Gedaan met laden. U bevindt zich op: Opmaakvoorwaarden beleidsrapporten Financieel beleid en beheer (BBC)

Opmaakvoorwaarden beleidsrapporten

De lokale besturen bepalen en volgen hun (financieel) beleid op met 3 soorten beleidsrapporten. De vorm en inhoud moet voldoen aan bepaalde voorwaarden zodat ze transparant en duidelijk zijn voor de raadsleden. Zij nemen op basis van die rapporten immers belangrijke beleidsbeslissingen. Er zijn algemene voorwaarden, maar ook specifieke regels per beleidsrapport. Vanaf het meerjarenplan 2026-2031 gelden de regels van BBC 3.0 voor de opmaak van beleidsrapporten.

Wanneer zijn de nieuwe regels BBC 3.0 in werking getreden?

De lokale besturen moeten de aangepaste regels, de nieuwe schema’s en andere rekeningenstelsels toepassen vanaf de opmaak van hun meerjarenplan 2026 tot 2031 en elke aanpassing ervan.

Voor de jaarrekeningen gelden de nieuwe rekeningen en schema’s vanaf het boekjaar 2026.

Hoe kwam de nieuwe regeling tot stand?

Het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) evalueerde in 2022 de leesbaarheid van de beleidsrapporten en ging na welke maatregelen de lees- en bruikbaarheid voor de gemeente- en provincieraadsleden kunnen verhogen.

Meer dan 7.000 gemeenteraadsleden en alle algemeen en financieel directeurs van de lokale besturen kregen de gelegenheid om een digitale bevraging in te vullen. De resultaten van die survey vulden we aan met bevindingen uit diepte-interviews, observaties van gemeenteraadszittingen en besprekingen in focusgroepen met mandatarissen en lokale ambtenaren.

Daaruit volgde een evaluatierapport(PDF bestand opent in nieuw venster) dat 7 aanbevelingen bevat:

  1. Voeg aan elk beleidsrapport een managementsamenvatting toe met een beschrijving van de belangrijkste elementen van het rapport.
  2. Maak in de jaarlijkse aanpassing van het meerjarenplan wijzigingen en evoluties beter zichtbaar voor de raadsleden.
  3. Vereenvoudig de financiële schema’s. Maak ze overzichtelijker en minder technisch.
  4. Geef de raadsleden meer toegang tot detailinformatie.
  5. Zorg ervoor dat de raadsleden elk beleidsrapport gemakkelijk digitaal kunnen doorzoeken.
  6. Breng in de beleidsrapporten de informatie over het niet-prioritaire beleid en belangrijke verbonden organisaties zoals de politie- en hulpverleningszones en de intercommunales beter in beeld.
  7. Verhoog de opleidingskansen voor de raadsleden.

Die aanbevelingen vormden de basis voor de optimalisering van de regelgeving over BBC. De aanpassingen zorgen ervoor dat lokale besturen de informatie in hun beleidsrapporten aanvullen of op een duidelijkere manier weergeven. Een aantal technische aanpassingen in schema’s en rekeningenstelsels leiden tot betere beleidsinformatie over de financiën van de lokale besturen.

De fundamenten van het BBC-systeem, zoals het doelmatig plannen vanuit een meerjarig perspectief dat budgettair in evenwicht is en de sterke koppeling tussen het inhoudelijk beleid en de financiën, bleven onveranderd.

Onderzoek naar leesbaarheid en bruikbaarheid beleidsrapporten

Het Agentschap Binnenlands Bestuur liet de bruikbaarheid en leesbaarheid van de beleidsrapporten voor de raadsleden onderzoeken.

Digitaal doorzoekbare beleidsrapporten

De beleidsrapporten en de bijbehorende documentatie die de raadsleden ontvangen, moeten gemakkelijk digitaal doorzoekbaar zijn met een automatische zoekfunctie, zoals de CTRL-F-functie. Deze wettelijke verplichting moet ervoor zorgen dat raadsleden geen gescande documenten ontvangen die ze niet digitaal kunnen doorzoeken.

De regelgeving legt geen bestandsformaat op. Het bestuur kan kiezen voor Word, PDF, Excel, een interactieve omgeving op de website of een intranet, enz.

