Advies 77.409/3 van 20 februari 2025
- Type
Besluiten van de Vlaamse Regering
- Thema
Inwerkingtreding, Terugwerkende kracht (algemeen)
Relevante passage uit het advies
Volgens artikel 2 had het te nemen besluit uitwerking met ingang van 1 januari 2025. Die retroactiviteit voor de bepaling van de basisindex voor de subsidiebedragen voor de centra voor herstelverblijf werd in de nota aan de Vlaamse Regering op de volgende wijze gemotiveerd:
“Aan de mogelijkheid voor de erkende centra voor herstelverblijf om met ingang van 1 januari 2025 in aanmerking te komen voor een subsidie van 1.260 euro per erkende verblijfseenheid in exploitatie, wijzigt dus niets. We doen via dit wijzigingsbesluit louter een administratieve rechtzetting door toe te voegen dat de basisindex voor het subsidiebedrag van 1.260 euro per erkende verblijfseenheid, de index is die van toepassing is op 1 januari 2025.
Aangezien de voorziene financiering voor de erkende centra voor herstelverblijf pas in werking treedt op 1 januari 2025 zullen alle erkende centra die in aanmerking komen voor subsidiëring worden beschouwd als nieuw initiatief voor 2025. Ten vroegste vanaf 1 juli 2025 zal daarom het prioriteitenschema kunnen worden toegepast zoals voorzien in artikel 27/2, §2 van bijlage 9 bij het Stambesluit om te bepalen welke centra subsidies zullen krijgen vanaf 2025 binnen de budgettaire mogelijkheden die er zijn. De eerste betalingen van voorschotten op de subsidie zullen daarom ook pas kunnen plaatsvinden in de tweede jaarhelft van 2025. Deze rechtzetting zal dus ook geen impact hebben op de uitbetaling van de subsidies.”
Bij de invoering van die nieuwe subsidiemogelijkheid voor de centra voor herstelverblijf bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2024 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, wat betreft de financiering van de centra voor herstelverblijf, dat volgens artikel 7 ervan in werking trad op 1 januari 2025, werd over het hoofd gezien dat het subsidiebedrag zou worden onderworpen aan het indexeringsmechanisme, vermeld in artikel 19 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019, dat bepaalde dat de basisindex die gehanteerd werd bij de indexering van de subsidiebedragen de index was die van toepassing was op 1 januari 2019.
Volgens artikel 21, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 bepaalde de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, of de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid (hierna de minister te noemen), voor onder meer de centra voor herstelverblijf jaarlijks het prioriteitenschema voor de toekenning van de subsidie, die voor die centra volgens artikel 23 ervan werd vastgesteld op de wijze, vermeld in bijlage 9 bij dat besluit. Zo regelde artikel 27/2, §1, van die bijlage, ingevoegd bij artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2024, dat voor de werkingskosten en bepaalde loonkosten die gepaard gingen met de werking van een centrum voor herstelverblijf, jaarlijks een subsidiebedrag kon worden toegekend dat berekend werd op basis van de gemiddelde bezettingsgraad. Volgens artikel 27/2, §2, van die bijlage hield het prioriteitenschema voor die centra rekening met de datum van de erkenningsbeslissing en de geografische spreiding van de centra over de regionale steden.
Naar aanleiding van advies 76.643/3 van 26 juni 2024 over een ontwerp dat had geleid tot het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2024 heeft de gemachtigde destijds aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State verklaard dat erkende centra voor herstelverblijf niet per definitie ook werden gesubsidieerd. De minister kon jaarlijks op basis van de budgettaire mogelijkheden bepalen of er nieuwe erkende verblijfseenheden van erkende centra voor herstelverblijf konden worden gesubsidieerd. Daartoe werd een prioriteitenschema opgemaakt zoals beschreven in het voormelde artikel 27/2, §2. Als er meer nieuwe erkende verblijfseenheden waren dan er budget is om die te subsidiëren, zou aan de hand van een prioriteitenschema worden bepaald welke erkende verblijfseenheden gesubsidieerd konden worden (adv.RvS 76.643/3 van 26 juni 2024 over een ontwerp dat heeft geleid tot het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2024, opmerkingen 5.1 en 5.2.).
Toen de gemachtigde nader werd bevraagd over het prioriteitenschema, antwoordde die dat het prioriteitenschema pas kon worden opgemaakt na 1 juli 2025, als het aantal erkende centra voor herstelverblijf die voor de eerste keer voor die subsidie in aanmerking kwamen, definitief vastlag (artikel 21, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 dat bepaalde dat om het prioriteitenschema vast te stellen als vermeld in het eerste lid van dat artikel, de minister zich moest baseren op de lokale dienstencentra, de diensten voor gastopvang, de centra voor kortverblijf type 2 en type 3, de centra voor herstelverblijf en de verenigingen waarvan de datum van de erkenningsbeslissing vóór 1 juli van het jaar in kwestie viel, en de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang waarvan de ingangsdatum van de erkenning op uiterlijk 1 januari van het jaar in kwestie viel, maar die niet gesubsidieerd werden. Het prioriteitenschema moest minstens rekening houden met de bepalingen, vermeld in de bijlagen 1, 2, 6, 7, 8, 9 en 12, die bij dat besluit waren gevoegd). De gemachtigde verklaarde daarover het volgende:
“Aangezien het prioriteitenschema pas kan worden opgemaakt na 1 juli 2025 en de toekenning van de subsidies voor 2025 pas daarna kan gebeuren, werd nog geen rechtmatige verwachting gecreëerd ten aanzien van de centra voor herstelverblijf dat men subsidies toegekend zal krijgen. […] Er is geen enkel individueel centrum voor herstelverblijf dat nu al met zekerheid weet dat zij subsidies toegekend zullen krijgen aangezien dit pas na 1 juli 2025 kan worden bepaald. Er wordt dus geen afbreuk gedaan aan een reeds verkregen situatie.”
Gelet op de voormelde regeling, hebben de te subsidiëren centra voor herstelverblijf dan ook pas een subjectief recht op een subsidie op het moment waarop het prioriteitenschema werd aangenomen. Bijgevolg was het overbodig om terugwerkende kracht aan het te nemen besluit te verlenen en volstond het dat het besluit uiterlijk in werking trad op de dag waarop het prioriteitenschema zou worden aangenomen (zie ook adv.RvS 51.510/4 van 4 juli 2012 over een ontwerp dat heeft geleid tot het besluit 2012/105 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 19 juli 2012 modifiant l’arrêté du Collège de la Commission communautaire française du 4 juin 2009 portant application du décret du 5 mars 2009 relatif à l’offre de services ambulatoires dans les domaines de l’action sociale, de la famille et de la santé, opmerking 2). ( Advies 77.409/3 van 20 februari 2025 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van bijlage 9 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, wat betreft de indexering van het subsidiebedrag van de centra voor herstelverblijf, p.3-5, punt 4)