Gedaan met laden. U bevindt zich op: Advies 77.479/3 van 12 maart 2025 Adviezen Raad van State

Advies 77.479/3 van 12 maart 2025

Advies
Type

Besluiten van de Vlaamse Regering

Thema

Terugwerkende kracht (algemeen)

Relevante passage uit het advies

Overeenkomstig artikel 6 van het ontwerp had het te nemen besluit uitwerking met ingang van 1 juli 2023, met uitzondering van artikel 4, 1°, dat uitwerking had met ingang van 1 januari 2024, en artikel 3, 4, 2° en 3°, en 5, die uitwerking hadden met ingang van 1 januari 2025.

Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten kan alleen onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar worden geacht, namelijk als voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, als de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling waarbij, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen worden toegekend, of als de retroactiviteit noodzakelijk is voor de continuïteit of de goede werking van het bestuur en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast. Alleen als de retroactiviteit van de ontworpen regeling in een van de opgesomde gevallen valt in te passen, kan de terugwerkende kracht worden gebillijkt.

De gemachtigde bevestigde dat artikel 4, 1°, van het ontwerp een begunstigende regeling inhield, zodat er geen bezwaar was tegen de terugwerkende kracht. Op de vraag of met de stopzetting van de financiering van het omkaderingspersoneel op basis van de grootte van de dienst voor gezinszorg, vermeld in artikel 4, 3°, van het ontwerp (gelezen in samenhang met artikel 4, 2°), geen verkregen situaties werden aangetast, antwoordde de gemachtigde als volgt:

De 2 diensten voor gezinszorg die 10 of meer vte doelgroepwerknemers in dienst hebben, zullen inderdaad een lager bedrag voor het omkaderingspersoneel ontvangen. De extra subsidie voor het omkaderingspersoneel was afgestemd op de norm, opgenomen in de regelgeving van de lokale diensteneconomie in het kader van een klaverbladfinanciering. Het omkaderingspersoneel wordt gedefinieerd als de personen die belast zijn met de begeleiding van de doelgroepwerknemer met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie. Sinds 1 juli 2023 bestaat het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie niet meer, en dus ook niet meer de opdracht van het omkaderingspersoneel en de bijhorende norm. Deze twee diensten hebben tot nu toe wel nog die subsidie ontvangen. We merken wel dat de diensten voor gezinszorg geconfronteerd blijven met bijkomende opdrachten die er zijn in de begeleiding van doelgroepwerknemers in een zorgcontext waar men prestaties levert in de thuisomgeving van de gebruikers. Dat vergt een extra begeleiding voor elke doelgroepwerknemer en voor de zorgcontext waarin die werkzaam is. We geven een nieuwe definiëring aan het omkaderingspersoneel en we berekenen de omkaderingsmiddelen niet in functie van de grootte van de dienst, maar wel pro rata het aantal doelgroepwerknemers dat de dienst begeleidt. Op die manier worden alle diensten ook op eenzelfde manier behandeld en komen we ook tegemoet aan de nood van kleinere diensten die doelgroepwerknemers in dienst hebben. Zo kunnen ook zij de nodige begeleiding geven aan hun doelgroepwerknemers wat die mensen zeker ten goede komt. Ook komen we zo tot een meer evenredig systeem dat voor de ene doelgroepwerknemer mogelijk te veel is, en voor de andere dan mogelijk te weinig en dit dan zo uitvlakt (maar voor alle diensten van toepassing is en dus niet alleen voor de grote diensten).

Uit dat antwoord, alsook uit de nota aan de Vlaamse Regering kon worden opgemaakt dat sommige diensten minder subsidiëring voor de begeleiding van doelgroepwerknemers zouden ontvangen. Het was dan ook zeer de vraag of de terugwerkende kracht vermeld in artikel 4, 2° en 3°, van het ontwerp wel kon worden ingepast in de gevallen waarin de terugwerkende kracht van besluiten toelaatbaar is, temeer daar die diensten een deel van het bedrag dat overeenstemt met de huidige subsidiëring voor de begeleiding van doelgroepwerknemers, normaal gesproken al zouden hebben besteed op grond van de rechtmatige verwachting dat die begeleiding volgens de thans geldende regeling zou worden gesubsidieerd. Uit het antwoord van de gemachtigde bleek ook niet waarom de terugwerkende kracht noodzakelijk was voor de continuïteit of de goede werking van het bestuur. De stellers van het ontwerp moesten dan ook voor die terugwerkende kracht een deugdelijke verantwoording kunnen verschaffen, die bij voorkeur werd opgenomen in de nota aan de Vlaamse Regering naar aanleiding van de definitieve goedkeuring van het te nemen besluit (zie ook adv.RvS 76.317/3 van 29 mei 2024 over een ontwerp dat heeft geleid tot het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2024 ‘tot wijziging van verschillende besluiten, over de subsidiëring van variabele prestaties’, opmerking 9.2.2).

Als geen dergelijke verantwoording kon worden gegeven, moest van de terugwerkende kracht worden afgezien. Dat gold ook voor de ermee samenhangende artikel 3 en 5 van het ontwerp. ( Advies 77.479/3 van 12 maart 2025 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, wat betreft de financiering van de doelgroepwerknemers aanvullende thuiszorg, p.5-6, punt 5)