Vermelding van de volgnummers van de laatste inschrijving in de dagboeken

Elk beleidsrapport vermeldt de volgnummers van de laatste inschrijving die in elk van de dagboeken in dat rapport is opgenomen. Zo kan het bestuur dat rapport op elk moment opnieuw maken met exact dezelfde inhoud.

Als het bestuur werkt met één doorlopende nummering voor de verschillende dagboeken, volstaat de vermelding van het volgnummer van de laatste inschrijving.

Verschil tussen prioritaire en niet-prioritaire acties en actieplannen

Prioritaire acties of actieplannen zijn acties of actieplannen die de raad zo belangrijk vindt dat het bestuur er in het strategische luik van de beleidsrapporten expliciet over moet rapporteren. Die expliciete rapportering gebeurt in de strategische nota van het (aangepaste) meerjarenplan of in de beleidsevaluatie van de jaarrekening.

Het onderscheid tussen prioritaire en andere acties en actieplannen duidt dus op een verschil in de opvolging en rapportering over de inhoud en de stand van zaken van die acties en actieplannen. Over de prioritaire acties en actieplannen wordt in het inhoudelijke luik van een beleidsrapport op een individuele basis gerapporteerd. Over de andere acties en actieplannen wordt in de beleidsrapporten zelf op een meer globale manier gerapporteerd. Elke actie, elk actieplan en iedere beleidsdoelstelling is op individuele basis terug te vinden in de documentatie bij het beleidsrapport.

De documentatie bij een beleidsrapport bevat immers een overzicht van alle beleidsdoelstellingen, actieplannen, acties en de onderliggende uitgaven en ontvangsten die in het beleidsrapport zijn opgenomen.

Opname van entiteiten in het geconsolideerd financieel evenwicht

De gemeente en het OCMW moeten in hun beleidsrapporten in de staat van het financieel evenwicht (zie schema’s M2, M2 (W) en J2) ook de indicatoren opnemen over het financiële evenwicht voor de autonome gemeentebedrijven en de districten.

Voor welzijnsverenigingen is dat geen verplichting, omdat die verenigingen meestal een samenwerkingsverband zijn van meerdere OCMW’s (en eventueel gemeenten). De gemeente en het OCMW kunnen die indicatoren vrijwillig opnemen. Dat is nuttig als:

  • de welzijnsvereniging maar voor 1 gemeente en haar OCMW werkt
  • als de moederbesturen zich uitstrekken over het grondgebied van meerdere gemeenten. In dat geval kan het lokaal bestuur werken met een getrouwe verdeelsleutel.

Onbeschikbare gelden (schema’s M2, M2 (W) en J2)

De onbeschikbare gelden zijn geldmiddelen waarover het bestuur tijdens de duur van het boekjaar niet kan beschikken. Het zijn budgettaire middelen die in het bestuur aanwezig zijn en die zijn opgenomen in het gecumuleerd budgettair resultaat, maar die het bestuur omwille van regelgeving of verplichtingen budgettair niet kan gebruiken in de loop van het volgende boekjaar.

De meest gekende voorbeelden zijn gelden die verplicht op een geblokkeerde rekening staan, bijvoorbeeld in het kader van Care Property Invest-overeenkomsten, juridische geschillen, huur- of andere waarborgen, enzovoort.

Het begrip ‘onbeschikbare gelden’ is eng gedefinieerd om te vermijden dat besturen leningen moeten inschrijven om een financieel evenwicht aan te tonen terwijl ze eigenlijk over voldoende middelen beschikken.

De geldmiddelen die de raad in het meerjarenplan en/of de jaarrekening wil reserveren voor een specifieke bestemming (bv. een investeringsproject, financiering van pensioenverplichtingen) in de volgende boekjaren zijn geen onbeschikbare gelden, tenzij er een overeenkomst is waaruit de onbeschikbaarheid blijkt. Het bestuur moet zelf de concrete context en/of overeenkomst beoordelen.

Gemeentelijke toelage aan het OCMW

De gemeente moet ervoor zorgen dat het OCMW zijn financiële verplichtingen kan nakomen. Dat gebeurt door een tussenkomst in de financiële verplichtingen van het OCMW bij de vaststelling van de jaarrekening en de resultaatsverwerking daarin. Vroeger nam een bestuur een geraamde gemeentelijke bijdrage op in het (aangepaste) meerjarenplan.

