid door de Vlaamse Regering aan een van haar leden alleen toelaatbaar worden geacht als die delegatie louter regels van bijkomstige aard of van beperkt belang betreft. Het vrijelijk bepalen van het bedrag van de premiebedragen kon niet worden beschouwd als een aangelegenheid van bijkomstige aard of van beperkt belang. Die delegatie was alleen toelaatbaar als in het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering zelf elementen zouden worden aangereikt om het bedrag van de premies te bepalen. De nadere uitwerking kon vervolgens aan de minister worden overgelaten. (Vgl. adv.RvS 75.267/3 van 30 januari 2024 over een ontwerp dat heeft geleid tot het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2024 over de invoering van een premie voor zero-emissievoertuigen, opm. 4.4; adv.RvS 73.417/3 van 8 mei 2023 over een ontwerp dat heeft geleid tot het besluit van de Vlaamse Regering van 26 mei 2023 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2021 over de vergoeding voor de opvang van in beslag genomen dieren, de subsidiëring van de erkende dierenasielen en het verhalen op de verantwoordelijke van de kosten voor inbeslagname van dieren, opm. 6.)

  • Terugwerkende kracht (p. 8-9, punt 10)

De ontworpen regeling werkte terug tot 1 januari 2025. Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten kan alleen onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar worden geacht, namelijk als ofwel voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, ofwel de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling waarbij, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen worden toegekend, ofwel de retroactiviteit noodzakelijk is voor de continuïteit of de goede werking van het bestuur en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast.

Alleen als de retroactiviteit van de ontworpen regeling in een van de opgesomde gevallen ingepast kan worden, kan ze worden gebillijkt.

In de nota aan de Vlaamse Regering werd de terugwerkende kracht als volgt verantwoord: “Deze terugwerkende kracht kan worden gemotiveerd op basis van de expliciete beleidsdoelstelling om dit aanbod bij de energiehuizen zonder onderbreking te continueren. Kort na de goedkeuring van de Beleidsnota werd het voorliggend regelgevend werk in gang gestoken. De terugwerkende kracht kan voorts worden gemotiveerd door het feit dat ze betrekking heeft op een regeling die, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen toekent. Bovendien is ze noodzakelijk voor de goede werking van de dienstverlening die de energiehuizen aanbieden aan de burger.

De terugwerkende kracht van het ontworpen besluit was aanvaardbaar volgens de Raad van State.