De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn bepalen het bedrag van de tussenkomst in de toelichting bij de balans (schema T4 (J), deel mutatiestaat van het nettoactief, rubriek B). Zie in dit verband ook de boekhoudfiches 8051 (Transacties tussen gemeente en OCMW)(PDF bestand opent in nieuw venster) en 7901 (Verwerking overschot of tekort van het boekjaar)(PDF bestand opent in nieuw venster).

Indeling in beleidsdomeinen

De lokale en provinciale besturen vervullen hun opdrachten op verschillende maatschappelijke domeinen die met het welzijn van de burgers en met de duurzame ontwikkeling van hun gebied te maken hebben. Binnen elk van die domeinen doen ze uitgaven en ontvangsten. Een financiële rapportering volgens een indeling in beleidsdomeinen geeft een beter inzicht in de uitgaven en ontvangsten volgens het maatschappelijke domein waarin ze zich situeren.

De toelichting van de beleidsrapporten bevat daarom een overzicht van ontvangsten en uitgaven naar functionele aard, opgesteld overeenkomstig schema T1, T1 (W) en T1 (J). Elk bestuur heeft de vrijheid om de indeling in beleidsdomeinen die het in dat schema gebruikt zelf te bepalen volgens de eigen specifieke informatiebehoeften.

Elk bestuur moet minstens 2 beleidsdomeinen hebben: het verplichte beleidsdomein ‘Algemene Financiering’ en minstens nog 1 ander beleidsdomein. Dat is het absolute wettelijke minimum. Om in de beleidsrapporten een zinvolle rapportering te bekomen over de uitgaven en ontvangsten volgens de beleidsdomeinen is het nodig dat een bestuur een indeling in meer dan 2 beleidsdomeinen gebruikt. De Vlaamse overheid onderscheidt in haar analyses over de lokale besturen een tiental functionele beleidsdomeinen.

Een beleidsdomein is een verzameling van beleidsvelden die een herkenbaar en samenhangend geheel vormen. De beleidsvelden zijn vastgelegd in een gestandaardiseerd stelsel. Elke raad bepaalt de samenstelling van de eigen beleidsdomeinen, behalve die van het beleidsdomein Algemene Financiering. De documentatie bij de beleidsrapporten moet een overzicht van de beleidsvelden per beleidsdomein bevatten.

Financiële risico’s

Raadsleden moeten voldoende duiding krijgen over de financiële risico’s van het bestuur. De financiële risico’s vormen essentiële informatie en moeten expliciet opgenomen worden in de toelichting waarover de raadsleden moeten beschikken op het ogenblik dat ze beslissen over een beleidsrapport. Ook in de opvolgingsrapportering moet het bestuur de raadsleden informeren over eventuele wijzigingen in de financiële risico’s.

Er is geen definitie van de term ‘financieel risico’ of een exhaustieve lijst van de elementen die een bestuur onder de financiële risico’s moet opnemen. Het gaat er vooral om de raadsleden te wijzen op risico’s die een belangrijke impact kunnen hebben op de financiële situatie van het bestuur als ze zich zouden voltrekken. Daarom moet elk bestuur in de toelichting van de beleidsrapporten een duidelijk overzicht geven van:

  • de concrete financiële risico’s die het loopt
  • de omvang (bedrag, impact, budgettair gevolg) als het risico zich voltrekt
  • de middelen en mogelijkheden waarover het beschikt om het risico geheel of gedeeltelijk af te dekken.

De beleidsrapporten moeten geen gedetailleerde risicoanalyse bevatten. Een risicoanalyse kan wel deel uitmaken van het organisatiebeheersingssysteem.

De financiële risico’s zijn divers van aard en voor elk bestuur verschillend. Voor een goed overzicht worden ze het best gerubriceerd weergegeven.

Voorbeeld van een gerubriceerde weergave
  • Risico’s inzake het schuldbeheer:
    • het renterisico: het risico op hogere rentelasten omwille van een wijziging van de rentetarieven
    • het aflossingsrisico: het risico dat verband houdt met de terugbetaling van leningen en certificaten of hogere aflossingen omwille van de wijzigende omgeving;
    • liquiditeits- en herfinancieringsrisico: het risico om onvoldoende financiering te vinden in de markt
    • kredietrisico: het risico dat de tegenpartij van een krediet in faling gaat
  • Risico’s inzake het thesauriebeheer:
    • de solvabiliteit van de instelling waarbij het bestuur belegt
    • de mate waarin het kapitaal van de beleggingen is gewaarborgd
    • de mate waarin de opbrengst van de beleggingen is gewaarborgd
  • Risico’s inzake de evolutie van de exploitatieontvangsten:
    • de assumpties bij de opmaak van (de aanpassing van) het meerjarenplan (inflatie en de impact op de aanvullende personenbelasting en de onroerende voorheffing)
    • de afhankelijkheid van één of enkele grote belastingbetalers
    • de impact van de vergrijzing op de aanvullende personenbelasting
    • de wanbetaling van belastingen en retributies
  • Risico’s inzake de evolutie van de exploitatie-uitgaven:
    • de assumpties bij de opmaak van (de aanpassing van) het meerjarenplan (inflatie en de impact op de verschillende soorten uitgaven)
    • de evolutie van de pensioenlasten en de evolutie van de samenstelling van het personeelsbestand
    • de gevolgen van bepaalde investeringen op de exploitatie
    • de gevolgen van nieuwe dienstverlening
  • Risico’s als gevolg van bepaalde overeenkomsten:
    • borgstellingen
    • subsidiebeloften
    • toegestane leningen (het risico op niet-terugbetaling)
    • langdurige overeenkomsten, zoals PPS-overeenkomsten
  • Risico’s inzake de verplichtingen tegenover verbonden partijen:
    • politiezones
    • hulpverleningszones
    • verzelfstandigde entiteiten (AGB’s, OCMW-verenigingen, APB’s,…)
    • intergemeentelijke samenwerkingen
  • Andere risico’s:
    • juridische geschillen
    • inschatting verkoopprijs bij geplande verkopen van onroerende goederen.
    • juridische geschillen
    • inschatting verkoopprijs bij geplande verkopen van onroerende goederen.

Digitale rapportering aan de Vlaamse overheid

Onmiddellijk na de definitieve vaststelling van hun beleidsrapporten, moeten de besturen de gegevens van die beleidsrapporten in digitale vorm aan het Agentschap Binnenlands Bestuur bezorgen. Zolang dat niet gebeurd is, is het vastgestelde beleidsrapport niet uitvoerbaar.

Alternatief schema M2

Bij de opmaak van het meerjarenplan 2026-2031 is het belangrijk om de raadsleden een correcte voorstelling te geven van de geplande investeringen en van de budgettaire uitgangspositie waarvan die planning vertrekt. Die budgettaire uitgangspositie komt in het schema van het financieel evenwicht (schema M2) tot uiting in het bedrag dat het bestuur inschrijft als het verwachte gecumuleerd budgettair resultaat op 31 december 2025.

In principe volgt dat geraamde resultaat rechtstreeks uit de ramingen die het bestuur heeft ingeschreven in de laatste door de raad vastgestelde aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025. Op het moment van de opmaak van het meerjarenplan 2026-2031 beschikken de besturen echter over actuelere cijfers (bv. over de uitvoering van de investeringsplanning), die toelaten om het verwachte gecumuleerd budgettair resultaat op 31 december 2025 accurater te ramen.

Om de administratieve lasten te beperken en besturen niet te verplichten op dat ogenblik ook nog een aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 te doen, is het toegestaan om bij de opmaak van het meerjarenplan 2026-2031 het gecumuleerd budgettair resultaat van 2025 op een onderbouwde manier bij te sturen ten opzichte van het bedrag dat daarvoor is ingeschreven in de laatste aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 die door de raad is vastgesteld.

Het onderstaande aanvullend alternatief en ondersteunend schema M2 illustreert de wijze waarop het bestuur dat in de financiële nota kan presenteren. De motivering voor de geraamde afwijking hoort thuis in de bijkomende commentaar bij het schema M2 of in de toelichting van het meerjarenplan. Het gebruik van die techniek is in het initiële meerjarenplan 2026-2031 alleen toegestaan voor de raming van het gecumuleerd budgettair resultaat voor het boekjaar 2025 dat wordt ingeschreven in het boekjaar 2026.

Regelgeving